4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Eind mei 2006 is het onderzoek DIAZ2006 gestart naar aanleiding van een aangifte van een tweetal vrijheidsberovingen van [slachtoffer]. Tijdens het onderzoek kreeg de politie zicht op een groep personen die zich bezig hield met het smokkelen van cocaïne vanuit Gambia, Sierra Leone en Guinee naar Nederland.
In het onderzoek DIAZ2006 is onderzoek gedaan naar de volgende verdachten:
- [medeverdachte 1]
- [verdachte]
- [medeverdachte 2]
- [medeverdachte 3],
- [medeverdachte 4]
- [medeverdachte 5]
- [medeverdachte 6]
- [medeverdachte 7]
- [medeverdachte 8]
- [medeverdachte 9]
- [medeverdachte 10]
- [medeverdachte 11]
- [medeverdachte 12]
- [medeverdachte 13]
- [medeverdachte 14]
- [medeverdachte 15]
- [medeverdachte 16].
In 2006 en 2007 zijn alle hierboven genoemde verdachten aangehouden, met uitzondering van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 7]. [medeverdachte 7] is op 16 september 2009 aangehouden.
De verblijfplaats van verdachte [verdachte] was medio 2006 onbekend en het vermoeden bestond dat hij in Afrika verbleef. Medio 2006 is een Europees Aanhoudingsbevel uitgevaardigd door Nederland en door België. Op basis van het Belgische aanhoudingsbevel is verdachte [verdachte] begin 2013 op het vliegveld in Madrid aangehouden en op 27 maart 2013 vanuit België uitgeleverd aan Nederland.
Algemene bewijsmiddelen
Verdachte heeft verklaard dat hij tussen 1999 en 2006 in Utrecht heeft gewoond. Voorts heeft hij verklaard dat hij drie kinderen heeft met [medeverdachte 3] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 3]). Met [medeverdachte 3] heeft verdachte een relatie gehad.
Verdachte heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van de naam [verdachte], met geboortedatum[1984], in de tijd dat hij in Nederland verbleef.
Verdachte heeft zichzelf herkend op foto 7 van de fotomap DIAZ2006.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij een relatie heeft gehad met [verdachte] en dat zij drie kinderen hebben.[medeverdachte 3] heeft verdachte aangewezen op foto 7 als zijnde [verdachte].
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat haar telefoonnummer is [telefoonnummer].
Ten aanzien van het telefoongesprek op 16 juni 2006, 14.51 uur, heeft [medeverdachte 3] verklaard dat ze zichzelf en[verdachte] hoort. Ook ten aanzien van de telefoongesprekken op 20 juni 2006, 18.14 uur en op 22 juni 2006, 22.48 uur, heeft [medeverdachte 3] verklaard dat ze zichzelf en[verdachte] hoort.[verdachte] belt hier met het telefoonnummer[telefoonnummer].
[medeverdachte 1] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 1]) heeft verklaard dat[verdachte] dezelfde persoon is als de “[naam]” voor wie hij op 13 juni 2006 iemand van Schiphol moest halen.
[medeverdachte 4] heeft verdachte herkend op foto 7 als zijnde [verdachte].
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij de persoon op de foto, bij de politie bekend als [verdachte], kent als [naam].
[medeverdachte 9] heeft verdachte herkend op foto 7 als zijnde [verdachte]. Hij heeft verklaard dat[verdachte] een paar keer aan hem heeft gevraagd of hij drugs wilde vervoeren.
[medeverdachte 7] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 7]) heeft verklaard dat hij een keer gebeld is door [verdachte] en dat hij samen met [medeverdachte 1] een persoon op moest halen. Zij zijn daarna naar een andere man in Amsterdam gegaan. [medeverdachte 7] zag dat de andere man in Amsterdam de schoen openmaakte. In de schoen zat wit poeder.
[medeverdachte 2] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 2]) heeft verklaard dat hij de schoenmaker wordt genoemd en dat hij verdachte op een foto herkent als degene voor wie hij harddrugs in schoenen moest verstoppen. Ook heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij geld heeft ingebouwd in schoenen en dat hij voor verdachte ook drugs uit schoenen heeft gehaald. Het drugs of geld in schoenen bouwen is meer dan vijf keer gebeurd. Andere mensen kwamen het geld en de drugs brengen of halen.De man belde hem en vroeg of hij cocaïne in schoenen wilde stoppen.[medeverdachte 2] wordt ook wel eens [naam] genoemd.
In de woning van [medeverdachte 2] wordt op 4 juli 2006 bij een doorzoeking 330 gram poeder aangetroffen.Het poeder met kenmerk 20061140 is verzonden naar het NFI.Dit poeder bleek cocaïne te zijn.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat verdachte onder meer gebruik maakt van de telefoonnummers:
[telefoonnummer]
[telefoonnummer]
[telefoonnummer]
[telefoonnummer]
[telefoonnummer]
Uit het vergelijkend spraakonderzoek, uitgevoerd door prof. dr. A.P.A. Broeders, komt naar voren dat de telefoongesprekken gevoerd op 14 juni 2006 om 17.21 uur, 20 juni 2006 om 18.14 uur en om 19.32 uur en op 28 juni 2006 om 23.27 uur met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn gevoerd door verdachte. De telefoongesprekken gevoerd op 5 juni 2006 om 23.44 uur, 6 juni 2006 om 01.40 uur, 15.19 uur en 18.45 uur, op 14 juni 2006 om 00.49 uur, op 4 juli 2006 om 10.26 uur, 11.53 uur, 16.11 uur en 23.51 uur zijn hoogstwaarschijnlijk gevoerd door verdachte. Het telefoongesprek gevoerd om 4 juli 2006 om 09.10 uur is waarschijnlijk gevoerd door verdachte.
Overwegingen ten aanzien van de door verdachte gebruikte telefoonnummers
De verdediging heeft aangevoerd dat het vergelijkend spraakonderzoek niet als bewijsmiddel kan dienen, omdat verdachte heeft ontkend de gesprekken te hebben gevoerd, dat de stem van verdachte mogelijk veranderd kan zijn in de zeven jaren die verstreken zijn en dat de gesprekken vervormd kunnen zijn, omdat ze vanuit Afrika zijn gevoerd. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat het vergelijkend spraakonderzoek is uitgevoerd door een deskundige en dat in de bevindingen van de deskundige rekening is gehouden met de beperkingen van een dergelijk onderzoek. De deskundige heeft de mate van waarschijnlijkheid onderzocht en daarbij alle omstandigheden in aanmerking genomen. De rechtbank ziet dan ook geen enkele reden om dit onderzoek uit te sluiten van het bewijs en zal het onderzoek gebruiken als bewijsmiddel. De rechtbank merkt daarbij wel op dat het vergelijkend spraakonderzoek niet op zichzelf staat en dat het in samenhang met andere bewijsmiddelen zal worden gebruikt.
Uit het onderzoek van de politie en het vergelijkend spraakonderzoek door prof. dr. Broeders leidt de rechtbank af dat verdachte gebruikt maakte van de telefoonnummers eindigend op -[telefoonnummer], -[telefoonnummer], -[telefoonnummer], -[telefoonnummer] en -[telefoonnummer]. De rechtbank acht daarom, en gelet op de in dit vonnis weergegeven verklaringen van medeverdachten en de inhoud van de weergegeven gesprekken, aannemelijk dat ook niet door de deskundige onderzochte telefoongesprekken die gevoerd zijn met deze telefoonnummers door verdachte zijn gevoerd.
Ten behoeve van de leesbaarheid zullen van de telefoonnummers waarvan de communicatie is opgenomen slechts de laatste vier cijfers worden weergegeven. Wanneer in een telefoongesprek (sh) genoemd staat, betekent dit dat de stem is herkend door een verbalisant.
Overwegingen ten aanzien van cocaïne
In niet alle ten laste gelegde drugstransporten is cocaïne in beslaggenomen (feiten 1, 2 en 4). Er heeft derhalve geen onderzoek plaatsgevonden of ook in die situaties cocaïne werd vervoerd en ingevoerd. De rechtbank is van oordeel dat ook in deze zaken sprake is geweest van de stof cocaïne, gelet op de volgende omstandigheden:
- Blijkens het proces-verbaal DIAZ2006 van de politie Utrecht is zicht gekregen op een zestal drugstransporten die steeds op soortgelijke wijze werden georganiseerd en uitgevoerd, te weten de smokkel van (naar werd aangenomen) cocaïne in schoenen en albums;
- Tweemaal is bij de invoer in Nederland via Schiphol, op 13 juni 2006 en 4 juli 2006, daadwerkelijk cocaïne in beslag genomen en door het NFI onderzocht (feiten 3 en 5);
- Na aanhouding van de schoenmaker [medeverdachte 2] vond op 4 juli 2006 een doorzoeking plaats in de woning van [medeverdachte 2]. Bij deze doorzoeking werd onder andere 330 gram cocaïne aangetroffen;
- [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard over harddrugs en in verband daarmee enkel gesproken over cocaïne.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het uitgesloten dat het in de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 4 om iets anders dan cocaïne zou gaan.
Feit 1
Datum 1 juni 2006, 17:54 *[telefoonnummer] naar * [telefoonnummer]
[medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) belt uit en vraagt naar nummer van[verdachte]. NN zegt dat hij daar is.[verdachte] komt aan de telefoon.[verdachte]
vraagt aan [medeverdachte 1] hoeveel het was van die dingen die [medeverdachte 1] van die mensen had gekregen.
[medeverdachte 1] zegt: “2 schoenen. 1 sandaal en 1 schoen en 1 half album.
[verdachte] vraagt hoeveel er in die 3 verschillende dingen zit. [medeverdachte 1] antwoordt “[telefoonnummer]”.
[verdachte] zegt dat als het 3 verschillende dingen zijn, dat het dan toch wel meer is.
[medeverdachte 1] antwoordt dat de maten niet zo groot zijn. De sandaal is 42 en daarna zegt hij dat de sandaal 41 is en de schoen is 43.
Datum 1 juni 2006, 18:05 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit naar NN-man in Guinea en vraagt naar[verdachte].[verdachte] komt aan de telefoon.
Ch: Hoor eens die mensen zeggen dat doe dingen die ze ontvangen hebben, is niet de juiste hoeveelheid.
Want ze zeggen dat jullie meer dan 1.8 hebben ontvangen.
M: Nee ze hebben 3 schoenen en een half van dat ding.
Ch: Ze zeggen dat ze 2 schoenen en een half van dat ding hebben ontvangen.
(..)
M: Nee. Dat klopt niet. Die sandaal heeft een inhoud van ongeveer 700. En die andere schoen ook. Want ze zijn kleinere maten. Die schoenen zijn maat 41 en 42 of 42 en 43. Want dat heb ik allemaal ergens opgeschreven.
M: Want die schoenmaker heeft het zelf ook allemaal opgeschreven.
M: Weet je wat wij gaan doen? Toen wij die schoenen hebben ontvangen, hebben wij die schoenen door de schoenmaker open laten maken. Hij weet wel welke maat schoenen hij heeft opengemaakt.
Ch: Ook zou ik graag willen weten zijn komst, wanneer dat gaat plaatsvinden.
In een boekje dat is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] staat de volgende aantekening:
Album
42 x 1
41 x 1 sand
28
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Uit bovengenoemde telefoongesprekken en de aantekening in het notitieboekje, in samenhang met de verklaringen van [medeverdachte 2], en bezien in samenhang met het bewijs ten aanzien van de andere ten laste gelegde feiten, leidt de rechtbank af dat verdachte samen met anderen in de periode van 30 mei 2006 tot en met 2 juni 2006 1.850 gram cocaïne heeft ingevoerd in Nederland.
Feit 2
Datum 5 juni 2006, 17:55 *[telefoonnummer] naar * [telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt naar * in Gambia
M: Wie komt morgen?
I: [medeverdachte 10] zal komen
M: Kun je mij een beschrijving geven van de man die wel komt
M: Geef die man maar aan de lijn.
J: Ik ben het [medeverdachte 10]
M: Hoe heet je van achternaam?
J: [medeverdachte 10]
J: Ik vertrek om elf uur dertig.
M: Hoe ben je dan gekleed
J: Ik draag een donkerblauw pak en een pet met het opschrift LL-COOL-J
J: ik woon zelf in Rotterdam.
M: Ken jij [naam] die in [woonplaats] woont?
J: Ik ken hem wel via mijn broertje [medeverdachte 11]. [medeverdachte 11] heeft mij aan [naam] voorgesteld.
Datum 5 juni 2006, 18:03 *[telefoonnummer] naar * [telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt naar * in Gambia
M: Je moet hem naar het vliegveld brengen dan bel ik jou later wel om te vragen wat voor soort kleding hij draagt.
Datum 5 juni 2006, 18:04 *[telefoonnummer] naar * [telefoonnummer]
M: [medeverdachte 1] belt met [naam].
M: Ken jij die broer van die andere jongen? Die komt morgenochtend aan op Schiphol?
M: Ik dacht dat jij hem kende. Zodat jij met mij mee zou kunnen gaan om die jongen op te halen op Schiphol.
Datum 5 juni 2006, 21:38 *[telefoonnummer] naar * [telefoonnummer]
[medeverdachte 7] belt [medeverdachte 1].
A: He Med. waar ben jij. Ik kom jouw kant op.
M: Heb jij die [naam] gebeld?
A: Ik heb [naam] gebeld en hij komt van [woonplaats].
Datum 5 juni 2006, 23:44 *[telefoonnummer] naar * [telefoonnummer]
[verdachte] belt [medeverdachte 1] vanuit Sierra Leone..
Ch: Als die man komt, moet je proberen dat ding te nemen en moet je hem niks geven. Zeg maar dat zijn broertje dat wel zal geven Je gaat daar toch naar toe met [medeverdachte 7].
Datum 5 juni 2006, 1:40 *[telefoonnummer] naar * [telefoonnummer]
[verdachte] (sh) belt vanuit Sierra Leone naar [medeverdachte 1]. Gesprek gaat over de vlucht. Als het goed is gegaan, moet [medeverdachte 1] direct terugbellen met [verdachte].
Datum 6 juni 2006, 8:59 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt vanuit paallocatie Schiphol naar een telefoonnummer dat niet opgenomen wordt.
Datum 6 juni 2006, 9:02 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt naar Gambia.
M: Wij hebben die jongen gezien.
Datum 6 juni 2006, 10:02 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met NNman in Gambia.
(..)
M: Wat neemt die allemaal mee?
NN: 5 schoenen en 1 album.
M: Wat zeg je?
NN: 5 paar schoenen en een album. “How to call it again; book book book”.
M: Is goed. Ken jij [naam] wel bellen?
NN: Ja.
Datum 6 juni 2006, 10:14 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] in Sierra Leone.
[medeverdachte 1] zegt dat hij die man heeft gezien die aangekomen is. [medeverdachte 1] zegt dat hij alles heeft ontvangen wat die man bij zich had.
[verdachte] zegt dat dat mooi is.
[medeverdachte 1] zegt dat hij naar die andere kant heeft gebeld (Gambia).
[medeverdachte 1] vraagt wat ze met die man moeten doen, die aangekomen is met die vlucht.
[verdachte] zegt dat het broertje van de man die aangekomen is het geld krijgt. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] (naam onverstaanbaar) moet bellen.
Datum 6 juni 2006, 10:33 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[verdachte] (sh) belt vanuit Sierra Leone naar [medeverdachte 1].
[verdachte] zegt dat hij wilt dat [medeverdachte 1] die man belt.
[medeverdachte 1] zegt dat dit goed is.
[verdachte] zegt dat als je bij hem bent en er is iets dan moet je mij bellen.
Is goed zegt [medeverdachte 1].
Datum 6 juni 2006, 12:20 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 7] (zn) belt met de GSM van [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] en spreekt hem aan met “brother”.
[medeverdachte 7] zegt dat hij onderweg is naar Hilversum.
[medeverdachte 2] zegt dat hij het nummer kwijt is en vraagt naar het nummer. Het nummer is: [telefoonnummer] ([medeverdachte 1])
Datum 6 juni 2006, 14:45 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1]/[medeverdachte 7] belt naar [medeverdachte 2] en zegt dat hij buiten staat.
Datum 6 juni 2006, 15:00 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met[verdachte] in Sierra Leone.
[medeverdachte 1] zegt dat hij op dat moment bij de schoenmaker is. [medeverdachte 1] vraagt aan[verdachte] of hij de schoenmaker al heeft gesproken.
[verdachte] zegt dat hij de schoenmaker heeft gesproken. [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] of ze al gekeken hebben. [medeverdachte 1] zegt dat hij bezig is om ze open te maken en dat ze nog niet gekeken hebben.
[verdachte] vraagt of ze hem willen bellen als ze klaar zijn, om door te geven wat het is geworden.[verdachte] zegt dat ze zo snel mogelijk voor het geld moeten zorgen. Als ze het geld hebben moet het geld zo snel mogelijk naar Sierra Leone.[verdachte] geeft aan dat hij eerst wil weten hoeveel er aangekomen is.
[medeverdachte 1] vraagt aan[verdachte] of ze er aan mogen zitten.
[verdachte] zegt dat ze er aan mogen zitten, want die ene jongen zou er 26 voor geven en die ander jongen zou er 27 voor geven.
(..)
Vervolgens gaat het gesprek over de schoenmaker. De schoenmaker wil ook weg en wil ook een ticket.
Schoenmaker zou willen hebben dat hun het ticket betalen.
[medeverdachte 1] zegt dat hij contact heeft gehad met Schoenmaker. Schoenmaker zou een ticket hebben gezien voor 1800 euro.
[verdachte] vond dat te duur.[verdachte] zegt dat de Schoenmaker een ticket moet kopen van Amsterdam naar Gambia.[verdachte] geeft aan dat tegen de tijd dat de Schoenmaker in Gambia is, hij er ook zal zijn.
[medeverdachte 1] zegt dat de schoenmaker nu dingen aan het koken is.
[verdachte] zegt dat als de schoenmaker daarmee klaar is hij dan hem terug zal bellen, zodat hij met de schoenmaker kan bellen.[verdachte] zegt dat de schoenmaker zich goed moet concentreren, want ze moeten tot 8 uit zien te komen.
[medeverdachte 1] zegt dat dat geen probleem is.
Datum 6 juni 2006, 15:19 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] (sh) in Sierra Leone.
[medeverdachte 1] vertelt dat alleen 1 is uitgekomen.
[verdachte] vraagt hoeveel het in totaal is geworden.
[medeverdachte 1] zegt dat ze het nog niet weten. [medeverdachte 1] vraagt of[verdachte] het zoals de vorige keer wil hebben.
[verdachte] zegt dat ze het eerst moeten afwegen. Hij zegt dat hij wil weten of het 5 of 6 is.
Datum 6 juni 2006, 15:34 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met [verdachte] in Sierra Leone.
[medeverdachte 1] zegt dat ze het hebben gewogen en dat het 5,760 is geworden.
[verdachte] vraagt of het 5.570 is geworden.
[medeverdachte 1] zegt dat het 5,760 is geworden.
Datum 6 juni 2006, 15:36 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met[verdachte] in Sierra Leone.
Ze hebben het over de uitslag van 5.760
[medeverdachte 1] vraagt[verdachte] of hij wil dat het weer standaard 8 wordt.
[verdachte] vraagt wederom naar het gewicht.[verdachte] vraagt of het 9.60 is geworden.
[medeverdachte 1] zegt dat het 9 en nog wat is geworden.
[verdachte] zegt dat het 500 moet worden.[verdachte] vraagt of hij “[naam]” aan de lijn kan krijgen.
[naam] komt aan de lijn.[verdachte] zegt tegen [naam] dat hij de afgelopen dagen heel veel heeft verloren en vraagt [naam] of hij meer in kan zetten.
[naam] zegt dat als hij het doet zoals[verdachte] vraagt, het langer zal duren voordat ze het kunnen verkopen.
[verdachte] vraagt hoeveel van het spul hij nodig heeft.
[naam] zegt dat hij 3 nodig heeft.
[verdachte] zegt dat hij wil dat [naam] 2 neemt.
[naam] zegt dat als hij neemt, die anderen ook lager zullen worden.
[verdachte] zegt dat hij die anderen ook zo moet mengen.[verdachte] zegt dat “die ene” het zo wel wil nemen.
[naam] vraagt hoeveel hij nu moet nemen. [naam] zegt dat hij van[verdachte] wil horen wat hij moet doen.[verdachte]
zegt dat hij het 2.7 wil hebben.
[naam] zegt dat het restant wel 3,76 zal zijn.
[verdachte] vraagt of dat geen 400 kan worden.
[naam] zegt dat het wel op dat niveau gebracht kan worden.
[medeverdachte 1] neemt het gesprek weer over.
[verdachte] zegt dat hij met [naam] heeft afgesproken dat [naam] er 2 zou uit halen.[verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] moet zeggen dat ze het geld wel morgen willen hebben.[verdachte] zegt dat er 3 ons 60 over zou blijven. Dat dit 400 moet worden en dat die 400 naar [naam] moet. [naam] neemt dat voor twee zes.
[medeverdachte 1] vraagt of hij alles in 1 keer moet geven, of dat hij het beetje voor beetje moet geven.
[verdachte] zegt dat hij daarover nog zal bellen.
[medeverdachte 1] gaf de telefoon over aan [medeverdachte 7] (stemherkenning).
[medeverdachte 7] zegt tegen[verdachte] dat die jongens aan de andere kant wel willen.
[verdachte] vraagt welke jongens.
[medeverdachte 7] zegt dat hij zijn oom in Duitsland bedoeld.
[verdachte] zegt dat ze nu hard geld nodig hebben. [medeverdachte 7] zegt dat ze het voor 3 willen hebben.
[verdachte] zegt dat 3 niet slecht is en dat [medeverdachte 7] het verder moet regelen.
(..)
[verdachte] zegt dat [naam] zes af zou nemen[verdachte] zegt dat die [naam] niet helemaal spoort. [naam] moet 2 nemen en dat hij het voor twee zeven neemt.[verdachte] zegt dat [naam] het voor acht neemt.[verdachte] vraagt [medeverdachte 7] of hij wil bellen of die mensen het geld wel hebben.
[medeverdachte 1] neemt het gesprek over.
[medeverdachte 1] vraagt aan[verdachte] of nu vier of vijf gemaakt moet worden.
[verdachte] zegt dat ze in ieder geval op acht uit moeten komen. De standaard acht.[verdachte] zegt dat [medeverdachte 7] heeft gezegd dat zijn mensen wel geïnteresseerd zijn, maar dat hij niet net als de vorige keer wil dat ze eerst het spul krijgen en hij later het geld.
Datum 6 juni 2006, 16:26 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] (sh) belt met[verdachte] (sh) in Sierra Leone.
[medeverdachte 1] zegt dat het 8 is geworden.
Hoeveel 8 vraagt[verdachte].
[medeverdachte 1] bevestigt dit.
[verdachte] vraagt hoeveel is het geworden.
[medeverdachte 1] zegt het is 400.
[verdachte] vraagt of het precies 8 is geworden. Als hij zijn deel eruit haalt hoeveel blijft erover.
[medeverdachte 1] zegt dat overblijft 416.
[verdachte] zegt die 160 die over is, met dat wat hij heeft wordt het 261.
[medeverdachte 1] zegt dat hij het al heeft ingepakt.
Ok zegt[verdachte] maar je moet goed opletten dat er geen restanten zomaar overblijven want soms is het toch wel meer heb ik gemerkt.[verdachte] zegt dat hij die vent zou gaan bellen.
[medeverdachte 1] zegt wat doen we met zijn ticket dan?
(..)
[verdachte] zegt dat dit goed is en hij zal NN hierover bellen en verder dat NN er voor moet zorgen dat vandaag of morgen dat ding klaar is.
NN gaat dit doen.
Datum 6 juni 2006, 16:32 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[verdachte] belt vanuit Sierra Leone naar [medeverdachte 1].
[verdachte] belt in en zegt tegen [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 1] die man moet bellen en naar hem toe moet gaan.
[medeverdachte 1] zal dit doen.
Datum 6 juni 2006, 18:26 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 7] (sh) belt met[verdachte] (sh) in Sierra Leone.
[medeverdachte 7] zegt dat ze nu bij die vent zijn en dat die vent zeurt veel.
[medeverdachte 7] zegt dat als die vent jou belt zal je niet geloven wat je zegt. [medeverdachte 7] zegt dat er 9 uitgekomen is. [medeverdachte 7] vraagt of[verdachte] ‘biggie’ gaat bellen.
[verdachte] zegt dat hij ‘biggie” zo gaat bellen.
NNman komt aan de telefoon.
(..)
NN zegt dat er heel veel goede dingen zijn waar[verdachte] is maar wat hij
hier bij zich heeft dat het troep is.
NN krijgt hier hoofdpijn van.[verdachte] moet zorgen dat hij goed spul opstuurt.
[verdachte] zegt als het spul veel problemen voor NN veroorzaakt dan heeft[verdachte] wel mensen die dat spul nemen.
(..)
[verdachte] zegt dat het spul dat nu bij NN is dat hij dat niet heeft gedaan omdat hij er toen nog niet was. Vanaf nu zal[verdachte] zorgen voor goed spul.
NN belt eerst met mensen om te kijken of die het zouden nemen.
[verdachte] zegt dan neem 1 en de rest geef je terug aan die jongen. Als die ene weg is dan brengt die jongen de rest wel naar jou toe.
(..)
[verdachte] vraagt hoe we het nu gaan doen want[verdachte] heeft mensen die het wel voor die prijs zonder problemen willen nemen.[verdachte] belt die mensen en als ze het nemen dan laat[verdachte] het wel ophalen bij NN.
NN vindt dat goed.
Datum 7 juni 2006, 23:17 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt met[verdachte] (sh) in Sierra Leone.
(..)
. Die betaling van die jongen. Ik wil dat jij het [naam] geeft.
M: Die betaling voor die schoenmaker?
C: Nee. Voor die jongen. Geef hem gewoon 5000, maar wacht eerst op een telefoontje van [naam].
M: Dus moet ik hem gewoon die 5 geven he?
C: Ja. Geef hem 5. En hij zal van die 5 gewoon wel aan die jongen geven. Hij zal zijn deel wel geven.
M: Ik heb daar ook gebeld, voor het ticket voor die jongen. Die jongen zal later wel wat geld betalen, want het is zijn schuld.
M: Uit het gesprek begreep ik dat dat ticket voor dinsdag is.
C: Maandag?
M: Nee. Dinsdag. Die voor maandag was niet te krijgen. Maandag zou heel mooi zijn want die komt vroeg.
C: Hoe gaat het met mijn familie?
M: Ja ik ben daar op dit moment. Ik heb [A] en [B] gehaald om daar te slapen.
C: (Verbaasd) Slapen bij [medeverdachte 3]?
M: Ja. Of denk jij dat dat geen goed idee is? Want [medeverdachte 3] wil niet alleen zijn.
C: Ze mogen daar wel slapen want er is toch een aparte kamer daar toch?
(..)
C: Zeg tegen mijn familie dat ik zeer veel van hun houd.
M: [medeverdachte 3] zegt dat zij jou later zal bellen. Jouw liefdesverhaal, moet je maar bewaren voor als je haar aan de lijn hebt.
[medeverdachte 10] heeft de volgende reis geboekt: Banjul-Amsterdam op 5 juni 2006.Op de passagierslijst van de vlucht van Banjul, vertrek 05 juni 2006 naar Amsterdam, aankomst 06 juni 2006 stond één persoon met de naam [medeverdachte 10].Banjul ligt in Gambia.
Op twee losse papiertjes die zijn aangetroffen in portemonnee van [medeverdachte 1] in de woning van [medeverdachte 1] staat het volgende:
1. b file
2 x 46
1. x 44 sandal
2 x 44 shoe
En daar schuin onder staat
5760
370
30
6160
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt vast dat op de notitie het getal 5.760 staat vermeld, hetgeen overeenkomt met het gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] op 6 juni 2006 om 15.34 uur, waarin [medeverdachte 1] zegt dat “ze het hebben gewogen en dat het 5760 is geworden”. Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard over het open maken van schoenen waarin drugs was verborgen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en de algemene bewijsmiddelen, in samenhang bezien met het bewijs ten aanzien van de andere feiten, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen op 6 juni 2006 5.760 gram cocaïne heeft ingevoerd in Nederland.
Feit 3
Datum 6 juni 2006, 9:02 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt naar Gambia.
M: Wanneer komt [medeverdachte 11].
I: [medeverdachte 11] is aan het inchecken. Bel zo nog een keer. Ik wacht op jouw telefoontje.
M: Ik bel straks.
Datum 6 juni 2006, 10:02 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met NNman in Gambia.
M: Ben je klaar met alles?
NN: Ja. Hoor eens die jongen is zijn ticket vergeten thuis.
M: Hoe laat vertrekt die vlucht dan?
NN: Zo meteen. Maar het is niet meer mogelijk om met die vlucht mee te vliegen, omdat hij het ticket thuis is vergeten.
M: Dus hij heeft de vlucht gewoon gemist?
NN: Ja.
M: Kijk hoe je die andere jongen kan helpen met zijn ticket.
NN: Ik ga daar nu heen. Bel je mij later in de avond?
M: Doe ik wel.
Datum 6 juni 2006, 10:06 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met NN-man in Gambia. [medeverdachte 1] zegt; “Hoor eens, je moet zorgen dat zijn bagage in jou bezit komt.”
Datum 6 juni 2006, 10:09 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met NN-man.
(..)
[medeverdachte 1] vraagt of de bagage dan wel bij de NN man is.
NN man zegt dat de bagage en de ticket nog bij die jongen is.
[medeverdachte 1] zegt tegen NN man dat hij (NN man) naar die jongen moet gaan en de bagage van die jongen moet ophalen en mee moet brengen.
Datum 6 juni 2006, 10:02 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met NNman in Gambia.
M: Ben je klaar met alles?
NN: Ja. Hoor eens die jongen is zijn ticket vergeten thuis. (..)
Datum 6 juni 2006, 10:14 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt naar [verdachte] in Sierra Leone.
[medeverdachte 1] zegt dat hij had begrepen dat die jongen zijn vlucht had gemist, omdat hij zijn ticket kwijt was.
[verdachte] zegt dat ze hem maar moeten helpen om een ander ticket voor de volgende vlucht te zoeken.
Datum 6 juni 2006, 10:56 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met NN-man in Gambia.
[medeverdachte 1] vraagt die NN man of hij “hem” heeft gezien. [medeverdachte 1] vraagt of hij “het” heeft gekregen. [medeverdachte 1] vraagt of hij gecontroleerd heeft of hij alles had wat hij die jongen had gegeven er nog in zat. NN man zegt dat hij ‘hem” heeft gezien en het heeft gekregen.
[medeverdachte 1] geeft vervolgens de opdracht aan de NN man om een ticket te regelen voor de volgende vlucht.
NN man zegt dat de volgende vlucht dinsdag is.
[medeverdachte 1] zegt dat hij “het” spul goed moet bewaren, totdat de vlucht van maandag of dinsdag vertrekt.
Datum 7 juni 2006, 16:43 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met NNman in Gambia.
Dan gaat het gesprek over die andere jongen. Die moest een nieuw ticket kopen voor dinsdag. Volgens NN hebben [naam] en[verdachte] gezegd dat die jongen nu zelf een ticket moest kopen, omdat het z’n eigen schuld was. [medeverdachte 1] is het daar mee eens.
Datum 7 juni 2006, 23:17 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt met[verdachte] (sh) in Sierra Leone.
(..)
C: Die betaling van die jongen. Ik wil dat jij het [naam] geeft.
M: Die betaling voor die schoenmaker?
C: Nee. Voor die jongen. Geef hem gewoon 5000, maar wacht eerst op een telefoontje van [naam].
M: Dus moet ik hem gewoon die 5 geven he?
C: Ja. Geef hem 5. En hij zal van die 5 gewoon wel aan die jongen geven. Hij zal zijn deel wel geven.
M: Ik heb daar ook gebeld, voor het ticket voor die jongen. Die jongen zal later wel wat geld betalen, want het is zijn schuld.
M: Uit het gesprek begreep ik dat dat ticket voor dinsdag is.
C: Maandag?
M: Nee. Dinsdag. Die voor maandag was niet te krijgen. Maandag zou heel mooi zijn want die komt vroeg.
C: Hoe gaat het met mijn familie?
M: Ja ik ben daar op dit moment. Ik heb [A] en [B] gehaald om daar te slapen.
C: (Verbaasd) Slapen bij [medeverdachte 3]?
M: Ja. Of denk jij dat dat geen goed idee is? Want [medeverdachte 3] wil niet alleen zijn.
C: Ze mogen daar wel slapen want er is toch een aparte kamer daar toch?
(..)
C: Zeg tegen mijn familie dat ik zeer veel van hun houd.
M: [medeverdachte 3] zegt dat zij jou later zal bellen. Jouw liefdesverhaal, moet je maar bewaren voor als je haar aan de lijn hebt.
Datum 12 juni 2006, *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[naam] belt naar [medeverdachte 1] en krijgt [medeverdachte 5] aan de lijn.
[medeverdachte 5] zegt tegen [naam] dat hij [medeverdachte 1] aan de lijn geeft.
[medeverdachte 1] komt aan de lijn. (..)
[naam] zegt voor die jongen voor morgen is dat ‘s ochtends of is het ‘s middags.
[medeverdachte 1] zegt ja het is middags op dezelfde tijd en ik heb jou nodig om met mij mee te gaan om die jongen op te halen.
Datum 13 juni 2006, 12:01 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt met [naam] (..)
(..)
[naam] zegt je weet die afspraak wel he jij moet 4 cent aan die jongen geven. [medeverdachte 1] zegt vier he ja je weet als het aan mij ligt zo gezegd zo gedaan als er iets afgesproken is tussen jullie dan is het voor mij geen probleem. [medeverdachte 1] zegt no stress ik spreek je later.
Datum 13 juni 2006, 18:36 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt naar Gambia en vraagt aan NN wie hij aan de lijn heeft, is het [naam]?
Nee zegt de man, ik ben [naam]. [naam] zegt dat [medeverdachte 11] vertrokken. Vervolgens rekenen ze uit hoe laat hij aan zou komen. Vlucht duurt 6 uur. Lokale tijd om 20.00 uur.
Datum 13 juni 2006, 19:02 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt naar[verdachte].
(..)
[verdachte] zegt dat die andere jongen ook al vertrokken en vraagt of [medeverdachte 1] dit weet. [medeverdachte 1] weet dit.
Datum 13 juni 2006, *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 7] (sh) belt in naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] is onderweg voor die jongen.
[medeverdachte 7] vraagt of het niet te vroeg is. [medeverdachte 1] zegt dat hij vast gaat.
[medeverdachte 7] zegt dat ie dan maar op de informatieborden daar moet kijken.
Datum 14 juni 2006, 0:12 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
Paallocatie Schiphol.
NNman, vermoedelijk [A] die met [medeverdachte 1] is belt uit naar [medeverdachte 7] in Engeland.
[medeverdachte 7] vraagt of hij gekomen is en of alles in orde is. [medeverdachte 7] zegt dat hij op dat ding zat te wachten.
Ja zegt NNBuba, hij is gekomen.
[medeverdachte 7] zegt dat dit lekker is en dat hij blij is, hij zat de hele tijd eraan te denken.
[medeverdachte 7] zegt dat hij gebeld moet worden voordat NNbuba weggaat. Zal NNBuba doen.
Datum 14 juni 2006, 0:49 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt met[verdachte] en zegt dat het 5 schoenen zijn.
[verdachte] zegt dat dit klopt.
[medeverdachte 1] zegt nou dan breng ik hem gewoon naar huis.
[verdachte] zegt geef hem 4000 je hoeft niet dat andere geld daar af te halen dat wat hij verloren heeft.[verdachte] zegt dus je moet hem gewoon 4 geven he en je weet dat je [naam] ook 1000 moet geven.
[medeverdachte 1] zegt ja dat weet ik.
[verdachte] zegt weet je wat je moet doen geef hem 4200 geef hem iets meer want ik heb hem geen zakgeld gegeven toen hij hier was.[verdachte] zegt ik heb hem hier wet 450 euro gegeven maar dat zal ik later wel met hem bespreken geef hem maat 4200.
[medeverdachte 1] zegt ok geen probleem.
Door het observatieteam van de politie wordt op 14 juni 2006 gezien dat [medeverdachte 1] samen met twee onbekende mannen, NN1 en NN2, op Schiphol is. Om 00.40 uur zijn zij bij de [adres] te [woonplaats] en gaan die woning binnen. Om 00.50 uur verlaten zij de woning weer. Om 01.35 uur gaat NN2 de woning aan de [adres] te [woonplaats] binnen.
In de woning aan de [adres] te [woonplaats] wordt op 14 juni 2006 bij een doorzoeking die om 04:55 start een zwarte sporttas aangetroffen met vijf paar schoenen.
De aangetroffen goederen zijn voor onderzoek overgedragen aan [C].
In de zool van de schoenen zijn pakketjes aangetroffen.
Deze pakketjes zijn onderzocht.
Een partij van 471,64 gram kreeg als kenmerk 20061005
Een partij van 469,88 gram kreeg als kenmerk 20061006
Een partij van 449,66 gram kreeg als kenmerk 20061007
Een partij van 449,39 gram kreeg als kenmerk 20061008
Een partij van 472,24 gram kreeg als kenmerk 20061009
Een partij van 472,30 gram kreeg als kenmerk 20061010
Een partij van 471,89 gram kreeg als kenmerk 20061011
Een partij van 448,66 gram kreeg als kenmerk 20061012
Een partij van 448,64 gram kreeg als kenmerk 20061013
Een partij van 472,47 gram kreeg als kenmerk 20061014
Het totaal gewicht van deze 10 partijen betrof 4226,77 gram.Door het NFI zijn monsters van deze partijen onderzocht. Alle monsters bevatten cocaïne.
Datum 14 juni 2006, 17:21 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 2] (sh) wgd[verdachte] (sh)[verdachte] vraagt of die jongen nog heeft gebeld. Nee zegt [medeverdachte 2], wanneer dan? Ze zijn niet geweest.
[verdachte] zegt maar ik heb hem gisterenavond nog gevraagd jou te bellen.[verdachte] vervolgens: De aanleiding is dat ik hem heb gevraagd om jou te bellen komt doordat hij iets bij hem thuis had. Ik heb niks meer van hem gehoord na ons laatste contact vannacht om 2.00 uur. Iemand was bij hem thuis geweest, zijn auto staat geparkeerd, de man heeft de deur bel ingedrukt maar er was geen reactie.
[medeverdachte 2] vraagt of de twee telefoons van hem zijn uitgeschakeld.[verdachte] zegt ja.
[medeverdachte 2] zegt dat hij gaat proberen om hem te bellen.
[verdachte] zegt: Het ergste was dat hij neemt de spullen mee naar zijn woning, ik had gezegd breng het naar mijn vriendin. Ik weet niet waarom hij het meenam naar zijn huis.
[medeverdachte 2]: Kwam er iets binnen?
[verdachte] zegt ja, en dat was het laatste spul die binnenkwam.
[verdachte]: Mag ik iets aan jou vragen? Hoeveel van zo’n dingen zitten in de grote album? [medeverdachte 2] zegt: Het grote album zijn in totaal acht stuks.
[verdachte] vraagt en hoeveel zit in het kleine album? [medeverdachte 2] zegt: er zitten vijf er in.
[verdachte] geeft vervolgens het telefoonnummer in Gambia door: [telefoonnummer].
Datum 27 juni 2006, 11:39 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 2] wgd[verdachte] (sh) vanuit Gambia
E: Hello
C: Yeh brother, ik heb jou telefoonnummer aan mijn zakenpartner gegeven, hij zal jou straks bellen, hij brengt het ook naar jou toe. Heb jij mijn telefoonnummer nu?
E: Nee, ik heb jouw nieuwe telefoonnummer nog niet gekregen.
C: Ik geef hem aan jou nu: [telefoonnummer]. Ik wacht op je telefoontje.
E: Wanneer het is aangekomen bel ik jou.
In het paspoort van [medeverdachte 11] staan de volgende stempels: inreis Banjul 22 mei 2006 en uitreis Banjul 13 juni 2006.
[medeverdachte 11], woonachtig op het adres [adres] te [woonplaats], heeft verklaard dat hij in Gambia een jongen heeft ontmoet die hem vroeg een paar schoenen mee te nemen. Deze Gambiaanse jongen heet [naam] of [naam]. Vervolgens is hij vanuit Schiphol met twee jongens meegereden naar Utrecht.
Daarna is hij naar huis gebracht in [woonplaats]. De schoenen heeft hij aan de jongens gegeven.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op Schiphol een jongen heeft opgehaald. De jongen moest schoenen van een man uit Gambia, die hij kent als [naam], overhandigen. [medeverdachte 1] had de laatste keer € 5.000,- gekregen van een man namens [naam]. Van dit geld moest hij € 4.200,-geven aan de jongen uit [woonplaats]. € 800,- moest hij bij zich houden.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen, bezien in samenhang met de algemene bewijsmiddelen, leidt de rechtbank af dat verdachte samen met anderen op 13 juni 2006 4.226,77 gram cocaïne heeft ingevoerd in Nederland.
Feit 4
Datum 25 juni 2006, 16:11 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 5] (sh) belt met [medeverdachte 3] (sh).
[medeverdachte 5] vraagt het nummer van [medeverdachte 4]. [medeverdachte 5] is net door[verdachte] gebeld om dit nummer op te vragen. [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 1] zijn gsm in Afrika heeft laten liggen. Hij had wel zijn kaart meegenomen dus hij moest een nieuwe gsm kopen. [medeverdachte 3] geeft het nummer-[telefoonnummer]. [medeverdachte 5] gaat hem bellen.
Datum 27 juni 2006, 00:43 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 3] (sh) wordt gebeld door [medeverdachte 4] fsh)
K: Waar blijf jij?
M: Ik ben nog steeds thuis.
K: Jij bent thuis?
M: Ja
K: Eeeeh, dat betekent jij ken niet komen he?
M: Nee, ik moet morgen iemand ophalen
K: Oke
M: Oke, ik moet om... morgen iemand gaan ophalen daar Schiphol
Datum 27 juni 2006, 9:43 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 2] wgd[verdachte] (Gambia)
C: Hoe is de prijs daar tegenwoordig.
E: Prijs is ongeveer achtentwintig (28).
C: Maar ik heb ook gehoord negenentwintig (29).
E: Dat is voor lastige mensen.
C: De reden dat ik deze vraag aan jou stelde is omdat ik heb iets daar. Ik heb mensen daar gestuurd en mijn vriendin ook. Mijn vriendin zal jou bellen.
Verder zegt[verdachte] dat de kerels waarmee hij eerder mee samengewerkt heeft, veel fouten maken.[verdachte] moet nu andere werkwijze bedenken en moet alles over deze kerels vergeten. Ik zal je mijn nummer geven dan kan je mij terugbellen.
E: Okay, komen ze vandaag?
C: Yeh, yeh
E: Okay
Datum 27 juni 2006, 11:39 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
Buitenlands gesprek, voornamelijk Engels,
[medeverdachte 2] wgd[verdachte] (sh) vanuit Gambia
C: Yeh brother, ik heb jou telefoonnummer aan mijn zakenpartner gegeven, hij zal jou straks bellen, hij brengt het ook naar jou toe. Heb jij mijn telefoonnummer nu?
E: Nee, ik heb jouw nieuwe telefoonnummer nog niet gekregen.
C: Ik geef hem aan jou nu; [telefoonnummer]. Ik wacht op je telefoontje.
E: Wanneer het is aangekomen bel ik jou.
Datum 27 juni 2006, 12:12 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 4] (sh) belt naar [medeverdachte 2] (sh)
M: We zijn in jouw plaats, wat is jouw huisnummer?
E: Geen huisnummer, waar ben je?
M: We zijn nu in de Delta1 Deltasteindrift bij tweehonderd eh... .bij het metrostation
E: Oke je bent bij het metrostation
M: Ja
E: Oke, ik kom naar beneden.
M: Oke
E: Goed, dag.
Datum 27 juni 2006, 14:01 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[verdachte] (sh) belt vanuit Gambia naar [medeverdachte 2] (ah).
[verdachte]: Ik zie,.. de jongens zijn daar?
E: Nee. Die zijn al gegaan.
C: Laat ze me bellen.
Es Ja bel ze.
Datum 27 juni 2006, 14:02 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[verdachte] (sh) belt vanuit Gambia naar [medeverdachte 2].
C: Zal die vent dat geld allemaal gaan betalen of wat?
E: Je weet hoe lang hij dat ding heeft genomen. Al die tijd heeft hij van een en naar boven. De rest zal ik verkopen. Morgen misschien.
C: Het is niet goed op die manier eigenlijk om zo te gaan met die dingen.
E: Twee weken geleden had hij mij gevraagd het spul naar hem te brengen. Als het net zoals de vorige zaak, dan zal ik het wel doen. Maar ik heb ‘m sinds gisteren gezegd, dat dit ding is nu wel beschikbaar. En hij is niet een type die mij kan bedonderen. Ik weet zelf ook hoe moeilijk het is bij jou daar als het gaat om geld. Maar als het voor jou niet goed is geef ik het aan een andere vent het te verkopen. Ik ga jou niet dwingen. Want er waren wel andere mensen die hetzelfde type spul gebracht hebben voor dezelfde prijs. Ik hoef hierover niet te gaan preken.
C: Kan die jongen nu het geld komen halen?
E: Zodra ik klaar ben met hem, mogen ze dan wel het geld komen halen. Ik bel hem wel.
C: Heb jij zijn nummer wel dan?
E: Het nummer waarmee ze me altijd bellen.
Datum 27 juni 2006, 17:49 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 2] (sh) wordt gebeld door [medeverdachte 4] (sh)
E:Hallo
M; Met mij [medeverdachte 1], hoe is het?
E: Met mij is het goed
M; Oke wij hadden afgesproken dat ik om 6 uur zou bellen, hoe is het, kan ik komen?, zeg het maar
E: Oke, je kan komen en die ene meenemen
M: Oke we komen eraan
E: Oke
Datum 28 juni 2006, 13:28 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
M: We willen naar je toe komen als je....
E: Er is nog niets
M: Nog niet?
E: Ik ben nog thuis, er is nog niets, ik verwacht nog, ik wacht
M: Oke, geen probleem, ik bel wel, of als er iets is, bel ons dan, laat het ons weten.
Datum 28 juni 2006, 19:13 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 4] (sh) belt in naar [medeverdachte 2] (sh) en zegt dat hij nu voor de deur staat.
Datum 28 juni 2006, 19:23 *? naar *[telefoonnummer]
Paallocatie Amsterdam ZO
[verdachte] (sh) belt met [medeverdachte 1] (sh).
[medeverdachte 1] zegt dat ze net bij die man vandaan komen.
[verdachte] vraagt of die man ze alles gegeven heeft.
[medeverdachte 1] zegt dat die man ons alleen 10 heeft gegeven.
[verdachte] vraagt bij wie ze zijn geweest
[medeverdachte 1] zegt niet het broertje van [naam]
[verdachte] vraagt of het broertje van [naam] hun niets heeft gegeven
[medeverdachte 1] zegt dat ze nu onderweg zijn naar hem
[verdachte] gaat die andere bellen om te vragen wat er aan de hand is
[medeverdachte 1] zegt bel hem en bel mij later
Datum 28 juni 2006, 19:25 *? naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 2] (sh) wgd[verdachte] fsh).
C: Wat is de gang van zaken met jou?
E: Het gaat langzaam.
C: Hoe ver ben jij met mijn jongens?
E: Ze zijn net weg.
C: Ben jij klaar met ze dan.
E: Ik heb iets aan hun gegeven -ja, maar later komt iemand om nog iets mee nemen. Probleem is het gaat te langzaam.
C: Hoeveel in totaal heb jij aan mijn jongens gegeven?
E: Drie zeven. Het totaal is drie zeven.
C: Drie zeven?
E: Drie zeven. Drie zeven.
C: Dat snap ik, maar er is nog veel meer over. Wij moeten opschieten.
E: Dat weet ik, nogmaals het gaat langzaam en de dingen zijn overal te vinden, dus het gevolg is dat de prijs laag is.
C: Zorg dat het klaar is morgen want de andere man belde me vaak op of die van hem al klaar is. Maat zorg dat jij me bel.
Datum 28 juni 2006, 23:27 *? naar *[telefoonnummer]
[verdachte] (sh) belt in met [medeverdachte 3] (sh);
C: Ja schatje
K: huhhuh
C: [medeverdachte 1] is bij jou geweest he?
K: Ja
C: Wat heeft hij daar gebracht?
K: eh... vijfenveertig (45) vijfenvijftig (55)
C: vijfenveertig (45) en vijfenvijftig (55)?
K: ja
Datum 29 juni 2006, 06:48 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 9] (sh) belt naar [medeverdachte 4] (sh) en zegt dat hij beneden staat. Oké.
Datum 29 juni 2006, 7:24 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] (sh) belt uit en staat voor de deur van [medeverdachte 2]
Datum 29 juni 2006, 19:27 *? naar *[telefoonnummer]
(sh) wgd[verdachte] (sh).
C: Hoe is de gang van zaak.
E: Ik heb jou eerder gebeld maar jouw telefoon stond niet aan.
C: Ik ben nu in Conakri. Heb jij wat jij nu hebt al verwerkt?
E: Ja, ik heb dat aan hun gegeven sinds gisterenavond.
C: Zou jij dan de totaalcijfers aan mij willen geven?
E: Bedoel jij de totaal cijfers van mijn kant? -
C: Dat klopt, van je zelf.
E: Er zijn acht.. een (8 1)
C: Acht..een (8 1)
E: Acht..een (8 1)
C: Oke dat is het totaalcijfer?
E: Dat klopt, Ik heb ook nagedacht over tekort aan iets, maar ik weet ik niet hoe je daar over denkt. En jij hebt me onder druk gezet om het werk zo snel mogelijk klaar te maken. Ik heb de dingen aan de mensen ook snel afgegeven omdat jij het zo snel wilde hebben, weet je
C: Beetje vreemd eigenlijk, ik weet ook niet hoe dat komt.
E: Vanwege het onder druk zetten heb ik ook niks verdiend van die van mijn kant, die van gisteravond.
C: Maak je geen zorgen, je krijgt nog wat geld van me, maat ik bel jou.
E: Het lijkt of je een nieuwe telefoon nummer hebt; die wil ik ook hebber
C: Ik heb de nieuwe telefoon nummer hier niet bij de hand, maar ik bel jou terug over een minuten of dertig.
Op het adres [adres] [woonplaats], het adres van [medeverdachte 4], werd een blauwe agenda aangetroffen met daarin de volgende aantekeningen.
Onder 5 january Onder 6 Januari Onder 7 enero
€ 44.000 + € 18.550 € 99,950
Totaal € 81.000 28/6/2006 29/6/06
ik heb € 550 af 30/6/06
Voor [naam]
[medeverdachte 9] heeft verklaard dat[verdachte] een paar keer aan hem heeft gevraagd of hij drugs wilde vervoeren. Op 28 juni 2006 is [medeverdachte 9] samen met [medeverdachte 4] bij een man in Amsterdam geweest om geld op te halen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4.
De rechtbank stelt vast dat de aantekeningen in de agenda, aangetroffen op het adres van [medeverdachte 4], betrekking hebben op de hiervoor weergegeven telefoongesprekken. De rechtbank leidt uit de telefoongesprekken af dat er omstreeks 27 juni 2006 een persoon op Schiphol is aangekomen, waarna [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] is gegaan. Vervolgens is de cocaïne verkocht voor aanzienlijke geldbedragen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en de algemene bewijsmiddelen, in samenhang bezien met de bewijsmiddelen ten aanzien van de andere feiten, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd in de periode van 25 tot en met 30 juni 2006.
Feit 5
Datum 10 juni 2006 21:46:58 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt met NN man.
NN: Heeft die vent jou alles gegeven wat [medeverdachte 5] mee moet nemen?
[medeverdachte 1]: Het is 3 geworden.
NN: 3 dus
[medeverdachte 1]: Ja 3 schoenen. Wie gaan ze brengen?
NN: Nou [medeverdachte 5] zal ze brengen.
[medeverdachte 1]: Oké. Maandag zal ik het ticket regelen
NN: En die jongen dan. Hoe ziet het eruit. Is hij wel betrouwbaar?
[medeverdachte 1]: Hij ziet er wel rustig uit. Ik denk dat hij oké is.
[medeverdachte 1]: hij is volgens [naam] wel oké. [naam] kent hem en hij is wel oké.
NN: wanneer gaat die vlucht?
[medeverdachte 1]: Maandag a.s. Ik zou gaan bellen om het ticket te reserveren voor hem. Om naar Banjul te gaan.
NN: Hoe eerder hoe beter. Dus probeer het zo snel mogelijk te regelen.
Datum 12 juni 2006 9:40 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt met [medeverdachte 12] (wordt [naam] genoemd).
[medeverdachte 4] is in het reisbureau om tickets te regelen en vraagt de persoonsgegevens van [naam].
IB: [medeverdachte 12] 1 november 1984. Het adres is [woonplaats].
Datum 12 juni 2006 12:01 *[telefoonnummer] naar **[telefoonnummer]
[medeverdachte 5] ([medeverdachte 5]) belt met het toestel van [medeverdachte 1] naar [naam].
Z: Ze hadden gezegd dat ze die zak niet hebben gevonden.
M: Echt niet? Dat betekent dat “hij” niet zal reizen.
Z: Ja. Weet je wat ik zou willen? Dat jullie hier naar mij toekomen, zodat ik dan die dingen die ik mee moest nemen, samen gaan ophalen.
M: Wat.
Z: Nee kom maar gewoon, dan zullen we het wel bespreken.
Datum 3 juli 2006 21:13 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 5] belt naar [medeverdachte 7] in Gambia.
M: Hoe is het daar?
A: …..(slecht verstaanbaar, naam wordt genoemd) vertrekt vandaag.
M: Wie gaat hem ophalen dan?
A: Mogelijk ben jij dat.
M: Komt hij morgenochtend aan?
A: Ja, ik zal je morgenochtend meer vertellen.
Datum 4 juli 2006 0:33 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 5] belt naar [medeverdachte 7] in Gambia.
A: Wij hebben hem weggebracht.
M: Oké.
Datum 4 juli 2006 3:59 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[verdachte] belt naar [medeverdachte 5] .
Ch: he vriend. Ben je al in Utrecht?
M: Ja
Ch: oke tot morgen.
Datum 4 juli 2006 9:10 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[verdachte] belt naar [medeverdachte 5] .
[medeverdachte 5] zegt dat de vlucht verlaat is naar 09.25 uur.
Datum 4 juli 2006 10:26 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
Paallocatie: boulevard 101, Schiphol.
[verdachte] belt naar [medeverdachte 5] .
[medeverdachte 5] zegt dat hij degene die moet komen nog niet heeft gezien. Zodra die persoon er is zal [medeverdachte 5] het laten weten. [medeverdachte 5] staat in hal 4 op Schiphol te wachten.
Datum 4 juli 2006 10:45 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 5] belt naar [medeverdachte 7] in Gambia.
M: Luister die vent is veilig aangekomen.
A: Oké is geen probleem.
M: Ik weet alleen niet of wij naar die vrouw van die ene moeten gaan om te brengen.
A: Bij wiens vrouw?
M: Bij die vrouw van[verdachte]. Is[verdachte] bij jou?
A: Weet je wat je moet doen. Ga daar maar heen wij bellen jou later.
M: Oke, oke.
Datum 4 juli 2006 11:53 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
Paallocatie: Jaarbeursplein Utrecht.
[verdachte] belt naar [medeverdachte 5] .
Ch: Maatje, ben je bij dat meisje al?
M: Nee, we zijn net bij die ding aangekomen. Ik ga nu de bus pakken om daar heen te gaan.
Ch: Als je daar bent moet je ons bellen. Er is iets wat wij je willen vertellen.
M: Oke.
Datum 4 juli 2006 13:24 * [telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 3] belt naar [verdachte].
Ch: Waar is [medeverdachte 5]?
K: Nog niet gekomen.
Ch: Hij is nog niet daar?
K: Nee
Ch: Waarom wij bellen, hij nam niet op.
K: Ik weet niet, hij is nog niet gekomen, misschien hij zit in de trein.
Ch: Nee hij zei dat hij wacht op die bus naar jou toe.
K: He?
Ch: En nou wij bellen maar hij nam niet op. Ik weet niet.
Kan jij hem dan bellen en kijken
K: Wat is zijn nummer dan?
Ch: [telefoonnummer].Zeg dat wij hem veel keer hebben gebeld maar hij nam niet op, hij moet ons straks (….) alsjeblieft
K: is goed.
Datum 4 juli 2006 14:59 *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 3] belt naar [verdachte].
Ch: Hallo.
K:[verdachte], mensen komen (hijgend).
Ch: Ja bij jou.
K: Ja ze zijn flat
Ch: Hoe weet je dat?
K: Ik zie al, wat moet ik zeggen tegen hun?
Ch: ….(onverstaanbaar).
K: ja, ja, wat moet ik zeggen, zeg maar, wat moet ik zeggen, die dingen
Ch: Zeg je weet niks.
K: Ja, wie zijn dan?
(….)
K: de geld, van wie is het?
Ch: zeg van, [naam] heeft daar gelaten ja,
K: en hoeveel, kom [medeverdachte 1] ja (deurbel op de achtergrond) oke ze bellen al, doei.
Op 4 juli 2006 om 10.42 uur wordt door het observatieteam van de politie waargenomen dat twee negroïde mannen, NN-1 en NN-2, in de aankomsthal van Schiphol naar elkaar toe lopen en elkaar een hand geven en omhelzen. NN-2 draagt een grote zwarte tas, met daarop de letters TROOP. Beide mannen nemen vanuit station Schiphol de trein naar station Utrecht Centraal om 11.23 uur en stappen vanuit daar om 11.56 uur in de bus.
NN-1 blijkt te zijn [medeverdachte 5] en NN-2 blijkt te zijn [medeverdachte 12].
Op dinsdag 4 juli 2006, omstreeks 12.00 uur, wordt in Utrecht aangehouden [medeverdachte 12]. Tijdens de insluitingsfouillering wordt gezien dat [medeverdachte 12] een paar licht bruine schoenen draagt van het merk Monflex, maat 44. De binnenzolen van deze schoenen zitten los en daaronder bevindt zich een bergruimte, waarin zich, in plastic verpakt, poeder bevindt. Ook wordt in bezit van [medeverdachte 6] aangetroffen een donderblauwe sporttas met het opschrift TROOP. In deze tas zitten onder meer de volgende goederen:
- 1 paar schoenen van het merk Monflex, maat 44, kleur zwart;
- 1 paar schoenen van het merk Monflex, maat 43, kleur zwart;
- 3 blanco receptieboeken waarvan duidelijk te zien was dat de kaften opgevuld waren.
In de fouillering van verdachte wordt tevens aangetroffen een passagiersticket t.n.v. [medeverdachte 6] waarop te zien is dat hij op 03 juli 2006 van Banjul is teruggevlogen naar Amsterdam.
In de schoenen wordt in totaal 3.471,43 gram wit poeder aangetroffen.Het NFI heeft monsters van dit poeder onderzocht. Uit onderzoek blijkt dat de monsters cocaïne bevatten.
[medeverdachte 12] heeft verklaard dat hij in Gambia drie paar schoenen en drie boeken heeft gekregen van een man die Flex heet. Eén paar schoenen had hij aan, de rest zat in zijn tas. Hij moest die schoenen en boeken aan iemand geven in Nederland.
[medeverdachte 12] zou 4.000 euro krijgen als hij weer terug was in Nederland. Toen hij naar Gambia vertrok, hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] hem naar het station gebracht. Zij hebben gezegd dat in Gambia iemand hem zou ophalen en dat diegene zou zeggen wat hij moest doen.
[medeverdachte 12] heeft tevens verklaard dat hij [naam] wordt genoemd.
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij op 4 juli 2006 een jongen heeft opgehaald van Schiphol die [naam] heet. [medeverdachte 5] heeft voorts verklaard dat zijn vriend hem heeft gebeld en gevraagd heeft of hij die jongen wilde helpen dragen, omdat hij een zware tas had. Zijn vriend heet [naam].
[medeverdachte 5] heeft de persoon op de foto, bij de politie bekend als [verdachte], herkend als [naam]. Hij kent hem uit Afrika en heeft verklaard dat [naam] mensen heeft die spullen voor hem brengen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 5
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen 3.417,43 gram cocaïne heeft ingevoerd in Nederland.
Feit 6
Op 22 januari 2006 is op de luchthaven Zaventem te Brussel (België) aangehouden [E] (hierna te noemen: [E]). [E] was zojuist aangekomen met een vlucht komende uit Conakry (Guinee) en was in het bezit van een reiskoffer. In de reiskoffer bleek een dubbele bodem te zijn aangebracht, waarin zich één pak met wit poeder met een totaal bruto gewicht van 3.155 gram bevond.
Uit onderzoek van het Belgische forensische instituut, het NICC, is gebleken dat het witte poeder cocaïne betrof met een zuiverheidsgraad van 76%.
[E] heeft verklaard dat [naam] hem is komen oppikken om hem naar de luchthaven te brengen op de dag dat hij zou vertrekken om drugs op te halen in Guinee en naar Nederland te brengen. [naam] was toen in het gezelschap van een zekere [medeverdachte 7]. Het was [naam] die het vliegticket voor [E] heeft gekocht. [naam] had bovendien gezegd dat hij [E]
€ 6.000,00 zou betalen, wanneer [E] terug zou komen met cocaïne. [medeverdachte 7] is met [E] naar de ambassade gegaan om het visum te kopen en [medeverdachte 7] heeft het visum ook betaald. [E] was er zeker van dat [medeverdachte 7] dat in opdracht heeft gedaan van [naam].
[E] heeft de foto van verdachte herkend als [naam] en de foto van [medeverdachte 7] herkend als [medeverdachte 7]. Tevens heeft [E] verklaard dat de echte naam van [naam],[verdachte] is.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 6
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen 3.155 gram cocaïne heeft vervoerd in België.
De raadsman heeft betoogd dat een veroordeling van verdachte zou berusten op de verklaring van één getuige, hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet is toegestaan. Dat betoog slaagt niet. Zoals uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt, is er (veel) meer bewijs voorhanden.
Feit 7
Op 12 mei 2006 is op luchthaven Zaventem te Brussel (België) aangehouden [medeverdachte 7] [F] (hierna te noemen: [F]). [F] was zojuist aangekomen met een vlucht komende uit Conakry (Guinee). In zijn bagage werden drie paar schoenen en één paar sandalen aangetroffen, waarvan de zolen zeer dik aanvoelden. Tevens bevond zich in de bagage van [F] een groen boek waarvan beide kaften zeer dik aanvoelden. In totaal werden er tien pakken cocaïne aangetroffen in de goederen met een totaal bruto gewicht van 3.773 gram.
Uit onderzoek van het NICC is gebleken dat het cocaïne betrof met een zuiverheidsgraad van 87%.
[F] heeft op een foto van verdachte[verdachte] herkend.Op de foto van [medeverdachte 7] heeft [F] [medeverdachte 7] herkend.
[F] heeft verklaard dat[verdachte] hem opdracht heeft gegeven om de cocaïne te gaan halen en dat[verdachte] hem € 3.000,00 zou betalen. [medeverdachte 7] heeft de reis georganiseerd en betaald. [medeverdachte 7] was bij[verdachte], toen[verdachte] met hem sprak over het halen van cocaïne. Deze [medeverdachte 7] is de helper van[verdachte] en heeft [F] naar de luchthaven gebracht.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 7
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen 3.773 gram cocaïne heeft vervoerd in België.
De raadsman heeft betoogd dat een veroordeling van verdachte zou berusten op de verklaring van één getuige, hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet is toegestaan. Dat betoog slaagt niet. Zoals uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt, is er (veel) meer bewijs voorhanden.
Feit 8
Datum 29 juni 2006, 20.33 uur, *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 9] belt naar [medeverdachte 4].
S:[verdachte] heeft mij gisteren gebeld.
M: Wat heeft[verdachte] tegen jou gezegd?
S: Hij zegt dat jij die vent moet bellen. Die vent waar wij gisteren voor het eerst waren geweest. En zeg tegen hem dat ik morgen naar hem toe kom om wat schoenen te maken. Want ik moet geld voor[verdachte] sturen, ongeveer 80.
M: oke.
S: Dus je gaat hem nu bellen en zeg tegen hem dat wij morgen zullen komen. Jij hebt zijn nieuwe nummer toch?
M: ja heb ik wel.
S: Goed. Bel[verdachte] eens en geef het nieuwe nummer aan[verdachte] door. Want[verdachte] heeft zijn nieuwe nummer niet. Maar eerst moet je die man wel bellen en zeggen dat wij morgen naar hem toe komen om schoenen te maken om het geld te sturen.
Datum 29 juni 2006, 21.51 uur, *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 4] belt [medeverdachte 2].
M: Ik heb mijn maatje gesproken en hij zegt dat we morgen naar jou toe komen om schoenen te maken.
E: Waar?
M: Bij jou daar.
E: Voor die dingen.
M: Om wat schoenen te naaien.
Datum 30 juni 2006, 15.02 uur, * naar *[telefoonnummer]
[verdachte] belt naar [medeverdachte 4].
Ch: Jij zegt dat daar negen en nog wat he? Hoor eens. Ik wil dat jij naar die vent toe gaat en 80 grand laten bouwen. En dat [medeverdachte 9] moet meteen zijn ticket regelen om te komen.
M: oke. Dus voor die bedrag he?
Ch: Ja 80.000.
M: Heb jij hem zelf ook gesproken dan?
Ch: Ja ik heb hem gesproken.
M: Moet ik het geld meenemen of wat?
Ch: Ja. 80.000 moeten jullie meenemen om in de schoenen te laten bouwen. Die andere vent weet het. Ik zal die jongen zelf ook bellen zo meteen.
M: Oke. Dat is wel beter. Bel die jongen, zodat jullie elkaar goed begrijpen.
Datum 30 juni 2006, 15.10 uur, * naar *[telefoonnummer]
[verdachte] belt naar [medeverdachte 2].
Ch: Ik stuur mijn jongens naar jou en ik wil dat jij voor mij tachtig bouwt he? In de schoenen.
E: Tachtig?
Ch: Yeah.
E: Oke.
Ch: Papieren, ja?
E: He?
Ch: Die papieren die zij jou hebben gebracht.
E: Oke, oke ik weet het.
Datum 30 juni 2006, 18.03 uur, [telefoonnummer] naar [telefoonnummer]
[medeverdachte 2]: Hallo.
[medeverdachte 1]: Ik sta voor de deur.
Datum 4 juli 2006 16.11 uur *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[verdachte] belt naar [medeverdachte 9].
Ch: Het geld dat jullie gebouwd hebben, is dat bij [medeverdachte 3]?
S: Ja. Je weet dat [medeverdachte 4] het geld wel bij zich heeft.
In de woning van [medeverdachte 3] worden diverse losse geldbedragen aangetroffen en een paar schoenen waar in de linkerschoen 25.000 euro zit en in de rechterschoen 41.600 euro.
[medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij twee keer bij een man in Amsterdam is geweest, samen met [medeverdachte 4]. Hij wijst [medeverdachte 2] aan op de foto als de man waar zij in Amsterdam zijn geweest om geld te halen. Hij weet niet hoe veel geld het was, maar hij heeft [medeverdachte 4] geholpen. [medeverdachte 4] moest het geld voor[verdachte] ophalen. Hij heeft de tweede keer gezien dat de man geld in schoenen verstopte. Het geld lag op tafel in stapeltjes. Het overige geld wat nog op tafel lag, werd met het paar schoenen in de tas gedaan. De man had de binnenzool eruit gehaald en daaronder het geld verstopt. De foto van de schoenen die bij [medeverdachte 3] zijn aangetroffen, wijst hij aan als de schoenen waarin het geld verstopt is.[verdachte] belde [medeverdachte 4] toen ze bij de man waren.[verdachte] vroeg of [medeverdachte 9] het geld naar hem wilde brengen.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij eind juni een aantal malen naar Amsterdam is gegaan en bij een Nigeriaanse man langs is geweest.[verdachte] [medeverdachte 6] heeft hem gebeld dat hij geld moest ophalen bij de man in de Bijlmer. [medeverdachte 9] kwam bij [medeverdachte 4] thuis in [adres] en toen heeft [medeverdachte 4] gesproken met [medeverdachte 6].
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 9] hebben bij de man in de Bijlmer geld meegenomen en bij [medeverdachte 3] gebracht.[verdachte] had gezegd dat ze dat moesten doen. [medeverdachte 4] heeft het geld aan [medeverdachte 3] gegeven. Het ging om 80.000 euro. Dat zei [medeverdachte 6].
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 4] haar geld heeft gegeven om te bewaren. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] hebben haar gegeven om te bewaren.
[medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat ze haar soms 4 of 5.000 euro gaven, soms 500 en soms 10.000 euro. Het waren verschillende bedragen. [medeverdachte 4] heeft haar een tas gebracht met 45.000 euro. De dag erna heeft hij de tas met 45.000 euro weer meegenomen. De volgende dag hebben ze over 49.550 euro gesproken. Het bedrag van 49.550 heeft [medeverdachte 3] in de gangkast gelegd. Later heeft [medeverdachte 1] dit tasje opgehaald. De notitie met 99.950 euro is waarschijnlijk wat [medeverdachte 1] aan haar gegeven heeft en heeft opgeschreven. De 99.950 euro heeft [medeverdachte 1] weer meegenomen uit haar woning.
Datum 1 juni 2006, 0.33 uur, * naar *[telefoonnummer]
[verdachte] belt in met [medeverdachte 1].
M: Ja hallo.
Ch: Ja hoe veel schoenen was het?
M: 4.
Ch: Ja oke.
Datum 1 juni 2006, 2.02 uur, * naar *[telefoonnummer]
[verdachte] belt [medeverdachte 1] en vraagt hoe veel geld er in de schoenen zit. [medeverdachte 1] zegt “200”. [medeverdachte 1] vraagt aan[verdachte] of dat klopt.[verdachte] zegt dat hij dat niet weet, want hij moet nog tellen. Hij zal [medeverdachte 1] morgen terug bellen.
In een notitieboekje dat is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] staat de volgende aantekening:
221.94
51.8
23
-------
296.74
-97.823
-------
198.917
-200
-------
-1.083
Datum 6 juni 2006, 15.00 uur, *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met[verdachte] in Sierra Leone.
[medeverdachte 1] zegt dat hij op dat moment bij de schoenmaker is. [medeverdachte 1] vraagt aan[verdachte] de schoenmaker al heeft gesproken.
[verdachte] zegt dat hij de schoenmaker heeft gesproken.[verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] of ze al gekeken hebben.
[medeverdachte 1] zegt dat hij bezig is om ze open te maken en dat ze nog niet gekeken hebben.
[verdachte] vraagt of ze hem willen bellen als ze klaar zijn, om door te geven wat het is geworden.[verdachte] zegt dat ze zo snel mogelijk voor het geld moeten zorgen. Als ze het geld hebben moet het geld zo snel mogelijk naar Sierra Leone.[verdachte] geeft aan dat hij eerst wil weten hoeveel er aangekomen is.
[medeverdachte 1] vraagt aan[verdachte] of ze er aan mogen zitten.
Datum 10 juni 2006, 18.02 uur, *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met NN-man ([verdachte]).
M: Ik ben op dit moment bij Schoenmaker samen met [medeverdachte 5]. Wij zijn nu bezig met wat wij met elkaar hebben afgesproken.
NN: Oke.
M: In totaal die hier nog liggen is 5370. Ik heb 25 daar afgehaald zoals afgesproken. En de restant is nu 28 nog wat.
NN: Oh. Oke. Dat wat jij aan [medeverdachte 7] geeft, is dat er dan ook vanaf?
M: Ja. Wij zijn nu bezig om schoenen te maken. Het kan zijn 2 of 3 paar schoenen.
NN: Probeer ze niet strak te maken.
M: Oke. We spreken elkaar.
Datum 10 juni 2006, 21.46 uur, *[telefoonnummer] naar *[telefoonnummer]
[medeverdachte 1] belt uit met NN-man ([verdachte]).
M: Ik ben klaar met datgene waar ik mee bezig was.
NN: Heeft die vent jou alles gegeven wat [medeverdachte 5] mee moet nemen?
M: Ja. Hij heeft alles gegeven. Ik heb de laatste vandaag zelf gebracht.
NN: Oke.
M: Het is 3 geworden.
NN: 3 dus.
M: Ja 3 schoenen. Wie gaan ze brengen?
NN: Nou. [medeverdachte 5] zal ze brengen.
M: Oke. Maandag zal ik het ticket regelen.
NN: Hoe is het van dat geld dan?
M: Shit. Ik ben het vergeten.
NN: Dat hebben wij wel nodig hoor. Daarvoor moet je wel bellen.
M: Ik bel hem vandaag meteen. Mogelijk maandag is het wel geregeld.
NN: Wanneer gaat die vlucht?
M: Maandag as. Ik zou gaan bellen om het ticket te reserveren voor hem. Om naar Banjul te gaan.
NN: Is het wel mogelijk om op maandag het ticket te kopen en op diezelfde maandag te reizen?
M: Dat weten we nog niet We zien wel.
NN: Hoe eerder hoe beter. Dus probeer het zo snel mogelijk te regelen.
M: Ik probeer zo snel mogelijk te zijn.
NN: Over [medeverdachte 5]. Gaat hij wel via Schiphol met air Maroc naar Conakry?
M: Ja.
NN: Oke.
M: Ik heb jou het totaalbedrag wel gezegd he?
NN: Ja. Dat bedrag was, nadat je dat van [medeverdachte 7] eraf had gehaald. Niet? En die van [naam]?
M: Ja. Als ik alles eraf heb gehaald, dan blijft er 2870 over. Wanneer ga jij naar Conakry.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 8
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, bezien in samenhang met de algemene bewijsmiddelen en de bewijsmiddelen die ten aanzien van de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten zijn genoemd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Uit de opgenomen telefoongesprekken komt naar voren dat verdachte vanuit Afrika opdrachten geeft aan [medeverdachte 1] over het inbouwen van geld in schoenen en over het toesturen van het geld naar verdachte. Uit de telefoongesprekken komt ook naar voren dat diverse geldbedragen ook daadwerkelijk zijn getransporteerd. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij geldbedragen in schoenen heeft gestopt voor verdachte en zijn er grote geldbedragen aangetroffen in de woning van [medeverdachte 3], de vriendin van verdachte. Een deel van dat geld zat verstopt in schoenen.
Feit 9
Verdachte wordt verweten deel te hebben genomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven zoals bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet en witwassen, terwijl verdachte aan die organisatie leiding heeft gegeven.
De rechtbank verwijst voor de bewijsmiddelen voor dit feit naar alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een groep personen, te weten verdachte, [medeverdachte 7], [medeverdachte 5], [medeverdachte 4], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 9] en [medeverdachte 3], zich in de periode van 1 mei 2006 tot 31 juli 2006 heeft beziggehouden met het invoeren van cocaïne in Nederland en het vervoeren van cocaïne in België. De opbrengsten van deze transporten hebben zij witgewassen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 9
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een criminele organisatie op grond van het navolgende.
Onder een criminele organisatie moet worden verstaan ‘een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon’. Om als deelnemer aangemerkt te worden, hoeft niet vast komen te staan dat de betreffende persoon bekend is of moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin is vereist dat het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is.
Wel moet vast komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had, waaronder ook het naaste doel van de organisatie wordt gerekend. Daarnaast moet de verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel moet de verdachte de gedragingen, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie ondersteunen. Tot slot moet bewezen kunnen worden dat de verdachte opzet had op het deelnemen aan de organisatie. Voldoende daarvoor is dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat de verdachte enige opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven zoals bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet en witwassen. Er was sprake van een gestructureerd samenwerkingsverband en ieder heeft een aandeel gehad in, dan wel ondersteunende gedragingen verricht die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte (regelmatig) direct of indirect contact heeft met [medeverdachte 7], [medeverdachte 5], [medeverdachte 4], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 9] en [medeverdachte 3] en dat hij met hen spreekt over de cocaïnetransporten. Alle leden van de criminele organisatie hebben hun eigen aandeel. [medeverdachte 7], [medeverdachte 5], [medeverdachte 4], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] hebben koeriers opgehaald van het vliegveld en drugs en geld getransporteerd naar en van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 2] haalde de ingevoerde cocaïne uit de schoenen en stopte geld in schoenen om geld naar Afrika te transporteren. [medeverdachte 3] heeft voor de criminele organisatie grote hoeveelheden geld in haar woning bewaard en verborgen gehouden.
Uit telefoongesprekken blijkt dat verdachte opdrachten geeft aan de leden van de criminele organisatie en dat de leden ook doen wat verdachte hen opdraagt. Voorts blijkt uit de telefoongesprekken dat verdachte de transporten van drugs, de verkoop daarvan en het overbrengen van de opbrengsten naar Afrika nauwgezet volgt en in contact blijft met de leden van de organisatie die daarbij betrokken zijn. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte leiding heeft gegeven aan de criminele organisatie.