4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
In een proces-verbaal wordt door de politie als volgt gerelateerd.
“In de periode van 21 december 2011 tot en met 14 januari 2012 vond er statische observatie plaats van coffeeshop [coffeeshop]. In deze periode werd een op dat moment onbekende man in totaal op 9 dagen bij de coffeeshop gezien. De man droeg vaak dozen de coffeeshop of de portiek gelegen naast de coffeeshop in. Op 23 december 2011 kwam deze man zowel in de ochtend als rond middernacht bij de coffeeshop.
In juni 2012 kon de hierboven genoemde onbekende man geïdentificeerd worden, als [verdachte]. Vanaf 04 juni 2012 vond eveneens statische observatie plaats van coffeeshop [coffeeshop]. De hierboven genoemde verdachte [verdachte] werd op 06 juni 2012, 12 juni 2012 en 13 juni 2012 gezien terwijl hij de coffeeshop c.q. de portiek gelegen naast de coffeeshop binnen ging.”
Door verdachte is bij de politie als volgt verklaard.
“A: Maar ik ben toch een soort groothandel in die wereld, de belastingdienst doet daar niet moeilijk over maar ik weet niet hoe justitie daar naar kijkt.
“V: Wat vervoerde u in de tassen?
A: Bij [coffeeshop] was het wiet
V: Hoe vaak kwam u daar?
A: Soms 1 à 2 keer in de week.
V: Hoe veel gaf u dan?
A: Dat ligt aan het aanbod, hoeveel ik kon kopen.
V: Wat leverde u dan aan gewicht?
A: Ongeveer 2 kg, andere keer 5 kg.
V: Hoe lang hebt u dat gedaan?
A: Een jaar of vijf, ook niet elke week.
V: Met wie had u daar contact over?
A: Met [medeverdachte]”
Door [medeverdachte] is als volgt verklaard.
V: Hoeveel leveranciers van hasj en wiet heeft u?
A: Ik heb 1 goede leverancier.
V: Wie is dat?
A: Ene [verdachte]
(…)
V: Wie regelt de inkoop van de hash en de wiet voor de coffeeshop [coffeeshop]?
A: Ik met die vriend [verdachte].
(…)
(Verbalisanten tonen aan de verdachte foto 33 t/m 37)
V: Wie ziet u op de fotos.
A: Dat is [verdachte] van [straatnaam]. Dat is mijn betrouwbare leverancier. (…)
O: Op de foto’s 33 t/m 35 bent u te zien samen met de heer [verdachte] te zien. Op de foto’s 36/37 is de heer [verdachte] alleen te zien.
A; O heet ie [verdachte], dat wist ik niet.
(…)
De ene keer komt hij hij met 2.4.
Dat is 2 kilo en 400 gram
Dat wil zeggen 5 kilo in de week
C: Samengevat kunnen wij zeggen dat [verdachte] vaste leverancier is en dat hij goede kwaliteit
weed levert. [verdachte] krijgt dan zijn geld cash van jou.
A: Klopt”
Bewijsoverweging feit 1
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte niet in grote hoeveelheden hennep heeft gehandeld en dat dit niet is gebeurd in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu verdachte zelf heeft verklaard dat hij meerdere kilo’s per keer leverde. Dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte hierbij in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft gehandeld, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de hoeveelheid en frequentie van leveringen, zoals die ook uit de verklaring van verdachte zelf blijken.
Feit 2:
Door de politie is in een proces-verbaal gerelateerd dat zij op 7 januari 2013 voor een doorzoeking ter inbeslagneming zijn binnengetreden in de woning aan [adres] te [woonplaats].
In een aan dit proces-verbaal gehechte ‘bijlage in beslag genomen goederen’is vermeld wat in de woning is aangetroffen, te weten:
- 4 bakjes henneptoppen, netto 183,07 gram;
- doosje henneptoppen, netto 90,71 gram.
In een proces-verbaal van bevindingen is door de politie als volgt gerelateerd.
“In de woning, in gebruik bij de verdachte [verdachte], werden een aantal bakjes met henneptoppen aangetroffen en in beslag genomen. Dit betroffen respectievelijk een viertal bakjes met daarin henneptoppen met een totaal netto gewicht van 183,07 gram en een doosje inhoudende henneptoppen met een totaal netto gewicht van 90.71 gram. Het totaal netto gewicht aan henneptoppen bedroeg dus 273,78 gram. De aangetroffen henneptoppen zijn wel netto gewogen echter er is verzuimd deze toppen te testen met de daarvoor beschikbare narcotica test. Op basis van mijn jarenlange ervaring met de verschillende vormen van verdovende middelen, kan ik verbalisant stellen dat de aangetroffen henneptoppen, qua geur aard en samenstelling overduidelijk verdovende middelen betroffen als genoemd op lijst II behorende bij artikel 3 van de Opiumwet.”
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel, dat niet kan worden bewezen dat verdachte in hasj heeft gehandeld en evenmin dat hij de bewezenverklaarde feiten tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft begaan.