ECLI:NL:RBMNE:2013:7446

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
24 december 2013
Zaaknummer
16/661387-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedrag afkomstig uit misdrijf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen. De verdachte, geboren in Marokko, werd ervan verdacht een geldbedrag van € 18.000,00 te hebben gewitgewassen, dat vermoedelijk afkomstig was uit de handel in hasj van haar overleden echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 november 2012 in Marokko een bedrag van € 18.000,00 voorhanden had, terwijl zij wist dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van 18,5 kilo hasj, omdat niet bewezen kon worden dat zij hiervan op de hoogte was. De verdediging had aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het geldbedrag in haar woning. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk kennis droeg van het geldbedrag en dat de verklaring van de verdachte en haar medeverdachte over de herkomst van het geld niet geloofwaardig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 30 dagen. De rechtbank heeft ook de vordering tot verbeurdverklaring van andere geldbedragen afgewezen, omdat deze niet onder de verdachte, maar onder haar echtgenoot in beslag waren genomen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die betrekking hebben op witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661387-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 19 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum],
wonende aan [adres 1], [postcode]te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013, 6, 7, 11, 13, 14 en 21 november 2013 en 5 december 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. drs. W.H.R. Hogewind, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouwe naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 18,5 kilo hasj en samen met een ander of anderen geldbedragen van respectievelijk € 53.100,00 en
€ 18.000,00 heeft witgewassen.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert dit op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte nooit wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen in haar woning. Ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de verdediging vrijspraak bepleit, nu het niet duidelijk is of verdachte wel op de hoogte was van de aanwezigheid van de geldbedragen, laat staan dat zij een criminele herkomst moest vermoeden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit
In de woning van verdachte is op 27 november 2012 verspreid over verschillende plaatsen een hoeveelheid van in totaal 18,5 kilo hasj aangetroffen, waarvan in een slaapkamer de grootste hoeveelheid, verpakt in twee boodschappentassen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van verdovende middelen in haar woning.
De rechtbank overweegt dat een bewoner in beginsel geacht wordt op de hoogte te zijn van hetgeen zich in zijn woning bevindt. Met betrekking tot de in de woning van verdachte aangetroffen verdovende middelen, is door de echtgenoot van verdachte evenwel verklaard dat hij de enige was die gebruik maakte van de betreffende slaapkamer, dat verdachte daar niet kwam en dat zij niets wist van de hasj in de woning. Gelet op deze verklaring en bij gebreke van aanwijzingen in het dossier waaruit het tegendeel zou kunnen worden afgeleid, alsmede gelet op de omstandigheid dat uit het dossier niet blijkt hoe lang de verdovende middelen reeds in de woning aanwezig waren en op het feit dat die middelen daar niet open en bloot lagen, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte van de aanwezigheid daarvan in haar woning op de hoogte was. Verdachte zal derhalve van het haar onder feit 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde feit
Voor het in de woning van verdachte aangetroffen geldbedrag van in totaal € 53.100,00 geldt naar het oordeel van de rechtbank eveneens en op grond van dezelfde redenen dat niet kan worden bewezen dat verdachte van de aanwezigheid daarvan in haar woning wetenschap heeft gehad, zodat zij van dit onderdeel van de tenlastelegging behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 18.000,00. De feiten en omstandigheden die de rechtbank daartoe redengevend acht zijn de volgende.
In een proces-verbaal ‘dienstreis, doorzoeking en inbeslagname’ van de Gerechtelijke Politie te Casablanca is gerelateerd dat bij doorzoeking van de woning van [medeverdachte] aan [adres 2] te Casablanca in de kast een geldbedrag van
€ 18.000,00 bestaande uit 36 briefjes van € 500,00 is aangetroffen. [1]
Door verdachte is verklaard dat haar echtgenoot [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]] ooit met een kraslot € 18.000,00 heeft gewonnen en dat hij dit geld in twee deelbedragen van € 9.000,00 per keer naar Marokko heeft gebracht. [2]
Door [medeverdachte] is verklaard dat hij meer dan € 20.000,00 heeft gewonnen in de Lotto, in biljetten van € 500,00, en dat daarvan een bedrag van € 18.000,00 is aangetroffen in een stofzuigerzak in zijn woning in Marokko. [3] In een nadere verklaring heeft [medeverdachte] verklaard dat hij het winnende lot heeft gekocht bij een sigarenwinkel in winkelcentrum Ganzenhoef te Amsterdam bij een man die volgens hem [A] heet. [4]
In een proces-verbaal van bevindingen heeft de politie naar aanleiding van de verklaring van [medeverdachte] gerelateerd dat er slechts één sigarenwinkel op de aangegeven locatie was, waarvan [getuige] aangaf bedrijfsleider te zijn. [5]
Door de getuige [getuige] is verklaard dat hij Lottoloten verkoopt, dat gewonnen bedragen vanaf € 454,00 niet contant wordt uitgekeerd en dat een bedrag van € 20.000,00 niet contant wordt uitgekeerd. De speler moet dan naar het hoofdkantoor. [6]
In een proces-verbaal ‘verstrekking gevorderde gegevens’ is gerelateerd dat verdachte van 1 januari 2012 tot het moment van de vordering tot verstrekking van gegevens op 21 augustus 2012 een bruto-uitkering van € 5.779,00 heeft genoten en dat haar echtgenoot [medeverdachte] tot dat moment een totaal bruto-inkomen van € 20.408,00 heeft genoten. [7]
Bewijsoverweging
Het bedrag van € 18.000,00 dat in Marokko is aangetroffen betrof uitsluitend bankbiljetten van € 500,00. De rechtbank overweegt dat een bedrag in dergelijke coupures volgens vaste rechtspraak een indicatie voor witwassen is. Temeer nu het bedrag in een stofzuigerzak is aangetroffen, op grond waarvan van verhullen kan worden gesproken en er geen valide uitleg is gegeven over de herkomst daarvan. Verdachte, zo blijkt uit de door haar op 19 april 2013 afgelegde verklaring, droeg kennis van dit bedrag en de verklaring die verdachte en haar mededader voor de herkomst van dit geld hebben gegeven is onjuist gebleken. Gelet op de financiële positie van verdachte en haar echtgenoot, die zodanig beperkt was dat dit ook geen verklaring kan zijn voor de aangetroffen € 18.000,00, moet worden aangenomen dat het niet anders kan dan dat dit bedrag van misdrijf afkomstig is. Daarmee acht de rechtbank witwassen van dit geldbedrag wettig en overtuigend bewezen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
2.
op 27 november 2012 in Marokko, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van EUR 18.000 voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte en haar mededader ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat dit geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplegen van witwassen.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een geldboete van € 5.000,00 subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte er moet zijn voor haar kinderen en nu haar echtgenoot onlangs is overleden zij alleen de zorg voor hen draagt. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte een blanco strafblad heeft en in deze situatie is terechtgekomen door haar echtgenoot.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met haar overleden echtgenoot schuldig gemaakt aan witwassen. Door het witwassen werd de werkelijke herkomst van het geld versluierd en daarmee is de integriteit van het financiële en economische verkeer geschonden.
De officier van justitie is bij haar strafeis uitgegaan van een bewezenverklaring voor beide ten laste gelegde feiten. De rechtbank komt tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit en partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit en zal daarom een lagere straf opleggen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en uit het oogpunt van speciale preventie, een geheel voorwaardelijke geldboete van € 2.000,00 met een proeftijd van twee jaar passend is. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op het feit dat verdachte nooit eerder is veroordeeld.

9.Beslag

De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevraagd van:
- een geldbedrag van € 700,00;
- een geldbedrag van € 12.000,00 en
- een geldbedrag van € 40.400,00.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde bedragen niet onder verdachte, maar onder haar echtgenoot, [medeverdachte], in beslag zijn genomen. De officier van justitie wordt daarom ten aanzien van deze bedragen niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot verbeurdverklaring.
Het geldbedrag van € 18.000,00 is aangetroffen en inbeslaggenomen in de woning van verdachte te Marokko en verdachte droeg gelet op het hiervoor onder 4.3 overwogene kennis van de aanwezigheid van dit geldbedrag.
De rechtbank is van oordeel dat dit geldbedrag daardoor vatbaar is voor verbeurdverklaring nu met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezen geachte is begaan. Dit geldbedrag zal worden verbeurdverklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 24, 24c, 33, 33a, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het in rubriek 6 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een geldboetevan
€ 2.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 30 dagen.
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast;
- stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren;
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot verbeurdverklaring van € 700,00, € 12.000,00 en € 40.400,00;
- verklaart verbeurd: € 18.000,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. J.P.W. Helmonds en C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 december 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1.
zij op of omstreeks 27 november 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, thans Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van ongeveer 18,554 kilo hasjiesj,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij hij op of omstreeks 27 november 2012, te Utrecht, althans in het
arrondissement Utrecht, thans arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in
Nederland en/of in Marokko,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen (telkens) van een voorwerp,
te weten één of meer geldbedragen, waaronder een geldbedrag van ongeveer EUR
53.100 en/of een bedrag van ongeveer EUR 18.000 heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans
van het/de voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden
krijgen en/of het overdragen en/of het omzetten wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dit/deze (grote hoeveelheden)
geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van dienstreis, onderzoek en inbeslagname, opgenomen op pagina 8651-8652 van het proces-verbaal dossiernummer 2012 266002, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 10553, i.h.b. pag. 8652.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 9520-9527, i.h.b. pagina 9525.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte ([medeverdachte]), in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 796-802, i.h.b. pagina 801.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte ([medeverdachte]), in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 851-862, i.h.b. pagina 861.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 9539.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 9540-9542, i.h.b. pagina 9541.
7.Het proces-verbaal van verstrekking gevorderde gegevens, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 2838-2839.