In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2013 uitspraak gedaan over de toekenning van een vierjaarlijkse instellingssubsidie aan de Stichting tot Beheer van Huis Doorn voor de periode 2013-2016. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de subsidie vastgesteld voor beheer en behoud, maar niet voor presentatie, en dit besluit was gebaseerd op een advies van de Raad voor Cultuur. De rechtbank oordeelde dat de Minister zijn vergewisplicht had nageleefd en zich op het advies mocht baseren. De rechtbank concludeerde dat de eiseres, Huize Doorn, niet voldeed aan de criteria voor een instellingssubsidie zoals vastgelegd in de Regeling op specifiek cultuurbeleid (Rsc). De rechtbank stelde vast dat de indeling van Huize Doorn in categorie 4, die geen rechtvaardiging voor een rijkssubsidie biedt, terecht was. De rechtbank oordeelde dat de Minister een rangorde mocht aanbrengen op basis van de criteria van de Rsc en dat de eiseres op basis van deze rangorde niet in aanmerking kwam voor een instellingssubsidie. De rechtbank volgde de Minister in zijn standpunt dat een redelijke termijn in acht was genomen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de Minister bij het verlenen van subsidies en de noodzaak voor instellingen om zich aan de geldende criteria te houden.