In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2013 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 48 scherpe patronen. De verdachte, geboren in Marokko en woonachtig in Nederland, werd op 27 november 2012 in Utrecht aangehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zitting, die plaatsvond op verschillende data in september en november 2013, heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. R.D.A. van Boom.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte in strijd met de Wet wapens en munitie handelde door 48 scherpe patronen voorhanden te hebben. De officier van justitie achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging aanvoerde dat de politie onrechtmatig had gehandeld door de auto van de verdachte te doorzoeken op basis van een verkeerscontrole, terwijl er geen redelijk vermoeden van schuld aan de Opiumwet was. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de rechtmatigheid van de aanhouding en doorzoeking, en dat de verdachte verantwoordelijk was voor de munitie die in zijn auto werd aangetroffen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 950,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 19 dagen bij gebreke van betaling. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van scherpe patronen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 24, 24b en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.