ECLI:NL:RBMNE:2013:7383

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
20 december 2013
Zaaknummer
16/661383-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van scherpe patronen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2013 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 48 scherpe patronen. De verdachte, geboren in Marokko en woonachtig in Nederland, werd op 27 november 2012 in Utrecht aangehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zitting, die plaatsvond op verschillende data in september en november 2013, heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. R.D.A. van Boom.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte in strijd met de Wet wapens en munitie handelde door 48 scherpe patronen voorhanden te hebben. De officier van justitie achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging aanvoerde dat de politie onrechtmatig had gehandeld door de auto van de verdachte te doorzoeken op basis van een verkeerscontrole, terwijl er geen redelijk vermoeden van schuld aan de Opiumwet was. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de rechtmatigheid van de aanhouding en doorzoeking, en dat de verdachte verantwoordelijk was voor de munitie die in zijn auto werd aangetroffen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 950,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 19 dagen bij gebreke van betaling. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van scherpe patronen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 24, 24b en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661383-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 19 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1972],
wonende aan de [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013, 6, 7, 11, 13 en 14 november 2013, 21 november 2013 en 5 december 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 48 scherpe (munitie)patronen.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie baseert dit op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft er op gewezen dat uit het dossier blijkt dat de politie haar controlebevoegdheid op grond van de Wegenverkeerswet 1994 heeft ingezet om verdachte staande te houden en om vervolgens zijn auto te doorzoeken, terwijl er sprake was van een verdenking in het kader van de Opiumwet. Die verdenking was gebaseerd op de tapgesprekken TC28/33 en TD03/30. Een redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van de Opiumwet door verdachte is uit die taps echter niet af te leiden, zodat een controle op basis van de Opiumwet niet had mogen plaatsvinden, aldus de raadsman. De raadsman heeft betoogd dat vanwege het inzetten van de verkeerscontrole voor een ander doel dan waarvoor zij gegeven is, sprake is van een onrechtmatige toepassing van de controlebevoegdheden op grond van de Wegenverkeerswet en van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het resultaat van de doorzoeking van verdachtes auto is aldus onrechtmatig verkregen en dient van het bewijs te worden uitgesloten, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft voorts betoogd dat verdachte zich niet bewust is geweest van de aanwezigheid van de patronen in zijn auto en die daar mogelijk door anderen in zijn gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bespreking verweer
Naar het oordeel van de rechtbank bestond op grond van de vorenbedoelde tapgesprekken, bezien in samenhang met de doorzoekingen die op datzelfde moment plaatsvonden c.q. net hadden gevonden, wel degelijk een redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van de Opiumwet door verdachte, zodat de politie (ook) op basis van de Opiumwet bevoegd was tot aanhouding van verdachte en doorzoeking van diens auto. Het enkele feit dat de verbalisanten die verdachte feitelijk staande hebben gehouden verbaliseren met verwijzing naar hun controlebevoegdheden op grond van de Wegenverkeerswet 1994, waaraan zij eveneens de bevoegdheid tot aanhouding van verdachte en onderzoek aan diens auto ontlenen, doet niet af aan de rechtmatigheid van hun optreden. Van onrechtmatig verkregen bewijs is derhalve geen sprake.
BewijsmiddelenIn een proces-verbaal sporenonderzoek is door de politie het volgende gerelateerd [1] :
“Op 27 november 2012 werd door mij verbalisant een forensisch onderzoek naar sporen verricht. Het onderzoek is verricht aan de in beslag genomen personenauto van het merk Renault, type Mégane, kleur grijs, voorzien van het kenteken [kenteken]. Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen. In de kofferbak trof ik onder de vloermat een witte-blauwe plastic tas van het merk Albert Heijn aan. In deze tas zag ik diverse goederen; vier half volle bierblikjes, een rood kleurig plastic tasje, een plastic voorwerp en een kapot kartonnen doosje. Al deze voorwerpen waren nat en ik rook een sterke bierlucht uit de tas komen. Ik zag dat het kartonnen doosjes, verpakking voor munitie betrof. Ik zag op de doos staan; merk Fiocchi, kaliber 9 mm Luger (ofwel 9 x 19 mm) FMJ (afkorting voor Full Metal Jacket). In het rode tasje trof ik 20 (scherpe) patronen aan met inscriptie: GFL, 9mm, Luger. Ik hoorde iets rammelen in de deels gevulde bierblikjes. Met een lamp kon ik onderin de blikjes patronen zien, maar deze kon ik niet uit de blikjes laten vallen door ze op de kop te schudden. Ik kon de patronen er uit krijgen door de blikjes iets open te buigen. In het totaal trof ik 28 (scherpe) patronen aan verdeeld over de vier blikjes. Deze patronen hadden dezelfde inscriptie als de bovengenoemde patronen.
Ik heb de hierboven genoemde goederen in beslag genomen en veiliggesteld voor eventueel nader forensisch onderzoek. SIN : AAFQ3369NL en AAFQ337ONL.”
In een proces-verbaal van de forensische opsporing is het volgende vermeld. [2]
“Omschrijving voorwerpen.
SIN : AAFQ3369NL en AAFQ337ONL
Munitie: 48 scherpe patronen
Bovenvermelde voorwerpen betreffen de volgende scherpe patronen:
a. 28 scherpe patronen, kaliber 9mm Luger, merk G.F.L.
b. 20 scherpe patronen, kaliber 9mm Luger, merk G.F.L.
De onder a en b omschreven scherpe patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie.”
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij sinds 2009 de eigenaar is van de Renault Mégane, voorzien van het kenteken [kenteken]. [3]
BewijsoverwegingDoor de verdediging is aangevoerd dat verdachte zich niet bewust was van de munitie in zijn auto en dat een derde mogelijk die munitie in de auto heeft gelegd, omdat hij zijn auto wel eens uitleent.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat een ander de munitie in de auto van verdachte heeft gelegd. De rechtbank overweegt dienaangaande dat verdachte eerst ter terechtzitting op vragen van de rechtbank heeft aangevoerd dat de munitie mogelijk door anderen in zijn auto is gelegd. In beginsel kan verdachte als eigenaar van de auto verantwoordelijk worden gehouden voor alle roerende goederen die zich op een toegankelijk plaats in die auto – die verdachte reeds sinds 2009 in eigendom had – bevinden.
Dat een ander deze munitie, zonder wetenschap van verdachte, zou hebben achtergelaten in een auto die door verdachte werd gebruikt, is hoogst onwaarschijnlijk.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 27 november 2012 te Utrecht voorhanden heeft gehad 48 scherpe patronen (kaliber 9mm Luger, merk G.F.L.).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 950,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 19 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een behoorlijke hoeveelheid scherpe patronen. Het voorhanden hebben van dergelijke munitie levert een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen op.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 1 november 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde geldboete van € 950,00 passend is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24, 24b en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het in rubriek 6 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een
geldboete van € 950,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 19 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. J.P.W. Helmonds en C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 december 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 27 november 2012 te Utrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden
heeft gehad 48 scherpe patronen (kaliber 9mm Luger, merk G.F.L.), in elk geval
munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, opgenomen op pagina 4922-4925 van het proces-verbaal dossiernummer 2012 266002, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 10553.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 4933.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting d.d. 7 november 2013.