ECLI:NL:RBMNE:2013:7380

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
20 december 2013
Zaaknummer
C-16-356838 - KG ZA 13-879
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindend negatief studieadvies door ROC aan leerling met diabetes

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 december 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een leerling, aangeduid als [eiser], en de Stichting ROC Midden Nederland, hierna ROC. De zaak betreft een bindend negatief studieadvies dat door ROC aan [eiser] is verstrekt. [eiser] volgde de opleiding Verkoopspecialist eerste verkoper en had te maken met extra begeleiding vanwege zijn diabetes. Ondanks deze begeleiding heeft hij niet voldaan aan de voorwaarden die aan hem waren gesteld, waaronder het inleveren van opdrachten en het behalen van een minimale aanwezigheid van 90% in de lessen.

De procedure begon met een dagvaarding op 18 november 2013, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 november 2013. [eiser] vorderde dat de voorzieningenrechter ROC zou veroordelen om hem toe te laten tot de opleiding. ROC voerde verweer en stelde dat de voorzieningenrechter niet bevoegd was, omdat er een interne bezwaarprocedure bestond. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat hij bevoegd was om de zaak te behandelen.

In de beoordeling kwam naar voren dat ROC in redelijkheid tot het bindend negatief studieadvies had kunnen komen. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] niet had voldaan aan de gestelde voorwaarden en dat de beleidsvrijheid van ROC in deze context niet onredelijk was. De vordering van [eiser] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van ROC, die op € 589,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/356838 / KG ZA 13-879
Vonnis in kort geding van 11 december 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.M. de Jonge te Utrecht,
tegen
de stichting
STICHTING ROC MIDDEN NEDERLAND,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
vertegenwoordigd door S. Stokking, juridisch adviseur College van Bestuur, [A], afdelingsmanager, en [B], docent en studieloopbaanbegeleider.
Partijen zullen hierna [eiser] (in citaten ook: [eiser]) en ROC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met producties van 18 november 2013,
de mondelinge behandeling op 26 november 2013,
de pleitnota van [eiser],
de pleitnota van ROC.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sinds september 2012 volgt [eiser] bij ROC de opleiding Verkoopspecialist eerste verkoper.
2.2.
ROC is ermee bekend dat [eiser] aan diabetes lijdt. ROC heeft in verband daarmee extra begeleiding bekostigd, welke begeleiding onder andere plaatsvond door Stichting Onderwijs Voorrang Eemland (hierna: Sovee) en door een externe coach.
2.3.
Vanwege bezuinigingen is de taak van de externe coach in de zomer van 2013 overgenomen door achtereenvolgens de broer van [eiser] en een van zijn zussen.
2.4.
Op 4 juli 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden over een aan [eiser] gegeven voorlopig negatief studieadvies. De studieloopbaanbegeleider heeft daarvan het volgende verslag gemaakt:

In de brief van de afdelingsmanager dd. 03-07-2013 is op basis van de volgende resultaten besloten tot een voorlopig negatief studieadvies:
X Nakomen van afspraken, bv. gemaakt bij de intake, deelname aan bijspijkeractiviteiten e.d.
X Inzet. (bv. aantal en kwaliteit van uitgevoerde opdrachten en prestaties).
X Gedrag / (beroeps)houding
[eiser] heeft geen moeite met de opleiding integendeel. Hij heeft wel moeite met zijn beroepshouding en aanwezigheid. Mede daardoor krijgt hij een verlengd negatief studieadvies.
Op basis van bovenstaande constatering worden met jou de volgende afspraken gemaakt en op 04-07-2013 geëvalueerd door het onderwijsteam. Wanneer de afspraken niet voldoende zijn nagekomen, kan dit resulteren in een bindend negatief studieadvies, hetgeen betekent dat je moet stoppen met de opleiding.
* Op 2 september Kerntaak 2 map en Portfolio 2 inleveren. Beiden moeten voor 06/09 voldoende zijn.
* In periode 1 van het nieuwe schooljaar is je aanwezigheid 90%. Aanwezigheid wordt gedefinieerd als aanwezig in de klas. Alle absentie ook geoorloofd valt onder de 10%.
* Je beroepshouding moet duidelijker verder verbeteren. Wij gaan uit van een gelijke beroepshouding in de BPV en op school. Dit houdt o.a. in dat je:
- op tijd aanwezig bent;
- je huiswerk af hebt;
- in grote mate respect toont voor de docenten en je medeleerlingen;
- beloftes nakomen.
2.5.
Bij brief van 12 september 2013 heeft ROC het volgende bericht aan de ouders van [eiser] verzonden:

Wij hebben geconstateerd dat [eiser] 16 klokuren binnen 4 weken ongeoorloofd afwezig is geweest. (…)
Wij raden u aan dit thuis te bespreken en [eiser] te blijven motiveren om aanwezig te zijn tijdens de lessen.
Ongeoorloofd verzuim kan leiden tot een voorlopig negatief studieadvies (…).
Om te voorkomen dat [eiser] nog meer lessen mist gaan we aanvullende afspraken maken. Daarom nodig ik u en [eiser] voor een gesprek uit op:
Datum: 17-09-2013
(…).
2.6.
Op 17 september 2013 heeft geen gesprek plaatsgevonden tussen ROC en [eiser] en diens familie. Er is een nieuwe afspraak gemaakt voor 30 september 2013. Bij e-mailbericht van die dag schreef de zus van [eiser]:

Ik heb gisteren de afspraak bevestigt maar moet hem helaas afzeggen. Ik vind het erg vervelend maar heb naar andere mogelijkheden gekeken maar het gaat niet lukken. (…).
2.7.
Op 10 oktober 2013 schreef ROC het volgende aan [eiser]:

Afgelopen dinsdag hebben we elkaar al kort gesproken en daarin heb ik aangegeven dat ik op korte termijn een gesprek met jou en eventueel je ouders wil (…) over het nog steeds niet voldoen aan de voorwaarden uit je negatief studie advies.
(…)
Er is overleg geweest met de docenten en er is besloten om je negatieve studieadvies om te zetten in een bindend studieadvies omdat je ondanks herhaalde aanmaningen nog steeds niet voldoet aan de gestelde voorwaarden. Dat betekent dat je opleiding stopt.
Uiteraard willen dhr [B] en ik je dit graag toelichten in gesprek (…).
2.8.
Op 18 oktober 2013 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en ROC, waarbij ook familieleden van [eiser], zijn gewezen externe coach en een vertegenwoordiger van Sovee aanwezig waren. De vertegenwoordiger van Sovee heeft een gespreksverslag opgesteld, waarin het volgende is opgenomen:

ROC MN heeft voornamelijk helderheid gegeven over hoede afgelopen 2 schooljaren zijn verlopen voor en met [eiser]. Hierbij werd duidelijk dat de familie en [eiser] voornamelijk de formele kant van de situatie wilden bespreken. Er zijn hieromtrent vragen gesteld aan ROC MN en die vragen werden beantwoord en soms verhelderd door inzage in het studentendossier van [eiser] (…). ROC MN heeft naar voren gebracht dat de inzet van verschillende vormen van ondersteuning en begeleiding tijdens de opleiding er niet voldoende toe heeft bijgedragen dat [eiser] heeft kunnen voldoen aan de voorwaarden die er waren gesteld. (…). [eiser] heeft als laatste zich uitgesproken over de afgelopen periode en aangegeven dat hij blijft bij het standpunt dat er vanuit ROC MN niet aan alle procedurele stappen is voldaan omtrent de uitvoering van de voorwaarden. Hij erkent dat hij vanuit zijn gedrag deels verantwoordelijk is voor de ontstane situatie, maar legt ook een deel van deze verantwoordelijkheid bij ROC MN. Uiteindelijke conclusie die is uitgesproken door ROC MN is dat [eiser] niet verder kan in de opleiding. Hij zal door ROC MN worden uitgenodigd om in gesprek te gaan over het vervolg en perspectief. De familie heeft aangegeven zich in de komende week te beraden over de te nemen stappen.
2.9.
Bij brief van 6 november 2013 schreef de raadsman van [eiser] het volgende aan ROC:

(…) In de kern kan ik echter niet anders dan concluderen dat, waar het ROC voornemens is om de opleiding van cliënt te beëindigen, eerst overleg tussen partijen had moeten plaatsvinden, om onnodige escalaties te voorkomen. Dat is niet gebeurd.
Ik heb cliënt verzocht om concreet aan te geven op welke termijn en welke wijze hij de afspraken van 4 juli nakomt. Cliënt liet mij weten dat hij de opdrachten Kerntaak 2 en Portfolio 2 op zeer korte termijn kan inleveren en dat hij graag weer lessen wil volgen. De zus van cliënt (…) heb ik bereid gevonden om cliënt tot het einde van de opleiding intensief te begeleiden, ook waar het gaat om de aanwezigheid bij lessen.
2.10.
Bij brief van 7 november 2013 heeft ROC het volgende aan [eiser] bericht:

Op 5 november 2013 heeft het onderwijsteam jouw studievoortgang besproken. Zie ook in dit verband mijn eerdere brief van 26 april 2013 en de afspraken die op 4 juli 2013 door de loopbaanbegeleider met jou zijn gemaakt. Tijdens de bespreking van het onderwijsteam is naar voren gekomen dat er ondanks de gemaakte afspraken te weinig vooruitgang is geboekt. Daarom heb ik op advies van het onderwijsteam besloten jou een bindend negatief studieadvies te geven. Dit betekent dat je moet stoppen met de opleiding.
Ik nodig je uit (…) voor een gesprek voor een toelichting op het besluit tot een bindend negatief studieadvies.
(…)
Wanneer je het niet eens bent met dit besluit, dan kun je binnen 10 schooldagen na dagtekening van deze brief bezwaar aantekenen bij de collegedirecteur. (…).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter ROC bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om [eiser] binnen een dag na het wijzen van dit vonnis toe te laten tot de opleiding. Ook vordert [eiser] dat ROC zal worden veroordeeld tot vergoeding van zijn proceskosten.
3.2.
ROC voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
ROC heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van [eiser]. Daartoe heeft zij aangevoerd dat ROC een interne bezwaarprocedure kent, die is beschreven in het Deelnemersstatuut, eventueel gevolgd door een beroepsprocedure bij de Commissie van Beroep voor de Examens, als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: Web). ROC hecht er belang aan dat geschillen, zoals gebruikelijk is, eerst aan de bezwaarcommissie worden voorgelegd. In de Web is bovendien voorzien in de mogelijkheid van een voorlopige voorziening, zodat ook het door [eiser] gestelde spoedeisende belang de onderhavige procedure in kort geding niet rechtvaardigt.
4.2.
Volgens [eiser] is de bezwaar- en beroepsprocedure niet exclusief voorgeschreven. Ter onderbouwing daarvan heeft hij, onder meer, verwezen naar een vonnis van de Voorzieningenrechter in de rechtbank te ‘s-Hertogenbosch van 10 oktober 2007, waarin ROC Eindhoven, zoals in de onderhavige zaak, in kort geding was gedagvaard door een leerlinge. [eiser] heeft overigens gesteld dat hij niet alleen vanwege het verwachte snelle resultaat voor de onderhavige procedure heeft gekozen, maar ook omdat op een bezwaarschrift zou worden geoordeeld door de opleidingsdirecteur, in wie hij het vertrouwen mist.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit de door ROC aangevoerde omstandigheid, dat het gebruikelijk is om de bezwaar- en beroepsprocedure te volgen, niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat de Commissie van Beroep voor de Examens (die het hoger beroep behandelt) een met alle waarborgen omklede bijzondere rechter is, die bij uitsluiting bevoegd is te oordelen over beslissingen die ten aanzien van studenten worden genomen. Ook uit hetgeen ROC overigens heeft aangevoerd, volgt dit niet zonder meer, zodat de voorzieningenrechter zich bevoegd acht over het voorliggende geschil te oordelen.
4.4.
Voor ligt de vraag of ROC, gelet op de beleidsvrijheid die een school op dit punt heeft, in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot een negatief bindend studieadvies. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Daartoe is het volgende van belang.
4.5.
ROC heeft aangevoerd dat [eiser] op 26 april 2013 een voorlopig negatief studieadvies heeft ontvangen en dat hij, om een bindend negatief studieadvies te voorkomen, voor het einde van de vierde periode van het schooljaar een zevental opdrachten gemaakt moest hebben, waaronder Kerntaak 2 en Portfolio 2, aan welke voorwaarde hij niet geheel heeft voldaan. [eiser] heeft niet weersproken dat hij op basis van het voorlopig negatief studieadvies van 26 april 2013 voor het einde van de vierde periode van het schooljaar een zevental opdrachten gemaakt moest hebben, en dat hij daarin niet geheel is geslaagd. De voorzieningenrechter gaat daarom uit van de juistheid daarvan. ROC heeft bovendien aangevoerd dat zij, omdat [eiser] toen, onder begeleiding van de externe coach, wel zijn goede wil had getoond, heeft besloten het voorlopig negatief studieadvies onder voorwaarden (vermeld in 2.4.) te verlengen, maar dat [eiser] vervolgens niet aan de aan hem gestelde voorwaarden voldeed, waaronder het alsnog inleveren van de opdrachten Kerntaak 2 en Portfolio 2 en een aanwezigheid van 90%. Van belang is dat [eiser] ter zitting heeft erkend dat hij in ieder geval de opdracht Kerntaak 2 niet heeft ingeleverd. Hij heeft ook erkend dat hij lesuren heeft gemist, omdat hem de toegang tot de les werd ontzegd als hij zijn boeken niet bij zich had en/of opdrachten niet af had. Nog daargelaten of daarmee de aanwezigheid van [eiser] tot onder 90% is gedaald, staat met de erkenning van het niet-inleveren van de opdracht Kerntaak 2 vast dat [eiser] niet heeft voldaan aan de hem gestelde voorwaarden, die blijken uit productie 2 bij dagvaarding en hiervoor in 2.4. zijn geciteerd.
4.6.
De gestelde voorwaarden komen de voorzieningenrechter helder en niet onredelijk voor. Bovendien zijn tussen het voorlopig negatief advies en het bindend negatief advies meer dan zes maanden gelegen, waarin [eiser] de mogelijkheid zijn gedrag te verbeteren onvoldoende heeft benut. Zijn broer, en later zijn zus, die de begeleiding van [eiser] van de externe coach hebben overgenomen, hebben in deze periode ook niet, althans niet adequaat, gereageerd op de uitnodigingen van ROC voor een gesprek, zoals die blijken uit de in het geding gebrachte correspondentie. Mede gelet op hetgeen in 4.5. is overwogen komt de voorzieningenrechter dan ook tot het voorlopige oordeel dat ROC in redelijkheid tot het bindend negatief studieadvies kunnen komen.
4.7.
Aan de stelling van [eiser], dat het besluit tot het geven van het bindend negatief studieadvies onzorgvuldig zou zijn genomen, omdat daar geen gesprek met [eiser] aan vooraf is gegaan, gaat de voorzieningenrechter voorbij, nu uit de in het geding gebrachte correspondentie voldoende blijkt dat ROC [eiser] en zijn familie daartoe wel herhaaldelijk de mogelijkheid heeft geboden. Bovendien staat vast dat partijen elkaar in ieder geval op 18 oktober 2013 hebben gesproken. Ook de omstandigheid dat de zus van [eiser] (die in navolging van haar broer de begeleiding van [eiser] heeft overgenomen van de externe coach) de ernst van de situatie onvoldoende heeft begrepen – zij heeft ter zitting gesteld dat zij van haar broer had begrepen dat ROC contact met haar zou opnemen als daar aanleiding toe was – doet aan het voorgaande niet af. De voorzieningenrechter acht het namelijk onvoldoende aannemelijk dat [eiser] zelf evenmin van de ernst van de situatie op de hoogte was. Hij kende de aan hem gestelde voorwaarden immers en had de gevolgen van het niet-voldoen aan dergelijke voorwaarden bovendien al eens ervaren (aangezien ROC onweersproken heeft aangevoerd dat [eiser], voor hij startte met zijn opleiding tot Verkoopspecialist eerste verkoper, bij ROC ook reeds een andere opleiding heeft gevolgd, die is geëindigd na een bindend negatief studieadvies), maar heeft zich daar desondanks niet voldoende door laten leiden. De omstandigheid dat [eiser] lijdt aan diabetes maakt het voorgaande ook niet anders. Die ziekte heeft hoogstens invloed op de prikkelbaarheid van [eiser], maar leidt niet tot het gevolg dat afspraken niet kunnen worden nagekomen. De vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen.
4.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ROC worden begroot op € 589,00 aan griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ROC tot op heden begroot op € 589,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2013. [1]

Voetnoten

1.type: CD/4485