In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 december 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en twee gedaagden, die betrokken waren bij de verkoop van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.B. van Die, had de woning op 1 juli 2009 gekocht van de gedaagden, die werden bijgestaan door advocaat mr. D.A. van Rootselaar. De kern van de zaak betrof de non-conformiteit van de woning, waarbij de eiser stelde dat de woning niet voldeed aan de garanties die in de koopovereenkomst waren opgenomen. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis geoordeeld dat de gedaagden tekortgeschoten waren in hun verplichtingen, omdat de vloerbalken van de woning aangetast waren door houtrot en houtworm, wat niet kenbaar was voor de eiser ten tijde van de koop.
De eiser had vervolgens schadevergoeding gevorderd, waarbij hij kosten had gemaakt voor de vervanging van de aangetaste balken en de parketvloer. De rechtbank heeft de schade begroot op basis van rapporten van een deskundige en offertes van aannemers. De rechtbank oordeelde dat de offerte van een aannemer niet betrouwbaar was en dat de begroting van de schade door de deskundige niet bruikbaar was. Uiteindelijk heeft de rechtbank de schade vastgesteld op € 9.401,-, dat de gedaagden hoofdelijk aan de eiser moesten vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast heeft de rechtbank de gedaagden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan de zijde van de eiser. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.K.J. van den Boom.