ECLI:NL:RBMNE:2013:7302

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
UTR 13-1858 e.v.
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwerkende kracht van wijzigingsverordening onroerendezaakbelasting 2012

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de onroerendezaakbelasting voor het belastingjaar 2012. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die hen door de heffingsambtenaar van de gemeente [P] zijn opgelegd. De aanslagen zijn gebaseerd op de 'Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelasting 2012', die op 3 november 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 24 november 2011 in werking is getreden. De wijzigingsverordening, die hogere tarieven voor niet-woningen bevat, is op 8 december 2011 vastgesteld en op 22 december 2011 in werking getreden. De eisers stelden dat de wijzigingsverordening terugwerkende kracht heeft, wat in strijd zou zijn met het rechtszekerheids- en legaliteitsbeginsel.

De rechtbank heeft overwogen dat de datum van ingang van de heffing op 1 januari 2012 ligt, wat betekent dat de wijzigingsverordening geen terugwerkende kracht heeft. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij de 'Notitie terugwerkende kracht en eerbiedigende werking' van de Staatssecretaris van Financiën. De rechtbank concludeert dat de wijzigingsverordening geen rechtsgevolgen met zich meebrengt die vóór de aanvang van de heffing op 1 januari 2012 intreden. De eisers kunnen niet verwachten dat een in werking getreden verordening niet meer kan worden gewijzigd ten nadele van de belastingplichtige.

De rechtbank heeft het beroep van de eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 december 2013 in de zaken tussen

[eiser 1] B.V., te [vestigingsplaats], met betrekking tot de zaaknummers en niet-woningen:
UTR 13/1858 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3339 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3340 [adres] te [woonplaats]

[eiser 2], te [woonplaats], met betrekking tot de zaaknummers en niet-woningen:

UTR 13/1859 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3330 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3331 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3332 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3333 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3334 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3335 [adres] te [woonplaats]

[eiser 3], te [woonplaats], met betrekking tot de zaaknummers en niet-woningen:

UTR 13/1862 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/1863 [adres] te [woonplaats]
[eiser 4] B.V., te
[vestigingsplaats], met betrekking tot de zaaknummers en niet-woningen:
UTR 13/1866 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3319 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3320 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3322 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3323 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3324 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3325 [adres] te [woonplaats]
[eiser 5] B.V., te
[vestigingsplaats], met betrekking tot zaaknummer en niet-woning:
UTR 13/1867 [adres] te [woonplaats]

[eiser 6], te [woonplaats], met betrekking tot zaaknummer en niet-woning:

UTR 13/1869 [adres] te [woonplaats]
[eiser 7], te
[woonplaats],met betrekking tot de zaaknummers en niet-woningen:
UTR 13/1871 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3851 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3852 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3853 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3854 [adres] te [woonplaats]
[eiser 8], te
,met betrekking tot zaaknummer en niet-woning:
UTR 13/1872 [adres] te [woonplaats]

[eiser 9], te [woonplaats], met betrekking tot de zaaknummers en niet-woningen:

UTR 13/1873 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3849 [adres] te [woonplaats]
UTR 13/3850 [adres] te [woonplaats],
allen gezamenlijk hierna te noemen: eisers
(gemachtigden: mr. M.B.A.C. Hasselman en M.J. van Wanrooij),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [P], verweerder
(gemachtigden drs. J.J.M. Woeltjens en mr. W.G. Vos).

Procesverloop

Bij de primaire beschikkingen in bovenvernoemde zaken heeft verweerder aan eisers onder meer aanslagen onroerendezaakbelastingen 2012 opgelegd naar het tarief zoals vermeld in de op 3 november 2011 vastgestelde “Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaak-belasting 2012” (hierna: de Verordening), zoals gewijzigd bij de op 8 december 2011 vastgestelde “Verordening tot (eerste) wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaak-belasting 2012” (hierna te noemen: de Wijzigingsverordening).
Bij zijn uitspraken op het bezwaar in die zaken heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de primaire beschikkingen ongegrond verklaard.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2013. Eisers en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.
De Verordening is vastgesteld door de gemeenteraad van [P] op 3 november 2011, is gepubliceerd in het gemeenteblad van [P], nr. 70, is bekend gemaakt op 16 november 2011 en is in werking getreden op 24 november 2011.
In deze Verordening zijn de belastingtarieven voor het jaar 2012 opgenomen.
De Wijzigingsverordening is door de gemeenteraad van [P] vastgesteld op 8 december 2011, is gepubliceerd in het gemeenteblad van [P], nr.79, is bekend gemaakt op
21 december 2011 en is in werking getreden op 22 december 2011.
De Verordening en de Wijzigingsverordening hebben betrekking op de heffing van de onroerendezaakbelasting voor het belastingjaar 2012. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.
2.
Eisers voeren aan dat de Wijzigingsverordening, in werking getreden op 22 december 2011, hogere belastingtarieven bevat voor niet-woningen dan de eerder in de Verordening vastgestelde tarieven, die op 24 november 2011 in werking is getreden. De belastingtarieven zijn met de Wijzigingsverordening ten nadele van eisers gewijzigd, waardoor er sprake is van terugwerkende kracht en daardoor strijd met het rechtszekerheids- en het legaliteitsbeginsel. De Wijzigingsverordening is daarom niet rechtmatig tot stand gekomen, niet rechtsgeldig en moet onverbindend worden geacht voor zover het percentage eigenaren- en gebruikersbelasting is verhoogd. Ter zitting hebben eisers gemachtigden aansluitend betoogd dat, nadat de Verordening eenmaal in werking is getreden, alleen nog maar wijzigingen kunnen worden doorgevoerd in het voordeel van de burger. Wijzigingen ten nadele van de burger kunnen niet worden doorgevoerd.
3.
Verweerder is van mening dat er geen sprake is van terugwerkende kracht en dus geen strijd met het rechtszekerheids- en legaliteitsbeginsel. De Verordening kent als ingangsdatum van de heffing 1 januari 2012 en de Wijzigingsverordening brengt geen verandering in die datum en is niet van na die datum.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.
Op grond van artikel 216 van de Gemeentewet besluit de raad tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting door het vaststellen van een belastingverordening.
5.
Voor de invulling van het begrip terugwerkende kracht, zoals door eisers gesteld, sluit de rechtbank aan bij de 'Notitie terugwerkende kracht en eerbiedigende werking' van de Staatssecretaris van Financiën, Kamerstukken II 1995/96, 24 677, nr. 5, p. 5, waarin het kabinetsbeleid inzake de terugwerkende kracht en eerbiedigende werking van regelgeving is uiteengezet. Bij brief van 7 december 2009, nr. DB2009/609M (V‑N 2009/65.3) heeft de Staatssecretaris van Financiën de in de Notitie opgenomen uitgangspunten bevestigd.
In deze Notitie is terugwerkende kracht als volgt omschreven. “Door het verlenen van terugwerkende kracht aan een regeling worden de voorziene rechtsgevolgen gerekend te zijn ingetreden vanaf een nader aangeduid tijdstip voorafgaande aan de inwerkingtreding van die regeling.”
6.
De Verordening is in werking getreden op 24 november 2011. De Wijzigingsverordening op 22 december 2011. Nu de datum van ingang van de heffing op grond van het bepaalde in artikel 9, derde lid, van de Verordening, respectievelijk artikel III, tweede lid, van de Wijzigingsverordening, is gelegen ná laatstgenoemd tijdstip, namelijk op 1 januari 2012, kan niet worden gezegd dat aan de Wijzigingsverordening terugwerkende kracht is verleend. Op die grond is er daarom geen sprake van onverbindendheid van de Wijzigingsverordening zoals eisers hebben betoogd. De Wijzigingsverordening brengt immers geen rechtsgevolgen met zich die vóór aanvang van de heffing op 1 januari 2012 intreden. Met betrekking tot eisers standpunt dat zij mochten vertrouwen op de bij de Verordening vastgestelde tarieven, merkt de rechtbank op dat een belastingplichtige er op bedacht dient te zijn dat een bestaande Belastingverordening voor aanvang van het belastingjaar kan (en mag) worden gewijzigd zonder dat dit strijd oplevert met de Gemeentewet of andere hogere regelgeving.
Het standpunt van eisers dat wijzigingen op een vastgestelde en in werking getreden Verordening alleen ten gunste van de burger mogen zijn, vindt geen steun in de wet.
7.
Het vorenstaande houdt in dat de beroepen ongegrond zijn. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M.J.H. Muijlaert, voorzitter, en mr. J.W. Veenendaal en mr. E.J.W. Verhaagh, leden, in aanwezigheid van mr. J.J.A.G. van der Bruggen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.