9.Eisers voeren tot slot aan dat het niet mogelijk is om de vergunning voor een termijn van negen jaar te verlenen. Volgens eisers is de maximale termijn van een tijdelijke vergunning op basis van artikel 5.18 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vijf jaar.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het op grond van artikel 2.23, eerste lid, Wabo in combinatie met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, Wabo mogelijk is om
- anders dan op grond van artikel 2.12, tweede lid, en artikel 2.23, tweede lid, Wabo - een termijn van negen jaar aan een vergunning te verbinden. Verweerder verwijst hiervoor naar een advies van prof. mr. A.G.A. Nijmeijer van 22 november 2013 en naar de wetsgeschiedenis van artikel 2.23 Wabo alsmede naar de memorie van toelichting bij de Wijzigingswet van de Crisis- en herstelwet bij dit artikel.
Volgens artikel 2.23, eerste lid, Wabo kan in een omgevingsvergunning worden bepaald dat zij geheel of gedeeltelijk geldt voor een daarin aangegeven termijn.
Artikel 2.23, tweede lid, aanhef en onder a, Wabo bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur categorieën gevallen kunnen worden aangewezen, waarin in de omgevingsvergunning wordt bepaald dat zij slechts geldt voor een daarbij aangegeven termijn. Bij de maatregel kan worden bepaald dat de omgevingsvergunning voor ten hoogste een daarbij aangegeven termijn kan gelden.
De artikelen 5.16, 5.17, 5.18 en 5.19 van het Bor zijn een uitwerking van artikel 2.23, tweede lid, Wabo.
Artikel 5.18, eerste lid, van het Bor bepaalt dat in een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, Wabo, die voorziet in een tijdelijke behoefte, wordt bepaald dat zij slechts geldt voor een daarin aangegeven termijn van ten hoogste vijf jaar.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo, voor zover hier van belang, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
De rechtbank stelt vast dat in artikel 5.18 van het Bor uitdrukkelijk wordt verwezen naar strijdig gebruik in algemene zin als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, Wabo en niet naar artikel 2.12, tweede lid, Wabo. Dit betekent dat als er sprake is van strijdig gebruik én de omgevingsvergunning voorziet in een tijdelijke behoefte, er op basis van de wet geen andere conclusie mogelijk is dan dat de vergunning voor een termijn van maximaal vijf jaar kan worden verleend. De jurisprudentie gewezen onder de vigeur van artikel 17 en 19 WRO is in dit kader dan ook niet relevant. De uitleg van artikel 2.23 Wabo zoals voorgestaan door vergunninghoudster wijzigt deze conclusie evenmin. Volgens vergunninghoudster maakt het eerste lid van artikel 2.23 Wabo het mogelijk om ook in andere gevallen dan omschreven in de artikelen 5.16 tot en met 5.19 van het Bor een termijn aan een vergunning te verbinden. Wat er ook zij van de juistheid van dit betoog, het laat onverlet dat artikel 5.18 van het Bor dwingendrechtelijk voorschrijft dat in het geval van een omgevingsvergunning die voorziet in een tijdelijke behoefte, een maximale termijn van vijf jaar geldt.
Tussen partijen is niet in geschil dat het project afwijkt van het bestemmingsplan en dat het ziet op een tijdelijke behoefte. Dit blijkt ook uit het feit dat de aanvraag is gedaan voor een periode van tien jaar, dat de vergunning is verleend voor negen jaar, de omstandigheid dat de (technische) gebruiksduur van de spaceboxen beperkt is en dat de ontwikkelingen rond het perceel onzeker zijn in verband met de mogelijke verbreding van de A27 en de plannen van de eigenaar ter plaatse. Nu sprake is van een activiteit dan wel een project dat voorziet in een tijdelijke behoefte is aan de voorwaarden van artikel 5.18 van het Bor voldaan. Hieruit volgt dat aan een omgevingsvergunning voor het project geen langere termijn dan vijf jaar kan worden verbonden. Nu verweerder bij het bestreden besluit II vergunninghoudster omgevingsvergunning heeft verleend voor negen jaar, en dus meer dan de maximaal toegestane vijf jaar, moet het bestreden besluit II worden vernietigd. Het betoog slaagt.