Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 maart 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 25 juni 2013.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
verweer in reconventie: artikelen 21 Rv, 22 Rv, 162 Rv, 3:315j BW, 3:173 BW
- artikel 3:194 lid 2 BW is pas aan de orde op het moment dat een boedelbeschrijving dient te worden opgemaakt of anderszins verdeling aan de orde is; dit was nog niet het geval vóór het moment waarop [gedaagde] [eiser] alle gevraagde inlichtingen over de verhuur had verschaft;
- [gedaagde] heeft de verhuur niet verzwegen of kunnen verzwijgen, nu de verhuur in de publieke ruimte aanstonds zichtbaar was door een groot naambord van kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] op de gevel van [adres], en kenbaar was uit bijvoorbeeld krantenberichten over de opening; [eiser] was voor hem bovendien onvindbaar;
- [gedaagde] had aan kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] gemeld dat er een "stille" vennoot was (waarmee hij [eiser] bedoelde);
- [gedaagde] en [eiser] waren overeengekomen dat [gedaagde] exclusief het beheer voerde;
- [gedaagde] heeft de huur op eigen rekening laten betalen omdat de maatschapsrekening al sinds 2003 was geblokkeerd en van hem niet kon worden verlangd de huur hierop te doen betalen (zonder dat daaruit dan, bijvoorbeeld, de kosten konden worden voldaan);
- [eiser] heeft wat hij [gedaagde] nu verwijt met betrekking tot [adres], zelf gedaan met betrekking tot [adres]: hij heeft dit pand zonder mededeling aan [gedaagde] in 2005 of eerder verlaten, en het nadien ten minste tweemaal aan een derde verhuurd of in gebruik gegeven, ook zonder daarvan mededeling te doen aan [gedaagde];
- Ook nadat [eiser] de verhuur in mei 2012 (naar eigen zeggen) had ontdekt, heeft [gedaagde] deze niet verzwegen (of kunnen verzwijgen), hij heeft alleen niet aanstonds op alle vragen van [eiser] antwoord gegeven.
a fortiori– bij onbevoegd beheer/onbevoegde vertegenwoordiging. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank kan echter verzaking van deze verplichting – aangenomen dat [gedaagde] niet tot beheer bevoegd was – in het onderhavige geval niet tot toepassing van artikel 3:194 lid 2 BW leiden, ook niet naar analogie. Hiervoor is wederom redengevend dat [eiser] onvoldoende heeft aangevoerd om aannemelijk te maken dat [gedaagde] met zijn handelwijze het oogmerk heeft gehad om ook wanneer het op verdeling of eventueel het daadwerkelijk tussentijds afleggen van rekening en verantwoording zou aankomen, de verhuur te verzwijgen. Hierbij komt nog dat [eiser] zelf, zoals [gedaagde] terecht stelt, zijn eigen verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording met betrekking tot [adres] – waarover [eiser] niet stelt dat hij daarover in de zin van artikel 3:173 j° 168 lid 1 BW het beheer voerde – gedurende zeer lange tijd niet heeft nageleefd. Dat het beheer van [adres] door [eiser], in tegenstelling tot dat van [adres] door [gedaagde], naar opgave van [eiser] geen netto-opbrengst heeft gerealiseerd (alleen uitsparing van kosten), kleurt de zaak wel enigszins ten gunste van [eiser], maar niet in beslissende mate.
- onderhandse verkoop of verkoop ter veiling;
- biedingen door partijen op de kunstcollectie, de inventaris respectievelijk de oldtimerverzameling als geheel, met steeds toedeling aan de hoogste bieder;
- biedingen door partijen per onderdeel of lot;
- taxatie per onderdeel of lot, met ombeurt uitkiezen en toedeling conform taxatiewaarde;
- anders (en zo ja hoe).
5.De beslissing
15 januari 2014voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de vier maanden vanaf de opgave, bij welke opgave zij ten minste vijftien dagdelen vrij dienen te laten waarop de comparitie zou kunnen plaatsvinden, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
een dagdeelzal worden uitgetrokken,