ECLI:NL:RBMNE:2013:7222

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
720765 UC EXPL 10-18343
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadeberekening na onjuist gebruik door werkgever van gegevens van een integriteitsonderzoek

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, heeft de kantonrechter op 18 december 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en de coöperatieve vereniging Rabobank Utrecht e.o. en Rabobank Nederland. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.F.J. Martens, vorderde schadevergoeding na onjuist gebruik van gegevens uit een integriteitsonderzoek door de werkgever. De gedaagde partijen, Rabobank Utrecht en Rabobank Nederland, werden vertegenwoordigd door mr. M.C. van Deventer.

De procedure kende een lange voorgeschiedenis, met eerdere tussenvonnissen en een comparitie van partijen. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen al beslissingen genomen over de aansprakelijkheid van de Rabobank en de schadeperioden. De eiser stelde dat zij ziek was geworden door de situatie bij Rabobank, maar deze stelling werd door de kantonrechter als niet onderbouwd terzijde geschoven. De kantonrechter heeft de berekeningen van een rekenkundige, die in opdracht van de Rabobank rapporten had opgesteld, als uitgangspunt genomen voor de schadevaststelling.

De kantonrechter oordeelde dat de inkomensschade van de eiser over de relevante perioden vastgesteld moest worden op € 61.624,37, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd de pensioenschade vastgesteld op € 71.988,28. De Rabobank werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 3.657,93 werden begroot. De kantonrechter heeft de wettelijke rente laten ingaan vanaf de vervaldata van de loonbetalingen en heeft de Rabobank aansprakelijk gesteld voor eventuele aanspraken van de belastingdienst.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige schadeberekening en de rol van deskundigen in civiele procedures. De kantonrechter heeft de Rabobank als in hoofdzaak in het ongelijk gesteld, wat leidde tot de veroordeling in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 720765 UC EXPL 10-18343 asp/4213
Vonnis van 18 december 2013
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.F.J. Martens,
tegen:
1. de coöperatie
de coöperatieve vereniging Rabobank Utrecht e.o. u.a.,
gevestigd te Utrecht
hierna ook te noemen: Rabobank Utrecht
2. de coöperatie
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A., genaamd Rabobank Nederland,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: Rabobank Nederland
verder ook gezamenlijk te noemen Rabobank c.s.,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. M.C. van Deventer

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 december 2012
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 11 april 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar en volhardt bij de eerdere tussenvonnissen. Partijen hebben in hun akten stellingen betrokken omtrent de in 2.ii van het tussenvonnis van 29 augustus 2012 gegeven oordeel over de perioden waarover Rabobank Utrecht en Rabobank Nederland ieder aansprakelijk zijn. Partijen hebben echter geen nieuwe feiten en omstandigheden gesteld die niet reeds door de kantonrechter in eerdere vonnissen zijn meegewogen, zodat er geen reden is om op deze beslissing terug te komen. Hetzelfde geldt voor hetgeen [eiser] heeft aangevoerd in het kader van haar vordering tot vergoeding van de integrale proceskosten. De kantonrechter heeft hierover in 2.15 van genoemd tussenvonnis een eindbeslissing gegeven.
[eiser] heeft in haar akte gesteld dat zij door de bij Rabobank Bergeijk ontstane situatie ziek is geworden.. Rabobank c.s. merken terecht op dat [eiser] dit punt eerst nu voor het eerst opwerpt. Met Rabobank c.s. oordeelt de kantonrechter dat [eiser] deze stelling op geen enkele manier heeft onderbouwd. De kantonrechter zal deze stelling dan ook als niet onderbouwd ter zijde schuiven.
2.2.
Tijdens die comparitie van partijen van 11 april 2013 zijn partijen gehoord en is ook de heer [A], rekenkundige, (hierna de rekenkundige) gehoord. De rekenkundige heeft twee rapporten opgesteld in opdracht van Rabobank c.s.
2.3.
Uit het tweede rapport van de rekenkundige, kenbaar uit productie 24 bij de akte van Rabobank c.s. van 24 oktober 2012 en zoals toegelicht tijdens de laatste comparitie van partijen, leidt de kantonrechter af dat de rekenkundige aan zijn berekeningen de in het tussenvonnis van 29 augustus 2012 genoemde schadeperioden ten grondslag heeft gelegd. Hij heeft de inkomstenderving van [eiser] per jaar berekend, daarop het in het betreffende jaar geldende belastingregime toegepast en per jaar de netto inkomstenderving berekend. Dat heeft hij gedaan door het bij Rabobank c.s. te verdienen inkomen te vergelijken met het inkomen dat [eiser] daadwerkelijk heeft verdiend tijdens de aansprakelijkheidsperioden bij diverse werkgevers en uit uitkeringen. Voorts heeft hij het verlies van pensioenschade berekend. Op pagina 37 van zijn rapport geeft de rekenkundige een resumé van zijn berekeningen in de variant tot 1 april 2012 en vermeldt hij als totaal van de verschenen de inkomstenderving tot 1 april 2012 een bedrag van € 61.624,37 en het toekomstige verlies (de pensioenschade) een bedrag van € 71.988,28, in totaal € 133.612,65, dit zonder wettelijke rente over de verschenen schade. Tijdens de comparitie van partijen heeft de rekenkundige nog verklaard dat in beginsel het fiscale risico op Rabobank c.s. rust, hetgeen Rabobank c.s. heeft bevestigd.
2.4.
Noch in haar akte, noch tijdens de comparitie van partijen heeft [eiser] de uitgangspunten en de technische uitwerking van de berekening van de rekenkundige betwist. Wel heeft zij aangevoerd dat van bruto bedragen uitgegaan moet worden en dat die niet naar een netto bedrag per jaar mogen worden teruggebracht. Hoewel dit standpunt op zichzelf juist is, de grondslag van deze schadevergoeding is immers niet dat de verdienmogelijkheden van [eiser] zijn weggevallen zoals dat wel na letsel het geval kan zijn, zal de kantonrechter in dit geval toch uitgaan van de berekeningen van de rekenkundige omdat Rabobank c.s. tijdens de comparitie van partijen het belastingrisico voor haar rekening heeft genomen. Daarmee is een eventueel nadeel van [eiser] bij deze benadering weggenomen, terwijl Rabobank c.s. hierdoor niet wordt bevoordeeld. De kantonrechter zal deze ‘belastinggarantie’ in het dictum vermelden.
2.5.
[eiser] heeft tijdens de comparitie van partijen ook nog aangevoerd dat het lastig is te beoordelen of de berekeningen van de rekenkundige juist zijn. De kantonrechter stelt vast dat het tweede rapport van de rekenkundige dateert van 4 oktober 2012. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] dit rapport pas kort voor de comparitie van partijen heeft ontvangen. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit, zoals ook tijdens de comparitie van partijen is besproken, dat [eiser] voldoende tijd heeft gehad het rapport te bestuderen en zo nodig met een deskundige te bespreken.
De kantonrechter voegt aan zowel 2.4 als 2.5 toe dat deze beslissingen tevens worden ingegeven om de inmiddels lange duur van de procedure enigszins te bekorten.
2.6.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat voor het vaststellen van de schade van [eiser] het tweede rapport van de rekenkundige als uitgangspunt moet worden genomen. Reeds in het tussenvonnis van 29 augustus 2012 is overwogen dat diens benadering een juiste is. In haar akte na genoemd tussenvonnis heeft [eiser] daartegenover een bruto berekening ingebracht, die door haar (raadsman) is opgesteld, maar die niet steeds helder is. Dit is tijdens de comparitie van partijen ook besproken, waarbij de berekening minutieus is nagelopen. Daar komt nog bij dat de rekenkundige tijdens de comparitie van partijen heeft meegedeeld dat hij op basis van de berekeningen van [eiser] tot een iets lager totaal schadebedrag zou komen. Deze berekening van [eiser] zal dan ook niet tot uitgangspunt in de nu te nemen beslissing worden genomen.
2.7.
Het voorgaande leidt tot het eindoordeel dat de inkomensschade van [eiser] over de perioden waarover [eiser] aansprakelijk is wordt vastgesteld op € 61.624,37. Dit bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente. De wettelijke rente moet berekend worden vanaf de vervaldata van de diverse loonbetalingen vanaf 1 augustus 2006 tot en met 31 januari 2009 en vanaf 1 september 2009 tot en met 31 maart 2012.
De pensioenschade wordt vastgesteld op € 71.988,28. De kantonrechter zal de wettelijke rente hierover laten ingaan vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis, indien Rabobank c.s. niet vrijwillig aan dit vonnis zal blijken te voldoen.
2.8.
Rabobank c.s. heeft nog verzocht [eiser] naar rato van causaliteit te veroordelen in de kosten van het deskundigenbericht van de rekenkundige. Dit verzoek wordt afgewezen, nu Rabobank als in hoofdzaak in het ongelijk gesteld moet worden beschouwd.
2.9.
Rabobank c.s. zal als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten zullen worden begroot op basis van de toegewezen bedragen. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 87,93
- griffierecht € 70,00
- salaris gemachtigde €
3.500,00(5 punten x tarief € 700,00)
Totaal € 3.657,93

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Rabobank c.s. om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 61.624,37 netto met de wettelijke rente over de maandbedragen vanaf de vervaldata van de diverse loonbetalingen vanaf 1 augustus 2006 tot en met 31 januari 2009 en vanaf 1 september 2009 tot en met 31 maart 2012tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt Rabobank c.s. om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 61.624,37met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de voldoening;
3.3.
verstaat dat eventuele aanspraken van de belastingdienst uit hoofde van de voorgaande veroordelingen voor rekening en risico komen voor Rabobank c.s.;
3.4.
veroordeelt Rabobank c.s. tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 3.657,93 waarin begrepen € 3.500,-- aan salaris gemachtigde;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 december 2013.