ECLI:NL:RBMNE:2013:7202

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2013
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
C16131349 F
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring van Ouderkerk Holding 2012 B.V. na ontbinding zonder vereffening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2013 uitspraak gedaan in het faillissementsverzoek van de besloten vennootschap Ouderkerk Holding 2012 B.V. Verzoekster, NUON Sales Nederland, heeft op 1 oktober 2013 een verzoekschrift tot faillietverklaring ingediend, omdat de schuldenares, Ouderkerk Holding 2012 B.V., haar vordering van € 10.517,91 voor geleverde energie niet heeft betaald. De schuldenares was op 22 juni 2013 ontbonden zonder dat er een vereffening had plaatsgevonden, wat volgens de wet betekent dat de vennootschap blijft bestaan totdat er een vereffening heeft plaatsgevonden, mits er nog baten aanwezig zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er mogelijk nog baten aanwezig zijn, waaronder een vordering die een curator zou kunnen instellen in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid en paulianeuze betalingen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een eerder arrest van het Gerechtshof ’s-Gravenhage, waarin werd gesteld dat als er baten zijn, de vennootschap niet ophoudt te bestaan na ontbinding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de schuldenares in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen, en dat er een pluraliteit van schuldeisers is.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring toegewezen. De rechtbank heeft Ouderkerk Holding 2012 B.V. in staat van faillissement verklaard, mr. M.H.F. van Vugt benoemd tot rechter-commissaris en mr. M. Mos als curator aangesteld. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 9 december 2013.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/13/1349 F

vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken,

in de zaak van:

de naamloze vennootschap

NUON SALES NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: verzoekster,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker,
tegen

de besloten vennootschap

OUDERKERK HOLDING 2012 B.V.,
statutair gevestigd te Aboude,
hierna: de schuldenares,
advocaat: mr. M. Uijen.

Verloop van de procedure

Het verzoekschrift tot faillietverklaring is op 1 oktober 2013 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
Het verzoekschrift is behandeld in raadkamer van deze rechtbank van 3 december 2013. Ter zitting zijn verschenen:
  • mr. M.C. Franken-Schoemaker, advocaat van verzoekster;
  • mr. M. Uijen, advocaat van de schuldenares;
  • de heer [A], directeur en aandeelhouder van [B.V.]

De feiten

Verzoekster heeft een vordering op de schuldenares uit hoofde van geleverde energie ten bedrage van € 10.517,91. De schuldenares heeft deze vordering niet betaald. Met ingang van 22 juni 2013 is de schuldenares ontbonden. Er heeft geen vereffening plaatsgevonden in de zin van artikel 2:19 lid 5 BW.

Het verzoek en het verweer

Verzoekster stelt dat de schuldenares verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen. Zij laat meerdere schuldeisers onbetaald en dient in staat van faillissement te worden verklaard omdat zij nog zou beschikken over baten. De baten van de schuldenares zouden bestaan uit een mogelijke vordering die een curator, als het faillissement van de schuldenares zou worden uitgesproken, zou kunnen instellen in het kader van de bestuurdersaansprakelijkheid. In augustus 2012 heeft de schuldenares haar inventaris en goodwill verkocht voor een bedrag van € 75.000,00. Een gedeelte van dit geldbedrag is gebruikt om schuldeisers af te lossen. Een gedeelte van € 11.662,32 is overgemaakt aan de [B.V.](hierna: HME), bestuurder en enig aandeelhouder van de schuldenares, terwijl op dat moment al vast stond dat de schuldenares in een toestand verkeerde dat zij was opgehouden te betalen. Daarnaast bestaat er nog onduidelijkheid over een gedeelte van bovengenoemd geldbedrag van € 25.000,00, dat in depot is gestort bij een makelaar en mogelijk (ook) nog aan de schuldenares toe zou komen.
Mr. Uijen heeft ter zitting het bovenstaande betwist namens de schuldenares. De schuldenares zou geen baten meer hebben gehad ten tijde van haar ontbinding. Om die reden is er geen faillissement aangevraagd. Op het moment dat bovengenoemd geldbedrag aan HME is uitbetaald had HME een tegenvordering op de schuldenares van een hoger bedrag.

Beoordeling van het verzoek

Nu niet is gesteld of gebleken dat het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenares zich in een andere lidstaat bevindt dan die waarin de plaats van haar statutaire zetel is gelegen, gaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 3 van de EU Insolventieverordening uit van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
Vast staat dat de schuldenares is ontbonden op 22 juni 2013 en dat er geen vereffening heeft plaatsgevonden. Uit artikel 2:19 lid 5 BW jo. artikel 2:23a lid 4 BW volgt dat, wanneer er op het moment van de ontbinding nog baten aanwezig zijn, de vennootschap na haar ontbinding niet ophoudt te bestaan totdat er vereffening heeft plaatsgevonden. Wanneer vervolgens blijkt dat de baten van de vennootschap de schulden (dreigen te) overtreffen dient de vereffenaar aangifte tot faillietverklaring te doen, tenzij alle schuldeisers instemmen met een vereffening buiten faillissement.
Om te beoordelen of er terecht geen vereffening van de schuldenares heeft plaatsgevonden, dient de vraag te worden beantwoord of er op het moment van de ontbinding van de schuldenares nog baten aanwezig waren. De rechtbank sluit hiervoor aan bij het arrest van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 6 september 2012 (LJN BX7085). Op grond van de eerdergenoemde betalingen van € 11.662,32 aan de bestuurder en van € 25.000,00 aan de makelaar, is naar oordeel van de rechtbank niet onaannemelijk dat dat er in geval van faillissement een vordering ingevolge artikel 2:248 BW (bestuurdersaansprakelijkheid) dan wel ingevolge artikel 3:45 BW (paulianeuze betaling) zou worden ingesteld door de curator, uit welke aanspraken een bate voor de boedel kan voortvloeien. Verzoekster heeft derhalve recht en belang bij een faillietverklarfing van de schuldenares, waarna de curator een onderzoek instelt naar de aanwezigheid van (eventueel te realiseren) vermogen.
Nu onweersproken is dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers, stelt de rechtbank vast dat na summier onderzoek is gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenares in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
Het verzoek zal met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 1, 2, 4, 6, en 14 van de Faillissementswet worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart
de besloten vennootschap OUDERKERK HOLDING 2012 B.V.,statutair gevestigd te Aboude, feitelijk gevestigd [adres], [postcode] [vestigingsplaats], correspondentieadres: Postbus[postbusnummer], [postcode] [vestigingsplaats], ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, dossiernummer [nummer],
in staat van faillissement;
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank, mr. M.H.F. van Vugt,
en stelt aan tot curator mr. M. Mos, advocaat te Nieuwegein;
geeft de curator last tot het openen van de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.W.J. van Veen en in het openbaar uitgesproken op
9 december 2013 te 9.00 uur.