ECLI:NL:RBMNE:2013:7198

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
07.993021-10 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in Urker visfraudezaak wegens gebrek aan bewijs van valsheid in geschrift

In de Urker visfraudezaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte werd ervan verdacht valse facturen te hebben opgemaakt voor leveringen van vis, waarbij op de facturen de duurdere schol werd vermeld in plaats van de feitelijk geleverde yellowfin sole. Tijdens de rechtszittingen, die begonnen op 12 april 2011, werd vastgesteld dat de verdachte niet betrokken was bij de opmaak van de valse facturen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voor een deel nietig was, omdat het onduidelijk was wie precies door de officier van justitie werd bedoeld met de 'andere rechtsperso(o)nen'. De rechtbank concludeerde dat de term 'plaicefillets' op de facturen niet per definitie vals was, omdat deze term zowel een bredere als een specifiekere betekenis kan hebben. De rechtbank stelde vast dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk valse facturen had opgemaakt met de bedoeling deze als echt te gebruiken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.993021-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [postcode][vestigingsplaats],[adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek is aangevangen ter openbare terechtzitting van 12 april 2011 te Lelystad. Het onderzoek is op voornoemde terechtzitting geschorst tot de terechtzitting van 23 september 2011 waarna op 6 oktober 2011 een tussenvonnis is gewezen. Op 21 en 22 november 2013 is het onderzoek hervat en is de zaak inhoudelijk behandeld. Telkens is de verdachte verschenen, vertegenwoordigd door[A], bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.H. Frank en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in de strafzaak komt er, kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte:
tezamen en in vereniging met [B.V. 1] en/of [A] en/of [B] en/of
met (een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nenin de periode van 1 december 2005 tot 14 december 2007 te Urk en/of Nunspeet valsheid in geschrifte heeft gepleegd door valse facturen op te maken door in de facturen ‘plaicefillets’ te vermelden terwijl er in werkelijkheid ‘Yellowfinsole’ had moeten worden vermeld.

3.DE VOORVRAGEN

Geldigheid van de dagvaarding
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de tenlastelegging partieel nietig dient te worden verklaard. Hij heeft daartoe - zoals vervat in de pleitnota - kort weergegeven het volgende aangevoerd.
De verdediging heeft aangevoerd dat de officier van justitie een ‘sleepnettenlastelegging’ heeft gebruikt. Nu in het dossier wordt gesproken over verschillende, in het binnen- en buitenland gevestigde rechts- en natuurlijke personen, is het onduidelijk wie door de officier van justitie worden aangemerkt met
(een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nen. De verdediging heeft bepleit dat, gelet op het voorgaande, onvoldoende duidelijk is wie met
(een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nenworden bedoeld en dat zij niet in staat is zich daartegen te verdedigen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de tenlastelegging voldoende duidelijk is nu de tenlastelegging in samenhang met het dossier gelezen dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank
De dagvaarding behelst de opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, aldus artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Die opgave heeft tot doel de verdachte ten behoeve van zijn verdediging kenbaar te maken welk voorval hem verweten wordt en de rechter onder meer in staat te stellen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting zijn bevoegdheid en de ontvankelijkheid van de officier van justitie te beoordelen.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voor wat betreft het gedeelte
met (een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nennietig verklaard dient te worden.
Zij overweegt daartoe dat het procesdossier zich niet beperkt tot de verdachten die vermeld zijn in het eindproces-verbaal. In de keten waarin het ten laste gelegde zich afspeelt, bevinden zich immers meer afnemers c.q. natuurlijke personen en rechtspersonen. Nu onvoldoende bepaald is welke andere natuurlijke- en rechtspersonen voorwerp van de tenlastelegging zijn, is niet duidelijk welk verwijt de rechtbank in zoverre dient te onderzoeken en tegen welk verwijt de verdediging zich in zoverre moet verdedigen.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding voor wat betreft het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
1) Uit een rapport van de Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: VWA) d.d. 09-11-2005, getiteld ‘Impasse in de vissector’ is bekend geworden dat vanwege vangstbeperkende maatregelen en hoge exploitatiekosten vraag en aanbod van de reguliere vissoorten onder druk zijn komen te staan. Om deze problemen te ondervangen zou de vissector een goedkopere vissoort verkopen voor een duurdere vissoort. Filet van de uit Azië afkomstige Yellow Fin Sole (hierna: YFS) (Limanda Aspera) zou verkocht worden als een filet van schol (Pleuronectes Platessa).
2) Op 24 augustus 2005 is door VWA controleur[C] bij een controle bij [B.V. 2] geconstateerd dat op de palletbonnen op de pallets met vis staat aangegeven dat het om scholfilet gaat, terwijl de pallets in werkelijkheid YFS bevatten. Voorts werden dozen met YFS, welke waren ingeslagen bij [B.V. 2] als YFS, door[B.V. 2] gestickerd als scholfilet. Het ging hierbij om vis die in opdracht van [B.V. 1] is geglaceerd bij [B.V. 3]
3) Op 26 september 2006 is door VWA controleur[D] tijdens een controle bij [B.V. 3] vastgesteld dat YFS, bestemd voor [B.V. 1] werd geglaceerd en verpakt in dozen. Voornoemde dozen werden op een pallet gezet en voorzien van een palletkaart met daarop de tekst ‘scholfilet 2 wit’. Onderaan de pallet stond met de hand geschreven de term ‘YF’.
4) Op 7 augustus 2007 is door VWA seniorcontroleur[E] een controle uitgevoerd bij het vrieshuis [B.V. 2]. Tijdens deze controle zag hij dat op een aantal pallets met dozen met vis een palletsticker werd gestoken met daarop de aanduiding YFS DD Paneer alsmede de naam [B.V. 1] Met betrekking tot één van voornoemde pallets werd op de dozen een sticker aangebracht waarop de naam Pleuronectes Platessa stond vermeld.
5) Door de FIOD is, in samenwerking met een Deense zusterdienst, in 2007 onderzoek gedaan waaruit bleek dat de feitelijk aan [B.V. 1] geleverde YFS, in 2005, bij import onjuist is omschreven als Pleuronectes Platessa (scholfilet).
6) Op 24 januari 2008 werd op basis van het bovenstaande besloten tot het openen van een onderzoek onder de naam ‘Kwets’ naar verschillende rechts- en natuurlijke personen, werkzaam in de vissector. Hierop volgend zijn op 20 en 21 februari 2008 in een aantal woningen en bedrijfspanden doorzoekingen verricht. Bij deze doorzoekingen is een groot aantal bescheiden in beslag genomen. Voorts zijn tijdens deze doorzoekingen enkele partijen vis in beslag genomen, waaronder partijen die toebehoorden aan [B.V. 1] Gedurende de loop van het onderzoek is een aantal getuigen, waaronder een groot aantal personen werkzaam in de vissector in het binnen- en buitenland, gehoord door de Algemene Inspectiedienst en/of door de rechter-commissaris.
7) [verdachte] is binnen dit onderzoek aangemerkt als verdachte. Deze onderneming wordt bestuurd door [A]. Verdachte is voor 100% aandeelhouder van [B.V. 1] verkocht verschillende vissoorten aan verscheidene Italiaanse afnemers door tussenkomst van een Italiaanse agent, genaamd [agent].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - blijkens een aan de rechtbank overlegd schriftelijk requisitoir -gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld.
Daartoe heeft hij, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
De officier van justitie heeft, ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen facturen, gewezen op de uitgewerkte subdossiers met betrekking tot de facturen in het zaaksdossier inzake [B.V. 1] Voorts heeft hij gewezen op de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen van de Italiaanse afnemers van [B.V. 1]
De officier van justitie heeft onder meer gesteld dat voor de handel in vis de EG-verordening 104/2000, de Warenwet, het Warenwetbesluit Visserijproducten en de Warenwetregeling Handelsbenamingen Vis van belang zijn. Uit deze regelgeving kan afgeleid worden dat op de dozen en de pallets de handelsnaam en/of de wetenschappelijke naam vermeld moet worden. Op de facturen dient zodoende ook de juiste benaming vermeld te worden. [B.V. 1] heeft op de facturen de Engelse term ‘plaicefillet’ opgenomen terwijl er ‘YFS’ geleverd werd. Uit de getuigenverklaringen van de afnemers blijkt dat zij schol bestelden en niet wisten dat zij in plaats daarvan YFS ontvingen. Zelfs indien zij hiervan wel op de hoogte waren dan nog is er sprake van misleiding van de consument nu niet kenbaar is welk proces het eindproduct heeft doorlopen. Uit de prijs kon niet afgeleid worden dat er geen schol geleverd werd. In de handel kunnen vele andere factoren invloed hebben op de prijs.
Ten aanzien van de betrokkenheid van [A] en daarmee van verdachte heeft de officier van justitie gewezen op enkele e-mails, aangetroffen in de administratie van [B.V. 1]
De officier van justitie voert aan dat uit voornoemde e-mails blijkt dat [A] geïnformeerd werd over de werkzaamheden bij [B.V. 1] en dat hij ook een zekere mate van beslissingsbevoegdheid had.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij, zoals vervat in een pleitnota, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
Primair is aangevoerd dat de gebruikte omschrijving ‘plaicefillets’ geen valsheid betreft in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en dat niemand is misleid.
Plaicefillets
De raadsman heeft aangevoerd dat de term ‘plaicefillets’ een ruimere strekking heeft dan dat er door de officier van justitie aan wordt gegeven. De Engelse term ‘plaicefillets’ heeft betrekking op meerdere scholsoorten en ziet niet uitsluitend op een vissoort met één Latijnse benaming.
Wetenschap afnemers
De raadsman heeft aangevoerd dat de Italiaanse afnemers wisten wat er met voornoemde term werd bedoeld. Immers blijkt onder meer uit het marktaanbod van de verschillende soorten vis door [B.V. 1], de productomschrijvingen van [B.V. 1] en de onderlinge prijsverschillen, dat voor alle partijen kenbaar was om welke vissoorten het ging.
De vaststelling dat in sommige gevallen een discrepantie bestond tussen de daadwerkelijk geleverde vis, de etikettering van de dozen en pallets is niet aan verdachte te wijten. Zo blijkt uit het dossier dat de Italiaanse afnemers, middels een labelinstructie, bepaalden wat de labels/etiketten moesten vermelden. De klant wilde het zo. Daarbij komt dat [B.V. 1] nimmer direct handelde met haar Italiaanse afnemers. Zowel de orders, labelinstructies en eventuele klachten liepen via de agent, [agent].
Geen klachten
Uit het dossier blijkt dat de Italiaanse afnemers de door hen geïmporteerde vis controleren aan de hand van het etiket, eventuele schade aan de verpakkingen, de geur, de kleur, het gewicht, de afmeting en de glacering. Nimmer is hierbij iets afwijkends geconstateerd.
Geen strijd met EG verordening nr.104/2000
De voorschriften van EG verordening nr.104/2000 zijn enkel van toepassing in het geval er verwarring dan wel twijfel bij de consument zou kunnen bestaan. In onderhavige zaak zijn dergelijke voorschriften niet aan de orde nu de facturen niet toezien op de informatievoorziening aan de consument. Het onderling handelsverkeer regelt in goed overleg de zaken tussen inkoper en verkoper.
Subsidiair is door de raadsman aangevoerd dat de delictsbestanddelen opzet en oogmerk, als vereist in artikel 225 Sr, niet kunnen worden bewezen.
Opzet/oogmerk
Niemand van de binnen [B.V. 1] werkzame natuurlijke personen heeft opzet gehad op het valselijk opmaken van de in de tenlastelegging genoemde facturen. Evenmin kan worden bewezen dat de binnen [B.V. 1] werkzame personen oogmerk hebben gehad om deze als echt en onvervalst te gebruiken. Zowel [B] als de andere werknemers binnen [B.V. 1] handelden in overeenstemming met de afspraken met de afnemers. Niemand wist of vermoedde dat de facturen onjuist of mogelijk zelfs vals waren. Derhalve blijkt niet van handelingen van een natuurlijk persoon die aan [B.V. 1] en daarmee aan verdachte kunnen worden toegerekend. Nu [B.V. 1] geen strafbaar feit heeft gepleegd, heeft verdachte dit evenmin gedaan.
Daderschap
Tenslotte is door de raadsman aangevoerd dat verdachte en haar bestuurder [A] zich niet bemoeiden met de feitelijke handelsactiviteiten (en facturatie) van [B.V. 1] Er waren geen signalen dat [B.V. 1] zou handelden in strijd met de wet. Evenmin kan worden gesproken van medeplegen tussen verdachte en medeverdachten[A], [B.V. 1] en [B] nu niet uit het dossier blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier blijkt in het geheel niet dat [A] feitelijk leiding gaf aan [verdachte] om strafbare feiten te plegen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de periode van 1 december 2005 tot 14 december 2007 valselijk facturen heeft opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken. Daartoe overweegt zij het navolgende.
Ingevolge artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voor een bewezenverklaring vereist dat het een vals geschrift betreft dat bestemd is om tot enig bewijs van enig feit te dienen. Een factuur is een dergelijk geschrift. Een factuur bevat immers een opgave van - i.c. - geleverde goederen en heeft in het maatschappelijk verkeer mede de functie tegenover degene die betaling verschuldigd is aannemelijk te maken dat deze aldus zijn geleverd teneinde op grond daarvan betaling te verkrijgen. Vals in de zin van artikel 225 Sr betekent dat het “opzettelijk in strijd met de waarheid is”. Dit dient beoordeeld te worden naar het tijdstip van het opmaken van het geschrift.
In casu wordt niet betwist dat op de in de tenlastelegging vermelde facturen ‘plaicefillets’ stond, terwijl er YFS werd geleverd. Betwist wordt dat voornoemde benaming vals zou zijn.
Terminologie
De rechtbank overweegt dat de vissoorten die relevant zijn binnen het Kwetsonderzoek in te delen zijn in taxonomische rangen. Uit het dossier valt af te leiden dat binnen de orde van platvissen (Pleuronectiformes) de familie schollen (Pleuronectidae) bestaat. Binnen deze familie van schollen bestaan meerdere geslachten. Het geslacht Pleuronectes, dat vervolgens onderverdeeld kan worden in de soort Pleuronectes platessa (schol, pladijs) en het geslacht Limanda. Dit laatste geslacht wordt onderverdeeld in de geslachten Limanda Aspera (Japanse schar) en Limanda Limanda (Schar).
In de bijlage bij de EG verordening nr. 2065/2001 zijn onder meer de vangstgebieden voor de diverse vissoorten genoemd. Het vangstgebied in het Noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan is afgebakend als FAO [1] -gebied 27. Het vangstgebied in de Stille Oceaan is afgebakend als FAO-gebied 61, 67, 71, 77, 81 en 87.
Yellow Finsole (YFS)
De heer [F], VWA controleur heeft met betrekking tot de term YFS op 17 februari 2009 verklaard, zakelijk weergegeven:
“…
De Pleuronectes Platessa komt uit het Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, ook wel aangeduid als FAO 27. Deze vissoort heeft in Nederland de (handels)naam schol of pladijs.
…De Limanda Aspera wordt gevangen in FAO 61 en 67. De Stille Oceaan. De naam Japanse schar geldt voor deze vissoort”.
…De Engelse benaming van Limanda Aspera is Yellow Fin Sole. Ik zie dit als een handelsbenaming uit het internationale handelsverkeer.
…U vraagt mij naar de term Schollenfilet. Ik kan mij voorstellen dat dit uit de Pacific afkomstig is. Het wordt pas een probleem als de term Platessa of Noordzeeschol wordt gehanteerd”.
Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 29 maart 2012 heeft [F] voorgaande verklaring herhaald en aangevuld met de stelling dat het verschil tussen YFS en schol betrekkelijk eenvoudig is te constateren.
De heer[G], projectleider NVWA heeft op 21 mei 2012 met betrekking tot de term YFS bij de rechter-commissaris verklaard, zakelijk weergegeven:
“…Uit het onderzoek is gebleken dat Yellow Fin Sole in Chinese wateren gevangen wordt. Dit staat helemaal los van het gebied waar de schol gevangen wordt. De schol is een unieke vissoort met een beschermde naam. De bevindingen van AID zijn nog steeds dat Yellow Fin Sole geen schol is.
…de familienaam is dezelfde als die van de schol…
…Het vangstgebied van schol is FAO 27. Het vangstgebied van de Yellow Fin Sole verschilt van het vangstgebied van de schol”.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat de term YFS in het internationale handelsverkeer gebruikt wordt om de vissoort Japanse schar aan te duiden.
Voorts blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen dat schol niet dezelfde vis is als YFS. Weliswaar behoren schol en YFS tot dezelfde familie van schollen, maar zij verschillen, gelet op de taxonomie, in geslacht.
Valsheid
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de op de facturen gebezigde term ‘plaicefillets’ in strijd is met de waarheid.
De heer[C], inspecteur medewerker toezicht NVWA heeft op 29 maart 2012 bij de rechter-commissaris verklaard, zakelijk weergegeven:
“U vraagt mij naar de benamingen ‘Pleuronectes Aspera en ‘Limanda Aspera’. Dat zijn beide benamingen voor YFS. U vraagt mij wat ‘Pleuronectes’ betekent. Volgens mij betekent dat schol”.
[A], bestuurder van verdachte, heeft met betrekking tot de Engelse term ‘plaicefillets’ op
19 maart 2009 bij de Algemene Inspectiedienst verklaard, zakelijk weergegeven:
“U vraagt mij naar de handelsnaam Plaice en wanneer die gebruikt mag worden. Ik kan daarvan verklaren dat naar mijn mening de handelsnaam Plaice gebruikt mag worden voor alle scholachtigen. Hieronder versta ik alle soorten van het genus Pleuronectes. De naam Plaice is dus niet exclusief te gebruiken voor de Noordzeeschol, maar ook voor alle andere soorten zoals bijvoorbeeld Alaska schol, maar ook de Yellowfinsole die als Latijnse naam Pleuronectes aspera kent. Andersom geredeneerd mag het niet zo zijn dat als er Yellowfinsole geleverd wordt er de naam Pleuronectes Platessa op het label staat”.
[B], bedrijfsleider van [B.V. 1] heeft met betrekking tot de term ‘plaicefillets’ op 16 maart 2009 bij de Algemene Inspectiedienst verklaard:
“Schol is in het Engels plaice”.
…“Voor Yellowfinsole wordt de handelsbenaming Yellowfin gebruikt”.
…“Als ik een productenlijst maak naar Italië dan staat hier op plaice, Yellowfin en Limanda. Dit betekent dan in het Nederlands Schol, Yellowfin en Schar”.
[H], inkoper van [B.V. 1], heeft met betrekking tot de term ‘plaicefillets’ op
16 maart 2009 bij de Algemene Inspectiedienst verklaard – zakelijk weergegeven –:
“De Nederlandse handelsbenaming van Pleuronectes Platessa is Noordzee schol.
De internationale handelsbenaming van Pleuronectes Platessa is Northsea Plaice”.
[I], hoofd inkoop bij Scapa Italia S.p.A., heeft met betrekking tot de term ‘plaicefillets’ op 13 januari 2010 bij het Commando Carabinieri voor de Bescherming van de Gezondheid verklaard:
“Iedereen die werkzaam is in deze sector en ‘lqf plaicefillets’ leest, weet dat het scholfilets (Pleuronectes Platessa) betreft, zoals gespecificeerd door de vigerende Europese wetgeving”.
[J], hoofd inkoop bij Scapa Italia S.p.A., heeft met betrekking tot de term ‘plaicefillets’ op 9 februari 2010 bij het Commando Carabinieri voor de Bescherming van de Gezondheid verklaard – zakelijk weergegeven –:
“Het woord ‘plaicefillets’ betekent voor mij scholfilet in het Engels, aangezien ik altijd heb horen zeggen dat dit daarvoor de Engelse benaming is”.
Uit de tabel met handelsbenamingen in Nederland en in het buitenland, zoals opgenomen in het dossier, blijkt dat de soort Pleuronectes Platessa in Engeland de naam ‘European plaice’ draagt.
De rechtbank constateert op grond van het bovenstaande dat er geen eenduidigheid bestaat over de reikwijdte van de term ‘plaicefillets’.
De verklaringen van de in dit onderzoek gehoorde VWA controleurs hebben geen helderheid gebracht met betrekking tot het gebruik van de term ‘plaicefillet’. Uit de hiervoor gebezigde verklaringen van de VWA controleurs [F] en[G], noch uit de verklaringen van de overige in dit onderzoek gehoorde VWA controleurs, kan worden afgeleid dat de term ‘plaicefillets’ uitsluitend mag worden gebezigd voor scholfilet, zijnde Pleuronectes Platessa. Evenmin blijkt uit de verklaringen van voornoemde VWA controleurs dat de term ‘plaicefillets’ niet mag worden gebruikt voor de aanduiding van YFS.
De diverse getuigen die werkzaam zijn in de vissector gaan uit van verschillend gebruik van de term ‘plaicefillets’. Dit kan mede zijn ingegeven doordat de schol zowel een familienaam is als een soort binnen de familie ‘schollen’. Daarbij laat de rechtbank meewegen dat sprake is van internationale handel, waarbij wegens taalverschillen is gekozen voor een Engelse term. In de diverse verhoren is uitvoerig ingegaan op de Latijnse benaming van schol, maar deze staat niet op de facturen waar de verdenking op ziet. Daarop staat enkel de Engelse term ‘plaicefillets’.
Het vermelden van een (te) algemene benaming op een factuur kan weliswaar valsheid in de zin van artikel 225 Sr. opleveren, indien daarmee (opzettelijk) wordt verhuld wat er in werkelijkheid geleverd wordt, maar dat is in dit geval - nu de term ‘plaicefillet’ mogelijk zowel een ruimere betekenis (de familie schollen) als een beperkte betekenis (de schol) omvat - niet aan de orde.
Nu op de factuur ‘plaicefillets’ vermeld is en niet vast staat dat dit een onjuiste benaming is voor YFS kan de rechtbank niet vaststellen dat er sprake is van intellectuele valsheid in de zin van artikel 225 Sr. De overige verweren kunnen daarom onbesproken blijven.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Partiële nietigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding voor wat betreft het gedeelte
met (een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nennietig;
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. R.C.J. Elte-Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. J.J. Arends en J.E. Doornwaard griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2013.
Mr. Hamming, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een door de Food & Agricultural Organization van de Verenigde Naties vastgesteld vangstgebied voor bepaalde vissoorten.