ECLI:NL:RBMNE:2013:7091

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
16-702057-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een moeder wegens het opzettelijk onttrekken van haar minderjarige zoon aan het wettig gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk onttrekken van haar minderjarige zoon aan het wettig gezag. De verdachte, die in persoon verscheen en werd bijgestaan door haar advocaat, werd ervan beschuldigd haar zoon in de periode van 30 november 2012 tot en met 4 december 2012 te hebben onttrokken aan het wettig gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen, waaronder verklaringen van jeugdbeschermers en proces-verbalen van de politie, waaruit bleek dat de verdachte op de hoogte was van de uithuisplaatsing van haar zoon. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van deze beschikking en dat zij het gezag over haar zoon had tot de datum van de uithuisplaatsing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de uithuisplaatsing en dat zij haar zoon opzettelijk had onttrokken aan het wettig gezag. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het ten laste gelegde feit en legde een taakstraf op van 200 uren, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte al gestraft was door de beperkte contacten met haar zoon en dat een voorwaardelijke straf noodzakelijk was om te voorkomen dat zij opnieuw in de fout zou gaan. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/702057-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [woonplaats 1] op[geboortedatum 1],
wonende aan [adres], [postcode] [woonplaats 2].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A. Dekkers, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 29 november 2012 tot en met 4 december 2012 samen met een ander haar minderjarige zoon aan het wettig gezag danwel bevoegd opzicht heeft onttrokken.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en verwijst daartoe naar de aangifte van [A] namens Bureau Jeugdzorg, de beschikkingen van de sector familie en toezicht van de Rechtbank te Utrecht van 13 september 2012 en 29 november 2012, het Europees Arrestatiebevel betreffende verdachte van 2 december 2012 en het proces-verbaal van aanhouding van verdachte.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, aangezien verdachte tot 29 november 2012 het gezag heeft gehad over haar minderjarige zoon en zij niet op de hoogte was van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 29 november 2012 tot uithuisplaatsing van haar minderjarige zoon. De verdediging verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland – West-Brabant van 9 april 2013, LJN BZ 6454, waarin is overwogen dat slechts tot een bewezenverklaring van onttrekking aan het wettig gezag danwel bevoegd opzicht kan worden gekomen, indien verdachte wetenschap heeft gehad van beslissingen zoals een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen en het ontrekken van de minderjarige zoon van verdachte aan het bevoegd opzicht niet bewezen kunnen worden.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Verdachte is belast met het ouderlijk gezag over haar zoon, [minderjarige]. Bij beschikking van 13 september 2012 van de rechtbank Utrecht is de ondertoezichtstelling over [minderjarige] uitgesproken en is het Bureau Jeugdzorg belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. [2] [minderjarige] verbleef met ingang van 20 september 2012 op basis van een machtiging uit huisplaatsing bij zijn grootouders vaderszijde. [3] De rechtbank te Utrecht heeft op 29 november 2012 een crisis-machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor verblijf pleegouder 24 uurs met ingang van 29 november 2012 en bepaalt dat het verhoor van de belanghebbenden zal plaatsvinden op 10 december 2012. [4] Aangever [A] heeft verklaard dat hij op 29 november 2012 in zijn functie van jeugdbeschermer van Bureau Jeugdzorg Utrecht samen met twee collega’s naar de grootouders van [minderjarige] is toegegaan voor de uithuisplaatsing van [minderjarige]. Grootvader vaderszijde, zijnde [medeverdachte], gaf aan dat [minderjarige] er niet was. [5] Verdachte is gebeld door [medeverdachte], die haar vertelde dat er drie man kwam om [minderjarige] op te halen. [6] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat dit telefonisch contact met de medeverdachte [medeverdachte] heeft plaatsgevonden op 30 november 2012. [7] Verdachte heeft [minderjarige] vervolgens op dezelfde dag opgehaald bij medeverdachte [medeverdachte] en hem meegenomen naar België. [8] Verdachte heeft verklaard [minderjarige] te hebben weggehaald, omdat ze haar kind niet wilde meegeven. [9] Verdachte is op 2 december 2012 met medeverdachte [medeverdachte] door de politie Regio Turnhout (België) aangetroffen in een auto bij een camping te Kasterlee. [minderjarige] [medeverdachte] is aangetroffen in het administratief centrum van de camping. [10]
Nadere bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet op de hoogte was van de machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige zoon [minderjarige].
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen maakt de rechtbank op dat de verdachte op de hoogte was van de beschikking tot uithuisplaatsing van haar minderjarige zoon. Verdachte heeft immers eerder bij de politie verklaard dat zij op 30 november 2012 met de medeverdachte [medeverdachte] heeft gebeld, die haar vertelde dat er drie mannen kwamen om [minderjarige] op te halen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 30 november 2012 tot en met 4 december 2012 haar minderjarige zoon heeft onttrokken aan het wettig gezag.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte in de periode van 30 november 2012 tot en met 4 december 2012 te Nieuwegein, te Lopikerkapel en te Kasterlee, opzettelijk een minderjarige, te weten[minderjarige] (geboren op 6 juli 2009), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, immers heeft verdachte daar toen (nadat bij beschikking van 29 november 2012 de uithuisplaatsing van die [minderjarige] bij een neutraal pleeggezin was bepaald) die[minderjarige] meegenomen naar België en weggehouden bij het neutraal pleeggezin.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag.
Dit feit is op grond van artikel 5 lid 1, 2˚ Sr eveneens strafbaar voor zover het door verdachte gepleegd is in België, nu het feit door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en op dit feit op grond van artikel 432 van het Belgische Strafwetboek een straf is gesteld.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot
- een gevangenisstraf van 3 maanden met aftrek van voorarrest, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
- een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat als verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij een eventueel op te leggen straf de volgende feiten en omstandigheden van belang zijn. Nadat verdachte met haar zoon [minderjarige] in België is aangetroffen, heeft zij meegewerkt met politie, justitie en Bureau Jeugdzorg. Verdachte heeft verder tijd doorgebracht in overleveringsdetentie en voorlopige hechtenis. Ook valt het verdachte zwaar dat het contact met haar zoon [minderjarige] beperkt is. Gezien het voorgaande, heeft de verdediging aangevoerd dat het in de onderhavige zaak passend en geboden zou zijn om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Subsidiair is de verdediging van mening dat er een geheel voorwaardelijk opgelegde straf opgelegd zou moeten worden, nu er door andere rechtbanken in soortgelijke zaken zelden onvoorwaardelijke werkstraffen zijn opgelegd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, door na kennisneming van de verleende machtiging tot uithuisplaatsing, haar minderjarige zoon mee te nemen naar België. Hierdoor heeft zij haar zoon aan het wettig gezag onttrokken. De omstandigheid dat verdachte dit, zoals zij ter zitting heeft verklaard, uit paniek en angst heeft gedaan, betekent niet dat er geen sprake is van een strafbaar feit.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies, opgemaakt op 5 juli 2013 door M. Bongenaar, reclasseringsmedewerker. Uit het rapport komt naar voren dat het contact tussen verdachte en [minderjarige] is beperkt door het Bureau Jeugdzorg als gevolg van de onttrekking en dat verdachte het daar moeilijk mee heeft.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking met justitie is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Naast alle hiervoor genoemde omstandigheden vindt de rechtbank in dat verband van belang dat het handelen van verdachte tot gevolg heeft gehad dat zij haar zoon nog slechts in zeer beperkte mate en alleen onder toezicht mag zien. Door dit gevolg wordt verdachte al gestraft. Wel vindt de rechtbank het van belang om een voorwaardelijke straf op te leggen, zodat verdachte ervan doordrongen is dat zij haar zoon niet nogmaals aan het gezag moet onttrekken. De rechtbank acht in dat verband een proeftijd voor de duur van 3 jaren passend en noodzakelijk. Indien en voorzover het in het belang van [minderjarige] wordt geacht de contacten met moeder uit te breiden en op termijn zonder toezicht te laten plaatsvinden, zal een voorwaardelijke straf verdachte weerhouden [minderjarige] zonder toestemming mee te nemen. Aangezien een eventuele uitbreiding nog geruime tijd kan duren acht de rechtbank een langere proeftijd noodzakelijk.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 279 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, met bevel dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 3 jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en E.A.A. van Kalveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van de Kraats, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juli 2013.
Mr. Messer is buiten staat mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Zij in of omstreeks de periode van 29 november 2012 tot en met 4 december 2012 te Nieuwegein en/of te Lopikerkapel, althans in Nederland en/of te Kasterlee, althans in België, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, te weten [minderjarige] (geboren op [geboortedatum 2]), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde zag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
(nadat door de kinderrechter bij de rechtbank te Utrecht
  • bij beschikking van 13 september 2012 de ondertoezichtstelling van die [minderjarige] bij Bureau Jeugdzorg was uitgesproken en/of
  • bij beschikking van 29 november 2012 de uithuisplaatsing van die [minderjarige] bij een neutraal pleeggezin was bepaald)
die [minderjarige] meegenomen naar België en/of weggehouden van/bij Bureau Jeugdzorg en/of het neutraal pleeggezin;
art 279 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt hierbij telkens verwezen naar de bijlagen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Utrecht, genummerd PL0960 2012268968, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 142.
2.Een geschrift, te weten een beschikking van de kinderrechter van 13 september 2012 met betrekking tot de minderjarige [minderjarige], gegeven door mr. A. van Dijk, kinderrechter, doorgenummerde pagina 13.
3.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 9.
4.Een geschrift, te weten een beschikking van de kinderrechter van 29 november 2012 met betrekking tot de minderjarige [minderjarige], gegeven door mr. H.A. Gerritse, kinderrechter, doorgenummerde pagina 12.
5.Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde pagina 9.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 35.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2013.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2013.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 36.
10.Een geschrift, te weten een proces-verbaal van inlichtingen van politie Regio Turnhout, doorgenummerde pagina’s 65 tot en met 68.