Of tussen [eiser sub 2] en VLP daadwerkelijk een vermogensbeheerovereenkomst voor een extra bedrag van 1,2 miljoen euro is aangegaan en tegen welke voorwaarden, is niet in deze procedure gebleken. Wel begrijpt de rechtbank dat het hele bedrag vrij vermogen is geweest, in die zin dat het niet bestemd was voor enig concreet doel de eerste 20 jaar na het aangaan van deze overeenkomst. De rechtbank wordt daarin gesterkt door de onweersproken stelling van VLP dat [eiser sub 2] eerst 1,7 miljoen in beheer had willen geven, maar in tweede instantie besloot een half miljoen ‘cash te houden voor andere leuke voorbijkomende investeringsopportunities’.
Ongeacht of sprake is van een relatie van vermogensbeheer of van een adviesrelatie geldt het volgende. Uit de feiten blijkt dat VLP [eiser sub 2] heeft geadviseerd over een portefeuilleverdeling binnen het extra te beheren vermogen. Dit advies hield in tweede instantie in dat [eiser sub 2] van de genoemde 1,2 miljoen euro € 200.000,- zou bestemmen voor investeringen als in de Schild groep. Het was toen al duidelijk dat [eiser sub 2] méér wilde investeren in de Schild groep, namelijk een half miljoen euro. Hij liet dat weten in reactie op het eerste advies van VLP over een portefeuilleverdeling, zijnde € 100.000,- voor investeringen als in de Schild groep binnen een te verwachten beheerportefeuille van (toen nog) 1,7 miljoen euro. Het advies van VLP is getuigt niet van onbekwaamheid, gelet op de omstandigheden van het geval, met name op het grote vermogen dat [eiser sub 2] vrij kon beleggen (€ 930.000,- als zijn afgesplitste deel uit het eerder gezamenlijke depot en 1,7 miljoen extra), ook in relatie met het ‘neutrale’ risicoprofiel dat [eiser sub 2] koos. Wat betreft haar handelwijze kan VLP verweten worden dat zij haar plaatsingscommissie niet heeft vermeld, zoals ook al genoemd in 4.8, wat niet tot de gevraagde verklaring voor recht kan leiden op de daar genoemde gronden. Ook zou VLP het nemen van eigen posities aan [eiser sub 2] hebben moeten melden, waarbij de rechtbank in deze procedure, op dezelfde gronden als vermeld in 4.9, in het midden laat of dat is gebeurd.
Maar in wezen doet het er ten aanzien van [eiser sub 2] niet toe of VLP een naar redelijke maatstaven bekwaam en redelijk handelend vermogensbeheerder of adviseur is geweest. Uit de feiten rijst het massieve beeld op dat [eiser sub 2] vast van plan was tot een substantieel grotere investering in de Schild groep dan VLP in eerste en in tweede instantie adviseerde. Veelzeggend acht de rechtbank dat [eiser sub 2] na een investering in het Winkelfonds op 11 december 2009 van bijna € 200.000,-, op 14 januari 2010 – de dag dat de mogelijkheid van een investering in het Residentiefonds aan [eisers] c.s. was bekendgemaakt door VLP – nog eens € 200.000,- in dat Residentiefonds heeft geïnvesteerd. [eiser sub 2] trok zijn eigen plan en liet zich niet anders adviseren. Dat is zijn goed recht, maar daarbij past niet dat hij vervolgens aan VLP verkeerde advisering verwijt. [eiser sub 2] luisterde niet naar VLP, dus is er geen verband tussen het advies en handelen van VLP – goed of fout – en de beslissingen van [eiser sub 2] en evenmin een verband tussen het advies en de schade die [eiser sub 2] mogelijk zal leiden en heeft geleden.
Voorzover [eisers] c.s. betogen dat op VLP de plicht rustte met meer nadruk en inspanningen [eiser sub 2] van zijn voornemen af te houden, dan vindt dat betoog geen grondslag in het recht. [eiser sub 2] handelde met vrij vermogen, waarvan zijn financiële bestaan niet afhing of afhangt. Dan rust op VLP als adviseur of vermogensbeheerder van [eiser sub 2] niet de plicht hem van zijn vaste voornemen te doen afzien of aan de uitvoering daarvan haar medewerking te weigeren.