ECLI:NL:RBMNE:2013:6257

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
07-993011-10 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in visfraudezaak wegens gebrek aan bewijs voor valsheid in geschrift

In de strafzaak tegen de verdachte, betrokken bij de Urker visfraude, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van valsheid in geschrift door valse facturen op te maken voor visleveringen. De aanklacht betrof het feit dat op de facturen schol werd vermeld, terwijl in werkelijkheid Yellow Fin Sole of schar werd geleverd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de facturen onjuist waren, het oogmerk tot misleiding niet bewezen kon worden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, vertegenwoordigd door [A] en bijgestaan door advocaten, niet opzettelijk de waarheid had willen vervalsen. De rechtbank stelde vast dat de afnemers in veel gevallen op de hoogte waren van de geleverde vissoorten en dat er geen bewijs was dat de verdachte de facturen als echt en onvervalst had willen gebruiken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor de opzet en het oogmerk tot misleiding. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs voor zowel de valsheid als de intentie tot misleiding in zaken van valsheid in geschrift.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.993011-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [postcode] [vestigingsplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek is aangevangen ter openbare terechtzitting van 12 april 2011 te Lelystad.
Het onderzoek is op voornoemde terechtzitting geschorst tot de terechtzitting van 23 september 2011 waarna op 6 oktober 2011 een tussenvonnis is gewezen.
De vertegenwoordiger van verdachte, [A], is telkens niet verschenen. Ter terechtzitting is verschenen mr. V.L. Koppe, advocaat te Amsterdam, die telkens verklaarde uitdrukkelijk gemachtigd te zijn om verdachte ter terechtzitting te verdedigen. Op 21 en 22 november 2013 is het onderzoek hervat en is de zaak inhoudelijk behandeld. Ter terechtzitting is de verdachte verschenen, vertegenwoordigd door [A], bijgestaan door mr. M. Pestman, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.H. Frank en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdenking in de strafzaak komt er, kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte:
en/of [bedrijf 1] en/of [A] in de periode van 22 april 2005 tot en met
20 augustus 2007 te Urk tezamen en in vereniging met een ander of anderen valsheid in geschrifte heeft gepleegd door valse facturen op te maken door in de facturen scholfilet/scholfilet (Pleuronectes Platessa)/SF (Pleuronectes Platessa) te vermelden terwijl er in werkelijkheid Yellow Fin Sole/schar had moeten worden vermeld.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
1) Uit een rapport van de Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: VWA), d.d. 09-11-2005, getiteld ‘Impasse in de vissector’ is bekend geworden dat vanwege vangstbeperkende maatregelen en hoge exploitatiekosten vraag en aanbod van de reguliere vissoorten onder druk zijn komen te staan. Om deze problemen te ondervangen zou de vissector een goedkopere vissoort verkopen voor een duurdere vissoort. Filets van de uit de wateren in Oostelijk Azië afkomstige Yellow Fin Sole (hierna: YFS) (Limanda Aspera) zou verkocht worden als een filet van schol (Pleuronectes Platessa).
2) Op 24 augustus 2005 is door VWA controleur [B] bij een controle bij[bedrijf 2] geconstateerd dat op palletbonnen op pallets met vis stond aangegeven dat het om scholfilet ging, terwijl de pallets in werkelijkheid YFS bevatten. Voorts werden dozen met YFS, welke waren ingeslagen bij [bedrijf 2] als YFS, door [bedrijf 2] gestickerd als scholfilet. Het ging hierbij om vis die in opdracht van [bedrijf 3] was geglaceerd bij[bedrijf 4]
3) Op 26 september 2006 is door VWA controleur [C] tijdens een controle bij [bedrijf 4]vastgesteld dat YFS bestemd voor [bedrijf 3] werd geglaceerd en verpakt in dozen. Voornoemde dozen werden op een pallet gezet en voorzien van een palletkaart met daarop de tekst ‘scholfilet 2 wit’. Onderaan de pallet stond met de hand geschreven de term ‘YF’.
4) Op 7 augustus 2007 is door VWA seniorcontroleur [D] een controle uitgevoerd bij het vrieshuis [bedrijf 2]. Tijdens deze controle zag hij dat op een aantal pallets met dozen met vis een palletsticker werd gestoken met daarop de aanduiding YFS DD Paneer alsmede de naam [bedrijf 3] Met betrekking tot één van voornoemde pallets werd op de dozen een sticker aangebracht waarop de naam Pleuronectes Platessa stond vermeld.
5) Door de FIOD is, in samenwerking met een Deense zusterdienst, in 2007 onderzoek gedaan waaruit blijkt dat feitelijk door [bedrijf 5] aan [bedrijf 1] geleverde YFS in 2005 bij import onjuist is omschreven als Pleuronectes Platessa (scholfilet).
6) Op 24 januari 2008 werd op basis van het bovenstaande besloten tot het openen van een onderzoek onder de naam ‘Kwets’ naar verschillende rechts- en natuurlijke personen werkzaam in de vissector. Diverse afnemers in de vissector zijn als getuigen gehoord.
7) [verdachte] is als verdachte aangemerkt. Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is [bedrijf 6] enig aandeelhouder van [verdachte] [bedrijf 7] is enig aandeelhouder van [bedrijf 6] [bedrijf 7]. wordt bestuurd door [A]. Hij is eveneens enig aandeelhouder van [bedrijf 7]
8) Op 20 februari 2008 hebben doorzoekingen ter inbeslagneming plaatsgevonden. Hierbij is onder [bedrijf 1] een hoeveelheid van 10.439 kilo vis in beslag genomen. Van de in beslag genomen vis is een gedeelte teruggegeven. Een gedeelte van de vis is teruggekocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - blijkens een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld. Daartoe heeft de officier van justitie onder meer verwezen naar de uitgewerkte verwijzingen subdossiers met betrekking tot de facturen in het zaaksdossier. De officier van justitie heeft voorts gewezen op de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen van de afnemers van verdachte.
Voorts heeft de officier van justitie gesteld dat voor de handel in vis de EG-verordening 104/2000, de Warenwet, het Warenwetbesluit Visserijproducten en de Warenwetregeling Handelsbenamingen Vis van belang zijn. Uit deze regelgeving kan afgeleid worden dat op de dozen en de pallets de handelsnaam en/of wetenschappelijke naam vermeld moet worden. Op de facturen dient zodoende ook de juiste benaming vermeld te worden.
Op de facturen van verdachte werd scholfilet (Pleuronectes Platessa) opgenomen terwijl er YFS of schar geleverd werd. [A] heeft hierover verklaard dat hij daarvoor verantwoordelijk is. [A] heeft eveneens verklaard dat hij dit deed vanwege de druk van het moeten leveren. Van het feit dat er andere vis geleverd werd dan er gefactureerd werd, waren de afnemers niet op de hoogte. Zelfs indien zij hiervan wel op de hoogte waren dan nog is er sprake van misleiding van de consument nu niet kenbaar is welk proces het eindproduct heeft doorlopen. Uit de prijs kon niet afgeleid kon worden dat er geen schol geleverd werd. In de handel kunnen vele andere factoren invloed hebben op de prijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - blijkens een aan de rechtbank overgelegde pleitnota - betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat er geen opzet op de valsheid bestond. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat het oogmerk tot misleiding niet aanwezig was.
Terminologie
De regelgeving waarnaar de officier van justitie heeft verwezen, heeft slechts beperkte waarde nu deze niet ziet op de facturering. Tevens is van belang dat de verordening niet van toepassing is op alle visproducten. De gebruikte termen op de facturen zijn opgenomen in een tijd dat er een Babylonische spraakverwarring bestond over de te hanteren benamingen. In dit verband heeft de raadsman verwezen naar de biologische eigenschappen van de vissoorten, de algemene benaming van Pleuronectes voor scholachtigen, de literatuur en de verklaringen van de VWA medewerkers [B] en [E]. Daarbij kende het computersysteem van verdachte (waarmee de facturen werden gemaakt) geen andere term voor schol dan Pleutonectes Platessa, ongeacht de herkomst of het vangstgebied.
Opzet/Oogmerk op misleiding
Door de raadsman is aangevoerd dat [A] tot september 2007 in de veronderstelling verkeerde dat YFS ook als Pleuronectes Platessa mocht worden verkocht. Derhalve ontbrak het opzet op de valsheid.
De raadsman heeft aangevoerd dat misleiding een noodzakelijk element is voor een veroordeling op basis van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). [1] Van misleiding of misleidend gebruik kan niet worden gesproken indien de afnemers op de hoogte zijn van de valsheid. Uit de verklaringen blijkt dat tenminste één afnemer, [F], van [bedrijf 8], op de hoogte was van het feit dat verdachte soms YFS leverde in plaats van Noordzeeschol. Deze leveringen vonden plaats in onderling overleg. Dat de andere afnemers hier niet over hebben verklaard is begrijpelijk, gelet op het feit dat [bedrijf 8] direct na voornoemde verklaring van [F] als verdachte werd aangemerkt. Alle afnemers wisten wat zij geleverd kregen. Dit blijkt eveneens uit de prijzen die zij voor de vis hebben betaald. De door hen betaalde prijzen voor scholfilet lagen aanmerkelijk lager dan de gangbare prijzen voor Noordzeeschol.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat niet van oogmerk op misleiding of misleidend gebruik kan worden gesproken als de valselijk opgemaakte nota slechts in de eigen administratie wordt verwerkt. [2] De facturen die op de tenlastelegging staan zijn aangetroffen in de administratie van verdachte. Deze facturen bevatten geen logo en zijn niet op briefpapier afgedrukt. Derhalve zijn die exemplaren nooit naar de afnemers verstuurd. Zij dienden enkel ter completering van de eigen administratie en hebben dus niemand misleid.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de periode van 22 april 2005 tot 20 augustus 2007 valselijk facturen heeft opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken. Daartoe overweegt zij het volgende.
Ingevolge artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voor een bewezenverklaring vereist dat het een vals geschrift betreft dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen. Een factuur is dergelijk geschrift. Een factuur bevat immers een opgave van - i.c. - geleverde goederen en heeft in het maatschappelijk verkeer mede de functie tegenover degene die betaling verschuldigd is aannemelijk te maken dat deze aldus zijn geleverd teneinde op grond daarvan betaling te verkrijgen.
Vals in de zin van artikel 225 Sr betekent dat het “opzettelijk in strijd met de waarheid is”. Dit dient beoordeeld te worden naar het tijdstip van het opmaken van het geschrift.
In casu wordt niet betwist dat op de in de tenlastelegging vermelde facturen scholfilet/scholfilet (Pleuronectes Platessa)/SF (Pleuronectes Platessa) stond, terwijl Yellow Finsole en schar werd geleverd. Betwist wordt echter dat voornoemde benamingen vals zouden zijn, alsmede dat sprake zou zijn van het oogmerkt tot misleiding.
De rechtbank ziet zich zodoende allereerst voor de vraag gesteld of voornoemde benamingen vals zijn in de zin van artikel 225 Sr.
Terminologie
De vissoorten die relevant zijn binnen het onderzoek Kwets zijn in te delen in taxonomische rangen. Uit het dossier valt af te leiden dat binnen de orde van platvissen (Pleuronectiformes) de familie schollen (Pleuronectidae) bestaat. Binnen deze familie van schollen bestaan meerdere geslachten. Het geslacht Pleuronectes dat vervolgens onderverdeeld kan worden in de soort Pleuronectes platessa (schol, pladijs) en het geslacht Limanda. Dit laatste geslacht wordt onderverdeeld in de soorten Limanda Aspera (Japanse schar) en Limanda Limanda (Schar). Daarnaast bestaat binnen de familie schollen ook het geslacht Lepidopsetta. Dit geslacht kent onder meer de onderverdeling naar de soort Lepidopsetta Billineata (Pacifische schol).
In de bijlage bij de EG verordening nr. 2065/2001 zijn onder meer de vangstgebieden voor de diverse vissoorten genoemd. Het vangstgebied in het Noordoostelijke deel Atlantische Oceaan is afgebakend als FAO [3] -gebied 27. Het vangstgebied in de Stille Oceaan is afgebakend als FAO-gebied 61, 67, 71, 77, 81 en 87.
Schol / Yellow Fin sole (YFS)
Onder 1 is ten laste gelegd dat er op de factuur scholfilet vermeld is terwijl - gelet op de geleverde vis - YFS had moeten worden vermeld.
Onder 2, 4, 6a, en 9 is ten laste gelegd dat er op de factuur scholfilet (Pleuronectes Platessa) vermeld is terwijl - gelet op de geleverde vis - YFS had moeten worden vermeld.
Onder 3, 5, 7a, 7b, 7c, 8a, 8b is ten laste gelegd dat er op de factuur SF (Pleuronectes Platessa) vermeld is terwijl - gelet op de geleverde vis - YFS had moeten worden vermeld.
In het dossier bevinden zich diverse verklaringen met betrekking tot de term YFS.
De rechtbank verwijst naar de hierna opgesomde verklaringen.
De heer [E], VWA controleur heeft met betrekking tot op 17 februari 2009 verklaard, zakelijk weergegeven:
…..
De Pleuronectes platessa komt uit het Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, ook wel aangeduid als FAO 27. Deze vissoort heeft in Nederland de (handels)naam schol of pladijs”.
…..”De Limanda Aspera wordt gevangen in FAO 61 en 67. De Stille Oceaan. De naam Japanse schar geldt voor deze vissoort”.
…..”De Engelse benaming van Limanda Aspera is Yellow Finsole. Ik zie dit als een handelsbenaming uit het internationale handelsverkeer.
…U vraagt mij naar de term Schollenfilet. Ik kan mij voorstellen dat dit uit de Pacific afkomstig is. Het wordt pas een probleem als de term Platessa of Noordzeeschol wordt gehanteerd.
Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 29 maart 2012 heeft [E] voorgaande verklaring herhaald en aangevuld met de stelling dat het verschil tussen YFS en schol betrekkelijk eenvoudig is te constateren.
De heer [G], projectleider NVWA heeft op 21 mei 2012 bij de rechter-commissaris verklaard:
“Uit het onderzoek is gebleken dat yellow fin sole in Chinese wateren gevangen wordt.. Dit staat helemaal los van het gebied waar de schol gevangen wordt. De schol is een unieke vissoort met een beschermde naam. De bevindingen van AID zijn nog steeds dat yellow fin sole geen schol is.
….de familienaam is dezelfde als die van de schol…
….Het vangstgebied van schol is FAO27. Het vangstgebied van de yellow fin sole verschilt van het vangstgebied van de schol”.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat de term YFS dient om de vissoort Japanse schar aan te duiden. Voorts blijkt uit het bovenstaande dat schol niet dezelfde vis is als YFS. Weliswaar behoren schol en YFS tot dezelfde familie van Pleuronectidae, maar zij verschillen, gelet op de taxonomie, in geslacht. De rechtbank baseert deze conclusie op de hiervoor aangehaalde verklaringen en taxonomie maar ook op de verklaringen van de (uiteindelijk) bestuurder van verdachte. [A] heeft verklaard dat schol (Pleuronectes platessa) is en wordt gevangen in FAO gebied 27 en dat YFS Limanda Aspera is en wordt gevangen in FAO gebied 67 en 61. De rechtbank constateert op grond van het bovenstaande dat binnen de viswereld het verschil wordt erkend tussen schol enerzijds en YFS anderzijds en dat de bestuurder van verdachte van dat verschil op de hoogte was.
Nu op de factuur scholfilet/scholfilet (Pleuronectes Platessa)/SF (Pleuronectes Platessa) vermeld is, is dit een intellectuele valsheid in de zin van artikel 225 Sr omdat de inhoud van de factuur niet overeenstemt met de werkelijkheid.
Schol / Schar
Onder 10 is ten laste gelegd dat scholfilet (Pleuronectes Platessa) op de factuur vermeld is, terwijl - gelet op de geleverde vis - schar had moeten worden vermeld.
Onder 11a en 11b is ten laste gelegd dat scholfilet (Pleuronectes Platessa) op de factuur vermeld is, terwijl – gelet op de geleverde vis – schar en/of YFS had moeten worden vermeld.
Onder 12 is tenslotte ten laste gelegd dat SF (Pleuronectes Platessa) op de factuur vermeld is, terwijl - gelet op de geleverde vis - schar en/of YFS had moeten worden vermeld.
Uit de stukken behorende tot het dossier dient geconcludeerd te worden dat schol niet dezelfde vissoort is als schar. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de hiervoor onder het kopje terminologie opgenomen overwegingen met betrekking tot schol en schar blijkt dat beide vissoorten behoren tot de familie van schollen. Zij behoren echter tot verschillende geslachten. Schol behoort tot het geslacht Pleuroneces en schar tot het geslacht Limanda. De rechtbank stelt vast dat schol en schar niet dezelfde vis is. De rechtbank baseert deze conclusie op de hiervoor aangehaalde taxonomie maar ook op de verklaringen van de (uiteindelijk) bestuurder van verdachte. [A] heeft verklaard dat voor schar de benaming Limanda gebruikt wordt. De rechtbank constateert op grond van het bovenstaande dat binnen de viswereld het verschil wordt erkend tussen schol enerzijds en schar anderzijds en dat de bestuurder van verdachte van dat verschil op de hoogte was.
Het feit dat op de factuur scholfilet, scholfilet (Pleuronectes Platessa)/SF (Pleuronectes Platessa) vermeld is en schar geleverd is, betreft een zogeheten intellectuele valsheid is in de zin van artikel 225 Sr, omdat de inhoud van de factuur niet overeenkomt met de werkelijkheid.
Opzet
Voor bewezenverklaring van het valselijk opmaken van de ten laste gelegde facturen is opzet vereist. Nu het gaat om een intellectuele valsheid is dus vereist dat degene die het geschrift heeft opgemaakt wist dat de inhoud onjuist was, althans dat hij daarop voorwaardelijk opzet heeft gehad.
Nu verdachte geen onderneming is die gericht is op het plegen van strafbare feiten moet worden nagegaan of het opzet van een of meer individuele personen toegerekend kan worden aan verdachte.
Zoals hierboven in de inleiding is overwogen wordt verdachte bestuurd door [A]. [A] heeft tijdens de verhoren bij de AID verklaard dat hij via [bedrijf 6] aandeelhouder en formeel bestuurder is van verdachte. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 21 en 22 november 2013 heeft [A] verklaard dat hij feitelijk werkzaam is binnen verdachte en verantwoordelijk is voor de in- en verkoop van de vis door verdachte en dat hij de op de tenlastelegging genoemde facturen voor verdachte heeft opgemaakt.
[A] heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte de vis ingeslagen als YFS en later heeft verkocht als schol. De geleverde vis is volgens hem in de loop der tijd veranderd (er werd vaker YFS besteld en geleverd in plaats van Noordzeeschol). De facturen, zoals die voorheen werden opgemaakt voor Noordzeeschol, zijn hetzelfde gebleven. [A] heeft aangegeven dat hij niet heeft stilgestaan bij het feit dat hetgeen vermeld werd op de factuur anders was dan er daadwerkelijk werd geleverd en stelt dat hij zich niet heeft verdiept in de geldende wetgeving.
Reeds vastgesteld is dat verdachte YFS of schar heeft geleverd terwijl zij scholfilet, scholfilet (Pleuronectes Platessa) of SF (Pleuronectes Platessa) factureerde. [A] was blijkens zijn eigen verklaring op de hoogte van het feit dat er YFS geleverd werd. Door op de facturen scholfilet, scholfilet (Pleuronectes Platessa) of SF (Pleuronectes Platessa) te vermelden in plaats van YFS of schar, terwijl hij wist dat feitelijk andere vis werd geleverd en waarbij hij zich niet verdiept heeft in de wetgeving, onder meer terzake de juiste handelsbenamingen, heeft [A] in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de op de facturen omschreven namen niet overeenstemden met de werkelijk geleverde vis.
Dit (voorwaardelijk) opzet van [A] als formeel bestuurder en tevens verantwoordelijke voor de facturen, dient te worden toegerekend aan verdachte, nu het gaat om een handelen van degene die (middellijk) bestuurder was van en werkzaam was ten behoeve van de verdachte, het factureren paste in de normale bedrijfsvoering van de verdachte, het factureren dienstig is geweest in het door haar uitgeoefende bedrijf en de verdachte erover kon beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden.
Oogmerk tot misleiding
Daarnaast is voor een bewezenverklaring vereist dat verdachte het oogmerk had tot misleiding. Als uitgangspunt heeft dan te gelden dat er bij het opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen tevens sprake is van de bedoeling dat het geschrift in het maatschappelijk verkeer een rol gaat vervullen en als zodanig een gebruiksfunctie verkrijgt. Voorwaardelijk opzet is daarbij niet toereikend.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van [A] en de verklaringen van de afnemers van verdachte af dat verdachte aan de afnemers facturen verstuurd heeft die identiek zijn aan de facturen die in haar administratie zijn aangetroffen. Het op dit punt gevoerde verweer treft geen doel.
De rechtbank is niet tot de overtuiging gekomen dat er bij verdachte sprake is geweest van oogmerk tot misleiding. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
[A] heeft verklaard dat hij op de hoogte was van het feit dat andere vis werd geleverd dan op de facturen werd omschreven, maar dat hij daar niet bij heeft stilgestaan en dat hij zich niet heeft verdiept in de geldende wetgeving. [A] heeft daarbij ter terechtzitting verklaard dat 99% van zijn afnemers wisten dat zij YFS kregen terwijl scholfilet werd gefactureerd. De afnemers hadden gelet op de prijs ook kunnen weten dat er geen schol werd geleverd. Bovendien is hierover voorafgaande aan de leveringen met de afnemers overleg gevoerd. De ‘importschol’ werd aangeboden als goedkoper alternatief.
Dit was in de vishandel bekend.
Uit de verklaring van [F] van [bedrijf 8] blijkt dat in ieder geval één van de afnemers, [bedrijf 8], inderdaad wist dat zij YFS geleverd kreeg terwijl scholfilet werd gefactureerd.
Er zijn weliswaar afnemers die hebben verklaard dat zij niet wisten dat zij YFS of schar geleverd kregen in plaats van schol, maar de rechtbank acht deze verklaringen om de navolgende redenen niet overtuigend.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat er in de ten laste gelegde periode een duidelijk prijsverschil bestond tussen schol enerzijds en YFS en schar anderzijds. YFS en schar waren goedkoper. Het is niet komen vast te staan dat verdachte aan de afnemers de prijs voor schol heeft berekend, terwijl YFS of schar geleverd werd. Dit had voor de afnemers een indicatie kunnen zijn dat er YFS of schar geleverd werd en hieruit blijkt tevens dat verdachte niet in de prijsberekening op de facturen heeft trachten te verhullen dat er YFS geleverd werd.
Verder is niet gebleken dat verdachte in de administratie van inkoop, bewerking en verkoop van YFS of schar op enige wijze heeft trachten te verhullen dat sprake was van YFS of schar (in plaats van schol). Enkel de aanduiding van de vis op de factuur was onjuist, waarbij niet valt uit te sluiten dat, zoals[A] heeft verklaard, het administratiesysteem Poseidon de optie van Yellowfinsole (aanvankelijk) niet kende.
De rechtbank hecht in dit verband betekenis aan het feit dat niet gebleken is dat (en van) de afnemers verdachte wegens de leveranties op de bewuste facturen in rechte heeft betrokken en dat zij - naar verdachte heeft gesteld - alle tot op heden vis zijn blijven betrekken bij verdachte. De rechtbank houdt er rekening mee dat de verklaringen van genoemde afnemers mogelijk zijn gekleurd door het feit dat zij een eigen belang hebben bij de stellingname dat zij niet wisten van de op de facturen voorkomende valsheid, welk belang gelegen is in het voorkomen van strafvervolging tegen zichzelf.
Dat en op welke wijze de facturen een rol zouden hebben gespeeld of hebben kunnen spelen bij een eventuele intentie tot misleiding van de klanten van de afnemers van verdachte en – uiteindelijk – van de consument is uit het procesdossier niet kunnen blijken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet vastgesteld worden dat [A], al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, de bedoeling had om de facturen als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken. Dat verdachte wellicht een onderzoeksplicht had ten aanzien van de te leveren vis doet daar niet aan af, gelet op de vereisten van oogmerk. Nu het oogmerk niet bewezen kan worden, zal de rechtbank verdachte zodoende vrijspreken van het valselijk opmaken van de facturen zoals omschreven in de tenlastelegging.
De rechtbank overweegt dat nu er geen sprake is van een strafbaar feit gepleegd verdachte het grondfeit daarmee komt te vervallen en er derhalve geen sprake is van medeplegen van verdachte.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, drs. mr. S.M. van Lieshout en mr. R.C.J. Elte-Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. J.J. Arends en J.E. Doornwaard griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2013.
Mr. Hamming, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 20 november 1984, NJ 1985/272
2.HR 21 december 2004, LJN AR4886.
3.Een door de Food & Agricultural Organization van de Verenigde Naties vastgesteld vangstgebied voor bepaalde vissoorten.