ECLI:NL:RBMNE:2013:6256

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
07-993010-10 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in Urker visfraudezaak wegens gebrek aan bewijs voor valsheid in geschrift

In de Urker visfraudezaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte werd ervan verdacht valse facturen te hebben opgemaakt voor leveringen van vis aan voornamelijk buitenlandse afnemers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de facturen schol vermeldde, terwijl in werkelijkheid Yellow Fin Sole of schar werd geleverd. De rechtbank concludeerde echter dat, hoewel de verdachte opzet had, het oogmerk tot misleiding niet bewezen kon worden. Hierdoor sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging.

Het onderzoek ter terechtzitting begon op 12 april 2011 en werd meerdere keren geschorst. De verdachte was vertegenwoordigd door een advocaat, en de officier van justitie vorderde veroordeling op basis van de bewijsstukken en getuigenverklaringen. De verdediging betoogde dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor het opmaken van de facturen, aangezien deze afkomstig waren van een andere rechtspersoon. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet betrokken was bij het opmaken van de facturen en dat er geen bewijs was dat de facturen valselijk waren opgemaakt in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank besloot tot vrijspraak van de verdachte en gelastte de teruggave van in beslag genomen vis. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.993010-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [postcode] [vestigingsplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek is aangevangen ter openbare terechtzitting van 12 april 2011 te Lelystad. Het onderzoek is op voornoemde terechtzitting geschorst tot de terechtzitting van 23 september 2011 waarna op 6 oktober 2011 een tussenvonnis is gewezen. De vertegenwoordiger van verdachte, [A], is telkens niet verschenen. Ter terechtzitting is verschenen mr. V.L. Koppe, advocaat te Amsterdam, die telkens verklaarde uitdrukkelijk gemachtigd te zijn om verdachte ter terechtzitting te verdedigen. Op 21 en 22 november 2013 is het onderzoek hervat en is de zaak inhoudelijk behandeld. Ter terechtzitting is de verdachte verschenen, vertegenwoordigd door [A], bijgestaan door mr. M. Pestman, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.H. Frank en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdenking in de strafzaak komt er, kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte:
en/of [bedrijf 1] en/of [A] in de periode van 22 april 2005 tot en met 20 augustus 2007 te Urk tezamen en in vereniging met een ander of anderen valsheid in geschrifte heeft gepleegd door valse facturen op te maken door in de facturen scholfilet/scholfilet (Pleuronectes Platessa)/SF (Pleuronectes Platessa) te vermelden terwijl er in werkelijkheid Yellow Fin Sole/schar had moeten worden vermeld.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
1) Uit een rapport van de Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: VWA), d.d. 09-11-2005, getiteld ‘Impasse in de vissector’ is bekend geworden dat vanwege vangstbeperkende maatregelen en hoge exploitatiekosten vraag en aanbod van de reguliere vissoorten onder druk zijn komen te staan. Om deze problemen te ondervangen zou de vissector een goedkopere vissoort verkopen voor een duurdere vissoort. Filets van de uit de wateren in Oostelijk Azië afkomstige Yellow Fin Sole (hierna: YFS) (Limanda Aspera) zou verkocht worden als een filet van schol (Pleuronectes Platessa).
2) Op 24 augustus 2005 is door VWA controleur [B] bij een controle bij [bedrijf 2] geconstateerd dat op palletbonnen op pallets met vis stond aangegeven dat het om scholfilet ging, terwijl de pallets in werkelijkheid YFS bevatten. Voorts werden dozen met YFS, welke waren ingeslagen bij [bedrijf 2] als YFS, door [bedrijf 2] gestickerd als scholfilet. Het ging hierbij om vis die in opdracht van [bedrijf 3] was geglaceerd bij [bedrijf 4]
3) Op 26 september 2006 is door VWA controleur [C] tijdens een controle bij [bedrijf 4] vastgesteld dat YFS bestemd voor [bedrijf 3] werd geglaceerd en verpakt in dozen. Voornoemde dozen werden op een pallet gezet en voorzien van een palletkaart met daarop de tekst ‘scholfilet 2 wit’. Onderaan de pallet stond met de hand geschreven de term ‘YF’.
4) Op 7 augustus 2007 is door VWA seniorcontroleur [D] een controle uitgevoerd bij het vrieshuis [bedrijf 2]. Tijdens deze controle zag hij dat op een aantal pallets met dozen met vis een palletsticker werd gestoken met daarop de aanduiding YFS DD Paneer alsmede de naam [bedrijf 3] Met betrekking tot één van voornoemde pallets werd op de dozen een sticker aangebracht waarop de naam Pleuronectes Platessa stond vermeld.
5) Door de FIOD is, in samenwerking met een Deense zusterdienst, in 2007 onderzoek gedaan waaruit blijkt dat feitelijk, door Alimex Seafood A/S, aan [verdachte] geleverde YFS, in 2005, bij import onjuist is omschreven als Pleuronectes Platessa (scholfilet).
6) Op 24 januari 2008 werd op basis van het bovenstaande besloten tot het openen van een onderzoek onder de naam ‘Kwets’ naar verschillende rechts- en natuurlijke personen, werkzaam in de vissector. Diverse afnemers in de vissector zijn als getuigen gehoord.
7)[verdachte] is als verdachte aangemerkt. Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is[bedrijf 5] enig aandeelhouder van [verdachte] [bedrijf 6] is enig aandeelhouder van [bedrijf 5] [bedrijf 6] wordt bestuurd door [A]. Hij is eveneens enig aandeelhouder van [bedrijf 6]
8) Op 20 februari 2008 hebben doorzoekingen ter inbeslagneming plaatsgevonden. Hierbij is onder [verdachte] een hoeveelheid van 10.439 kilo vis in beslag genomen. Van de in beslag genomen vis is een gedeelte teruggegeven. Een gedeelte van de vis is teruggekocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - blijkens een aan de rechtbank overlegd schriftelijk requisitoir - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld. Daartoe heeft de officier van justitie onder meer verwezen naar de uitgewerkte subdossiers met betrekking tot van de facturen in het zaaksdossier. De officier van justitie heeft voorts gewezen op de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen van de afnemers van verdachte.
Voorts heeft de officier van justitie gesteld dat voor de handel in vis de EG-verordening 104/2000, de Warenwet, het Warenwetbesluit Visserijproducten en de Warenwetregeling Handelsbenamingen Vis van belang zijn. Uit deze regelgeving kan afgeleid worden dat op de dozen en de pallets de handelsnaam en/of wetenschappelijke naam vermeld moet worden. Op de facturen dient zodoende ook de juiste benaming vermeld te worden.
Op de facturen van verdachte werd scholfilet (Pleuronectes Platessa) opgenomen terwijl er YFS of schar geleverd werd. [A] heeft hierover verklaard dat hij daarvoor verantwoordelijk is. [A] heeft eveneens verklaard dat hij dit deed vanwege de druk van het moeten leveren. Van het feit dat er andere vis geleverd werd dan er gefactureerd werd, waren de afnemers niet op de hoogte. Zelfs indien zij hiervan wel op de hoogte waren dan nog is er sprake van misleiding van de consument nu niet kenbaar is welk proces het eindproduct heeft doorlopen. Uit de prijs kon niet afgeleid worden dat er geen schol geleverd werd. In de handel kunnen vele andere factoren invloed hebben op de prijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - blijkens een aan de rechtbank overlegde pleitnota - betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat verdachte zich niet bezig hield met het opmaken van facturen, enkel met de bewerking van vis.
De raadsman heeft aangevoerd dat, ondanks het feit dat [A] bestuurder is van zowel [verdachte] als van [bedrijf 1], het opstellen van de facturen niet kan worden toegerekend aan [verdachte] Alle op de tenlastelegging genoemde facturen zijn afkomstig uit de administratie van [bedrijf 1] De facturen zijn niet ten behoeve van [verdachte] opgemaakt, noch was de handeling dienstig aan deze rechtspersoon. [verdachte] kon dan ook niet over die handeling beschikken. Aan geen van de zogeheten Drijfmest-criteria voor toerekening aan [verdachte] is voldaan. [verdachte] hield zich uitsluitend bezig met de bewerking van de door [bedrijf 1] gekochte en uiteindelijk verkochte vis.
Terminologie
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de regelgeving waarnaar de officier van justitie heeft verwezen, heeft slechts beperkte waarde heeft nu deze niet ziet op de facturering. Tevens is van belang dat de verordening niet van toepassing is op alle visproducten. De gebruikte termen op de facturen zijn opgenomen in een tijd dat er een Babylonische spraakverwarring bestond over de te hanteren benamingen. In dit verband heeft de raadsman verwezen naar de biologische eigenschappen van de vissoorten, de algemene benaming van Pleuronectes voor scholachtigen, de literatuur en de verklaringen van de VWA medewerkers [B] en [E]. Daarbij kende het computersysteem van verdachte geen andere term voor schol dan Pleutonectes Platessa, ongeacht de herkomst of het vangstgebied.
Opzet/Oogmerk op misleiding
Meer subsidiair is door de raadsman aangevoerd dat [A] tot september 2007 in de veronderstelling verkeerde dat YFS ook als Pleuronectes Platessa mocht worden verkocht. Derhalve ontbrak het opzet op de valsheid.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat misleiding een noodzakelijk element is voor een veroordeling op basis van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). [1] Van misleiding of misleidend gebruik kan niet worden gesproken indien de afnemers op de hoogte zijn van de valsheid. Uit de verklaringen blijkt dat tenminste één afnemer, [F], van [bedrijf 7], op de hoogte was van het feit dat verdachte soms YFS leverde in plaats van Noordzeeschol. Deze leveringen vonden plaats in onderling overleg. Dat de andere afnemers hier niet over hebben verklaard is begrijpelijk, gelet op het feit dat [bedrijf 7] direct als verdachte werd aangemerkt. Alle afnemers wisten wat zij geleverd kregen. Dit blijkt eveneens uit de prijzen die zij voor de vis hebben betaald. De door hen betaalde prijzen voor scholfilet lagen aanmerkelijk lager dan de gangbare prijzen voor Noordzeeschol.
De raadsman heeft laatstelijk aangevoerd dat niet van oogmerk op misleiding of misleidend gebruik kan worden gesproken als de valselijk opgemaakte nota slechts in de eigen administratie wordt verwerkt. [2] De facturen die op de tenlastelegging staan zijn aangetroffen in de administratie van verdachte. Deze facturen bevatten geen logo en zijn niet op briefpapier afgedrukt. Derhalve zijn voormelde facturen nooit naar de afnemers verstuurd. Zij dienden enkel ter completering van de eigen administratie en hebben dus niemand misleid.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de periode van 22 april 2005 tot 20 augustus 2007 valselijk facturen heeft opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken. Daartoe overweegt zij het navolgende.
Ingevolge artikel 225 Sr is voor een bewezenverklaring vereist dat het een vals geschrift betreft dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen. Een factuur is een dergelijk geschrift. Een factuur bevat immers een opgave van - i.c. - geleverde goederen en heeft in het maatschappelijk verkeer mede de functie tegenover degene die betaling verschuldigd is aannemelijk te maken dat deze aldus zijn geleverd teneinde op grond daarvan betaling te verkrijgen. Vals in de zin van artikel 225 Sr betekent dat het “opzettelijk in strijd met de waarheid is”. Dit dient beoordeeld te worden naar het tijdstip van het opmaken van het geschrift.
In casu wordt niet betwist dat op de in de tenlastelegging vermelde facturen scholfilet/scholfilet (Pleuronectes Platessa)/SF (Pleuronectes Platessa) stond, terwijl Yellow Finsole en schar werd geleverd. Betwist wordt dat verdachte betrokken was bij het opmaken van de ten laste gelegde facturen.
De rechtbank ziet zich zodoende allereerst voor de vraag gesteld of verdachte (valselijk) heeft opgemaakt in de zin van artikel 225 Sr.
[A], de (uiteindelijk) bestuurder van verdachte, heeft verklaard dat verdachte zich bezig houdt met het verwerken van vis en visproducten voor derden. [bedrijf 1] is verantwoordelijk voor de in- en verkoop van vis en daarmee ook voor de facturering. [bedrijf 1] koopt de vis en besteedt de bewerking daarvan uit aan verdachte. Verdachte stuurt vervolgens een factuur voor de bewerkingen naar [bedrijf 1] Verdachte heeft zelf geen vis in eigendom. De vis blijft eigendom van [bedrijf 1]
Uit het procesdossier blijkt dat ten aanzien van elke factuur op de tenlastelegging, [bedrijf 1] verantwoordelijk was voor de inkoop van de verkochte YFS.
Als voorbeeld kan worden genomen factuurnummer 61184. Ten aanzien van deze factuur is door [bedrijf 1] 530 kg YFS gekocht van het bedrijf [bedrijf 8] te Denemarken.
Deze partij vis is door verdachte gepaneerd. Als resultaat van deze productie is ontstaan 870 kilogram Scholfilet (SF140 PW). Deze partij is vervolgens, onder de naam scholfilet 140-160 PAN WIT (Pleuronectes Platessa), verkocht aan [bedrijf 9]
Nu op de verkoopfacturen geen bedrijfsnaam is vermeld kan niet langs die weg worden vastgesteld welke rechtspersoon deze facturen heeft opgemaakt en verstuurd. Uit het dossier blijkt echter dat de hiervoor als voorbeeld genomen factuur met nummer 61184, in beslag is genomen uit de administratie van [bedrijf 1] Voorts heeft getuige [getuige] van [bedrijf 9] over voornoemde factuur verklaard dat hij het vervelend vond dat [bedrijf 1] zich niet aan de afspraken heeft gehouden en een andere vis heeft geleverd dan was gefactureerd. De rechtbank stelt hierdoor vast dat voormelde factuur is opgemaakt en is verstuurd door [bedrijf 1] Ook blijkt ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde facturen dat zij in beslag zijn genomen uit de administratie van [bedrijf 1] Uit de verklaringen van de overige afnemers in het dossier blijkt eveneens dat zij de op de tenlastelegging genoemde facturen ontvingen van [bedrijf 1] De rechtbank stelt op grond van al het bovenstaande vast dat voornoemde facturen zijn opgemaakt door [bedrijf 1]
Uit het procesdossier blijkt niet dat verdachte zich op enigerlei wijze, alleen of als medepleger, in de zin van een bewuste en nauwe samenwerking met een of meer anderen, heeft bezig gehouden met het opmaken van de op de tenlastelegging genoemde facturen. Nu niet bewezen kan worden dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde facturen heeft opgemaakt, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of voornoemde facturen valselijk zijn opgemaakt in de zin van artikel 225 Sr. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het ten laste gelegde.

5.BESLAG

Zoals hiervoor in de inleiding is vermeld is op 20 februari 2008 een hoeveelheid vis onder verdachte in beslag genomen. Een gedeelte van deze in beslag genomen vis is teruggekocht. Uit het dossier blijkt niet voor welk bedrag en door wie de in beslag genomen vis is teruggekocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de in beslag genomen vis vanwege het feit dat deze partij was gelabeld met een onjuiste benaming. Daarmee is het strafbare feit gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het bedrag dat is ontvangen voor de teruggekochte vis dient te worden geretourneerd aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan haar toebehorende geldbedrag, waarop het beslag na verkoop van de vis is komen te rusten, aangezien dit, gelet op de vrijspraak van het ten laste gelegde, niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het geldbedrag waarop het beslag na verkoop van de vis is komen te rusten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, drs. mr. S.M. van Lieshout en mr. R.C.J. Elte-Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. J.J. Arends en J.E. Doornwaard griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2013.
Mr. Hamming, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 20 november 1984, NJ 1985/272
2.HR 21 december 2004, LJN AR4886.