ECLI:NL:RBMNE:2013:6253

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
07-993014-10 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in Urker visfraudezaak wegens gebrek aan bewijs voor valsheid in geschrift

In de Urker visfraudezaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte werd ervan verdacht valse facturen te hebben opgemaakt voor leveringen van vis aan buitenlandse afnemers, waarbij op de facturen duurdere vissoorten werden vermeld dan daadwerkelijk geleverd. De rechtbank oordeelde dat het vermelden van de duurdere vissoorten op de facturen niet automatisch leidt tot valsheid in geschrift, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had om te misleiden. De rechtbank concludeerde dat de gebruikte terminologie in de vissector niet noodzakelijkerwijs als vals kan worden aangemerkt, en dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de opmaak van de facturen om hem hiervoor te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat het oogmerk tot misleiding niet bewezen kon worden. Tevens werd de teruggave van in beslag genomen vis ter waarde van € 112.000,- gelast, aangezien deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering in strafzaken en de rol van terminologie in de vissector.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.993014-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [postcode] [vestigingsplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 12 april 2011. Het onderzoek ter terechtzitting is hervat op 23 september 2011, waarna er op 6 oktober 2011 een tussenvonnis is gewezen. Verdachte is telkens verschenen, vertegenwoordigd door de heren[A]. en[B], bijgestaan door mr. V.L. Koppe, advocaat te Amsterdam. Op 21 november en 22 november 2013 is het onderzoek ter terechtzitting hervat, op welke data de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. Verdachte is wederom verschenen, vertegenwoordigd door de heren[A] en [B], bijgestaan door mr. T.M.D. Buruma, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.H. Frank en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in de strafzaak komt er, kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte:
tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [A] en/of [B] en/of
met (een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nenin de periode van 1 december 2005 tot 18 februari 2008 te Urk en/of Nunspeet valsheid in geschrifte heeft gepleegd door valse facturen op te maken door in de facturen Schol/Scholfilet(s)/Scholle(nfillets)/ Rocksole/ Kutterschol op te nemen terwijl er Yellowfinsole dan wel Rocksole dan wel schar vermeld had moeten worden.

3.DE VOORVRAGEN

Geldigheid van de dagvaarding
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de dagvaarding ten aanzien van het gedeelte
met (een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nen(partieel) nietig verklaard dient te worden Daartoe heeft zij aangevoerd dat deze bewoordingen onvoldoende specifiek zijn in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, nu noch uit de tenlastelegging zelf, noch in samenhang met het dossier voldoende te begrijpen is welke natuurlijke personen en/of rechtspersonen hier zijn bedoeld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de tenlastelegging voldoende duidelijk is nu de tenlastelegging in samenhang met het dossier gelezen dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank
De dagvaarding behelst de opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, aldus artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Die opgave heeft tot doel de verdachte ten behoeve van zijn verdediging kenbaar te maken welk voorval hem verweten wordt en de rechter onder meer in staat te stellen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting zijn bevoegdheid en de ontvankelijkheid van de officier van justitie te beoordelen.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voor wat betreft het gedeelte
met (een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nennietig verklaard dient te worden. Zij overweegt daartoe dat het procesdossier zich niet beperkt tot de verdachten die vermeld zijn in het eindproces-verbaal. In de keten waarin het ten laste gelegde zich afspeelt, bevinden zich immers meer afnemers c.q. natuurlijke personen en rechtspersonen. Nu onvoldoende bepaald is welke andere natuurlijke- en rechtspersonen voorwerp van de tenlastelegging zijn, is niet duidelijk welk verwijt de rechtbank in zoverre dient te onderzoeken en tegen welk verwijt de verdediging zich in zoverre moet verdedigen.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding voor wat betreft het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
1) Uit een rapport van de Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: VWA) d.d. 09-11-2005, getiteld ‘Impasse in de vissector’ is bekend geworden dat vanwege vangstbeperkende maatregelen en hoge exploitatiekosten vraag en aanbod van de reguliere vissoorten onder druk zijn komen te staan. Om deze problemen te ondervangen zou de vissector een goedkopere vissoort te verkopen voor een duurdere vissoort. Filets van de uit de wateren in Oostelijk Azië afkomstige Yellow Fin Sole (hierna: YFS) (Limanda Aspera) zou verkocht worden als een filet van schol (Pleuronectes Platessa).
2) Op 24 augustus 2005 is door VWA controleur [C] bij een controle bij [bedrijf 3] geconstateerd dat op de palletbonnen op de pallets met vis staat aangegeven dat het om scholfilet gaat, terwijl de pallets in werkelijkheid YFS bevatten. Voorts werden dozen met YFS, welke waren ingeslagen bij [bedrijf 3] als YFS, door [bedrijf 3] gestickerd als scholfilet. Het ging hierbij om vis die in opdracht van verdachte [bedrijf 4] is geglaceerd bij [verdachte]
3) Op 26 september 2006 is door VWA controleur [D] tijdens een controle bij [verdachte]vastgesteld dat YFS, bestemd voor[bedrijf 4] werd geglaceerd en verpakt in dozen. Voornoemde dozen werden op een pallet gezet en voorzien van een palletkaart met daarop de tekst ‘scholfilet 2 wit’. Onderaan de pallet stond met de hand geschreven de term ‘YF’.
4) Op 7 augustus 2007 is door VWA seniorcontroleur [E] een controle uitgevoerd bij het vrieshuis [bedrijf 3]. Tijdens deze controle zag hij dat op een aantal pallets met dozen met vis een palletsticker werd gestoken met daarop de aanduiding YFS DD Paneer alsmede de naam [bedrijf 4] Met betrekking tot één van voornoemde pallets werd op de dozen een sticker aangebracht waarop de naam Pleuronectes Platessa stond vermeld.
5) Door de FIOD is, in samenwerking met een Deense zusterdienst, in 2007 onderzoek gedaan waaruit bleek dat de feitelijk aan [bedrijf 4] geleverde YFS, in 2005, bij import onjuist is omschreven als Pleuronectes Platessa (scholfilet).
6) Op 24 januari 2008 werd op basis van het bovenstaande besloten tot het openen van een onderzoek onder de naam ‘Kwets’ naar verschillende rechts- en natuurlijke personen, werkzaam in de vissector. Diverse afnemers in de vissector zijn als getuigen gehoord.
7) [verdachte] is als verdachte aangemerkt. Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is [bedrijf 5] enig aandeelhouder. De bestuurders van [bedrijf 5] zijn [A] en[B].
8) Op 20 februari 2008 hebben doorzoekingen ter inbeslagneming plaatsgevonden. Hierbij is onder verdachte een hoeveelheid van 137.943 kilo vis in beslag genomen. Van de in beslag genomen vis is een gedeelte teruggegeven aan verdachte. Op 24 september 2008 heeft verdachte € 112.000,- betaald aan het Ministerie van Landbouw voor de (terug)koop van de 113.784 kilo in beslag genomen vis.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - blijkens een aan de rechtbank overlegd schriftelijk requisitoir - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld. Daartoe heeft hij onder meer verwezen naar de uitgewerkte subdossiers met betrekking tot de facturen in het zaaksdossier. De officier van justitie heeft tevens gewezen op de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen van de Duitse afnemers van verdachte.
Voorts heeft de officier van justitie gesteld dat voor de handel in vis de EG-verordening 104/2000, de Warenwet, het Warenwetbesluit Visserijproducten en de Warenwetregeling Handelsbenamingen Vis van belang zijn. Uit deze regelgeving kan afgeleid worden dat op de dozen en de pallets de handelsnaam en/of wetenschappelijke naam vermeld moet worden. Op de facturen dient zodoende ook de juiste benaming vermeld te worden. Op de facturen van verdachte werd schol opgenomen terwijl er ‘YFS’, Rocksole of schar geleverd werd. Van het feit dat er andere vis geleverd werd dan er gefactureerd werd, waren de afnemers niet op de hoogte. Zelfs indien zij hiervan wel op de hoogte waren dan nog is er sprake van misleiding van de consument nu niet kenbaar is welk proces het eindproduct heeft doorlopen. Uit de prijs afgeleid kon worden dat er geen schol geleverd werd, doet niet ter zake. In de handel kunnen vele andere factoren invloed hebben op de prijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - blijkens een aan de rechtbank overlegde pleitnota- betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft zij primair aangevoerd dat het enkele in strijd met een rechtsplicht nalaten van het vermelden van bepaalde gegevens onvoldoende is om valsheid in geschrifte aan te nemen. Beslissend is uiteindelijk of de werkelijkheid door het achterhouden van gegevens geweld is aangedaan.
Terminologie
[A]. en [B] hebben consequent aangegeven dat de gebruikte terminologie de werkelijkheid weergaf. De regelgeving waarnaar de officier van justitie heeft verwezen ,heeft slechts beperkte waarde nu deze niet ziet op de facturering. Tevens is van belang dat de verordening niet van toepassing is op alle visproducten. De gebruikte termen op de facturen waren in het maatschappelijk verkeer aanvaard en klopten met de realiteit.
In dit verband heeft de raadsvrouw verwezen naar de biologische eigenschappen van de vissoorten, de algemene benaming van Pleuronectes voor scholachtigen, de literatuur en de verklaringen van de VWA medewerkers [C] en [F]. De benamingen werden derhalve niet gebruikt om te verhullen welke vis er geleverd werd.
Opzet / Oogmerk op misleiding
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake is van opzet op de valsheid omdat [A] en [B] er van overtuigd waren dat zij de term ‘schol’ mochten gebruiken.
In het geval van de Rocksole leveringen dachten zij dat zij daadwerkelijk Rocksole leverden. Voor wat betreft de levering van schar was [B] er van overtuigd dat hij schar als importschol mocht leveren. Daarnaast ontbreekt het oogmerk op misleiding omdat de afnemers wisten welke vis zij geleverd kregen. De afgesproken prijs stond ook op de factuur.
Verlaadfout
Met betrekking tot de laatste drie transacties op de tenlastelegging (levering van schar) heeft de raadsvrouw betoogd dat er een onderscheid gemaakt dient te worden tussen de leveringen aan [bedrijf 6], [bedrijf 7] en [bedrijf 8]. Bij de leveringen aan [bedrijf 6] en [bedrijf 7] is er namelijk sprake geweest van een laadfout. [A] en [B] hebben hier ook over verklaard. Bij deze laadfouten was er evenmin sprake van opzet op een valse factuur en oogmerk tot misleiding.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet voldoende is dat een valse factuur in een lade wordt weggestopt. Voor bewezenverklaring van art. 225 lid 1dient gelet op de jurisprudentie gebruik gemaakt te worden van de valse factuur. Bovendien waren de facturen alleen van belang voor de administratie van de verschillende B.V.’s, maar vervulden zij tegenover derden (controleurs, belastingdienst) geen beslissende rol.
Taakverdeling
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte in de ten laste gelegde periode vis bewerkte voor [bedrijf 1] was verantwoordelijk voor de in- en verkoop. De verkoop en facturering van vis behoorde normaliter niet tot de bedrijfsvoering van verdachte. Slechts in het geval van de Rocksole leveringen verkocht verdachte zelf aan [bedrijf 1] zonder tussenkomst van [bedrijf 2]. Bij deze leveringen had verdachte echter ook niet de beschikking over de facturering. [B] deed dit uit hoofde van [bedrijf 1] Aan de ‘drijfmestcriteria’ is volgens de verdediging niet voldaan.
Periode
Met betrekking tot de periode heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er in de tenlastelegging negen facturen opgesomd zijn die dateren uit de periode van 2007 tot en met begin 2008. De ten laste gelegde periode ziet echter op 2005-2008. Van de periode van 2005 tot en met 2006 dient vrijspraak te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de periode van 1 december 2005 tot 18 februari 2008 valselijk facturen heeft opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken. Daartoe overweegt zij het navolgende.
Ingevolge artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voor een bewezenverklaring vereist dat het een vals geschrift betreft dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen. Een factuur is een dergelijk geschrift. Een factuur bevat immers een opgave van - i.c. - geleverde goederen en heeft in het maatschappelijk verkeer mede de functie tegenover degene die betaling verschuldigd is aannemelijk te maken dat deze aldus zijn geleverd teneinde op grond daarvan betaling te verkrijgen. Vals in de zin van artikel 225 Sr betekent dat het “opzettelijk in strijd met de waarheid is”. Dit dient beoordeeld te worden naar het tijdstip van het opmaken van het geschrift.
In casu wordt niet betwist dat op de in de tenlastelegging vermelde facturen schol/scholle/scholfilet(s) of Rocksole of Kutterschol stond, terwijl Yellow Finsole, Rocksole en schar werd geleverd. Betwist wordt echter dat voornoemde benamingen vals zouden zijn.
De rechtbank ziet zich zodoende allereerst voor de vraag gesteld of voornoemde benamingen vals zijn in de zin van artikel 225 Sr.
Terminologie
De vissoorten die relevant zijn binnen het Kwetsonderzoek zijn in te delen in taxonomische rangen. Uit het dossier valt af te leiden dat binnen de orde van platvissen (Pleuronectiformes) de familie schollen (Pleuronectidae) bestaat. Binnen deze familie van schollen bestaan meerdere geslachten. Het geslacht Pleuronectes dat vervolgens, voor zover van belang in deze zaak, onderverdeeld kan worden in de soort Pleuronectes platessa (schol, pladijs) en het geslacht Limanda. Dit laatste geslacht wordt onderverdeeld in de geslachten Limanda Aspera (Japanse schar) en Limanda Limanda (Schar).
In de bijlage bij de EG verordening nr. 2065/2001 zijn onder meer de vangstgebieden voor de diverse vissoorten genoemd. Het vangstgebied in het Noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan is afgebakend als FAO [1] -gebied 27. Het vangstgebied in de Stille Oceaan is afgebakend als FAO-gebied 61, 67, 71, 77, 81 en 87.
Schol / Yellow Finsole (YFS)
Onder ad a, aa, b, bb, c, cc, dd, ee en ff is ten laste gelegd dat op de factuur schol vermeld is terwijl er – gelet op de geleverde vis -YFS op had moeten staan. Uit de stukken in het dossier dient geconcludeerd te worden dat schol niet dezelfde vissoort is YFS. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De heer [F], VWA controleur heeft met betrekking tot de term YFS op 17 februari 2009 verklaard, zakelijk weergegeven:
“…
De Pleuronectes Platessa komt uit het Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, ook wel aangeduid als FAO 27. Deze vissoort heeft in Nederland de (handels)naam schol of pladijs.
…De Limanda Aspera wordt gevangen in FAO 61 en 67. De Stille Oceaan. De naam Japanse schar geldt voor deze vissoort”.
…De Engelse benaming van Limanda Aspera is Yellow Fin Sole. Ik zie dit als een handelsbenaming uit het internationale handelsverkeer.
…U vraagt mij naar de term Schollenfilet. Ik kan mij voorstellen dat dit uit de Pacific afkomstig is. Het wordt pas een probleem als de term Platessa of Noordzeeschol wordt gehanteerd”.
Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 29 maart 2012 heeft [F] voorgaande verklaring herhaald en aangevuld met de stelling dat het verschil tussen YFS en schol betrekkelijk eenvoudig is te constateren.
De heer [G], projectleider NVWA heeft op 21 mei 2012 met betrekking tot de term YFS bij de rechter-commissaris verklaard, zakelijk weergegeven:
“…Uit het onderzoek is gebleken dat Yellow Fin Sole in Chinese wateren gevangen wordt. Dit staat helemaal los van het gebied waar de schol gevangen wordt. De schol is een unieke vissoort met een beschermde naam. De bevindingen van AID zijn nog steeds dat Yellow Fin Sole geen schol is.
…de familienaam is dezelfde als die van de schol…
…Het vangstgebied van schol is FAO 27. Het vangstgebied van de Yellow Fin Sole verschilt van het vangstgebied van de schol”.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat de term YFS wordt gebruikt om de vissoort Japanse schar aan te duiden. Voorts blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen dat schol niet dezelfde vis is als YFS. Weliswaar behoren schol en YFS tot dezelfde familie van schollen, maar zij verschillen, gelet op de taxonomie, in geslacht. De rechtbank baseert deze conclusie op de hiervoor aangehaalde verklaringen en taxonomie maar ook op de verklaringen van de bestuurders van verdachte. [A] en [B] hebben beiden verklaard dat Noordzee schol Pleuronectes Platessa is en YFS Limanda Aspera. Hiermee bevestigen de bestuurders van verdachte dat er binnen de viswereld verschil bestaat tussen schol enerzijds en YFS anderzijds.
Voornoemd verschil tussen schol en YFS bestaat in Duitsland ook. Uit de tabel waarin diverse handelsnamen genoemd worden, blijkt dat in Duitsland voor Pleuronectus platessa (schol) de benaming Scholle of Goldbutt gebruikt wordt. Limanda Aspera (Japanse schar / YFS) wordt aangeduid met Pazifische Kliesche dan wel Raue Klische. Nu er op de factuur schol/scholle/scholfilet(s) vermeld is, is dit een zogeheten intellectuele valsheid in de zin van artikel 225 Sr omdat de inhoud van de factuur niet overeenstemt met de werkelijkheid.
Rocksole / Yellow Fin sole
Onder ad d, e en f is ten laste gelegd dat op de factuur Rocksole vermeld is terwijl er - gelet op de geleverde vis - YFS op had moeten staan. Uit de stukken in het dossier dient geconcludeerd te worden dat Rocksole niet dezelfde vissoort is als YFS. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de hiervoor onder het kopje terminologie opgenomen overwegingen met betrekking tot Rocksole en YFS blijkt dat beide vissoorten behoren tot de familie van schollen. Er blijkt echter verschil te bestaan in de geslachten waartoe zij behoren. Rocksole behoort immers tot het geslacht Lepidopsetta en YFS tot het geslacht Limanda. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat Rocksole en YFS niet hetzelfde is. De rechtbank baseert deze conclusie op de hiervoor aangehaalde taxonomie maar ook op de verklaringen van de bestuurders van verdachte. [A] en [B] hebben beiden verklaard dat YFS Limanda Aspera is en dat zij voor Rocksole de benaming Pacifische schol gebruiken. Hiermee bevestigen de bestuurders van verdachte dat er binnen de viswereld een verschil bestaat tussen YFS enerzijds en Rocksole anderzijds.
Voornoemd verschil tussen YFS en Rocksole bestaat in Duitsland ook. Uit de tabel waarin diverse handelsnamen genoemd worden, blijkt dat in Duitsland Limanda Aspera (Japanse schar / YFS) wordt aangeduid met Pazifische Kliesche dan wel Raue Klische. De Duitse benaming voor Pacifische Schol (Rocksole) is Pazifische Scholle. Nu er op de factuur Rocksole vermeld is, is dit een zogeheten intellectuele valsheid in de zin van artikel 225 Sr omdat de inhoud van de factuur niet overeenstemt met de werkelijkheid.
Schol / Schar
Onder ad g, gg, h, hh, i en ii is ten laste gelegd dat op de factuur schol/scholfilet(s)/scholle/scholrollen/kutterschol vermeld is terwijl er – gelet op de geleverde vis – schar op had moeten staan. Uit de stukken behorende tot het dossier dient geconcludeerd te worden dat schol niet dezelfde vissoort is als schar. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de hiervoor onder het kopje terminologie opgenomen overwegingen met betrekking tot schol en schar blijkt dat beide vissoorten behoren tot de familie van schollen. Er blijkt echter verschil te bestaan in de geslachten waartoe zij behoren. Schol behoort immers tot het geslacht Pleuronectes en schar tot het geslacht Limanda. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat schol en schar niet de zelfde vis is. De rechtbank baseert deze conclusie op de hiervoor aangehaalde taxonomie maar ook op de verklaringen van de bestuurders van verdachte. [A] en [B] hebben beiden verklaard dat voor schar de benaming Limanda gebruikt wordt. [B] heeft daarnaast ook verklaard dat de handelsbenaming die gebruikt wordt voor schar als zij dit geëxporteerd wordt naar Duitsland Kliesenfilet is. Hiermee bevestigen de bestuurders van verdachte dat binnen de viswereld een verschil bestaat tussen schol enerzijds en schar anderzijds.
Voornoemd verschil tussen schol en schar bestaat in Duitsland ook. Uit de tabel waarin diverse handelsnamen genoemd worden, blijkt dat in Duitsland Limanda Limanda (schar) wordt aangeduid met Kliesche dan wel Scharbe. De Duitse benaming voor Pleuronectes platessa (schol) is Scholle of Goldbutt. Het feit dat er op de factuur scholle/scholfilet(s)/ scholrollen/kutterschol vermeld is en schar geleverd is, betreft een zogeheten intellectuele valsheid in de zin van artikel 225 Sr, omdat de inhoud van de factuur niet overeenkomt met de werkelijkheid.
Opzet
Voor bewezenverklaring van het valselijk opmaken van de ten laste gelegde facturen is opzet vereist. Nu het gaat om een intellectuele valsheid is dus vereist dat degene die het geschrift heeft opgemaakt wist dat de inhoud onjuist was, althans dat hij daarop voorwaardelijk opzet heeft gehad.
Nu verdachte geen onderneming is die gericht is op het plegen van strafbare feiten moet worden nagegaan of het opzet van een of meer individuele personen toegerekend kan worden aan verdachte.
Blijkens de inleiding wordt verdachte bestuurd door [A] en[B]. [A] heeft ter terechtzitting op 21 november 2013 verklaard dat hij weliswaar via [bedrijf 5] aandeelhouder en formeel bestuurder is van verdachte, maar dat zijn zeggenschap zich niet uitstrekt over de administratieve kant van verdachte. Hij is nooit betrokken geweest bij het opmaken van de facturen. [B] heeft ter terechtzitting op 21 november 2013 verklaard dat hij eveneens via [bedrijf 5] aandeelhouder en formeel bestuurder is van verdachte. Hij is verantwoordelijk voor de administratieve kant van verdachte.
De rechtbank concludeert hieruit dat [B] verantwoordelijk was voor de facturen die binnen verdachte opgemaakt werden, ook al werd de feitelijke facturering verricht door administratieve medewerkerksters.
Door YFS, schar of Rocksole te leveren, terwijl schol werd gefactureerd heeft[B] in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de op de facturen omschreven namen niet overeenstemden met de werkelijk geleverde vis.
Dit (voorwaardelijk) opzet van [B] als (uiteindelijk) bestuurder van verdachte en tevens verantwoordelijke voor de facturering dient te worden toegerekend aan verdachte, nu het gaat om een handelen van degene die (uiteindelijk) bestuurder was van en werkzaam was ten behoeve van verdachte, het factureren paste in de normale bedrijfsvoering van verdachte en het factureren dienstig is geweest in het door haar uitgeoefende bedrijf en verdachte erover kon beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden.
Facturen van verdachte aan [bedrijf 1]
Onder ad d, e en f staan de door verdachte opgemaakte facturen die zien op de leveringen van Rocksole door verdachte aan [bedrijf 1] Voor deze leveringen zijn facturen opgemaakt waarop Rocksole stond terwijl er in werkelijkheid YFS of een andere vissoort is geleverd. Hiervoor is reeds besproken dat dit een intellectuele valsheid betreft. De vraag is nu of het (opzettelijk) opmaken van deze valse facturen (nummer 28021, nummer 28027 en nummer 28041) toegerekend kan worden aan verdachte. [B] heeft ter terechtzitting op 21 november 2013 verklaard dat de vis die geleverd is aan [bedrijf 1] is ingeslagen als Rocksole. Slechts nadat de desbetreffende partij vis in beslag genomen was, is bij hem bekend geworden dat het geen Rocksole betrof.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken behorende tot het procesdossier blijkt dat er onder containernummer AMCU 921941-4 door [bedrijf 4] uit China een partij YFS is ingevoerd. Op de bijbehorende documenten wordt echter de naam Rocksole gebruikt. Alleen in de getekende contracten met bijlagen wordt gesproken over de levering van YFS. Deze partij vis is vervolgens verkocht aan verdachte waar deze is bewerkt en gefactureerd als Rocksole. De rechtbank overweegt dat in de onderliggende contracten wel degelijk duidelijk vermeld stond dat er geen Rocksole door [bedrijf 4] geleverd werd, maar YFS. [B] diende naar het oordeel van de rechtbank, getuige zijn werkzaamheden binnen verdachte, op de hoogte te zijn van het feit dat er YFS geleverd werd. Door op de factuur Rocksole te vermelden in plaats van YFS zonder de onderliggende contracten te bekijken heeft [B] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er geen Rocksole geleverd werd.
De rechtbank is van oordeel dat [B] derhalve (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van de facturen. Het opzet van hem, als zijnde formeel bestuurder en tevens verantwoordelijke voor de facturen dient te worden toegerekend aan verdachte.
Oogmerk tot misleiding
Daarnaast is voor een bewezenverklaring vereist dat verdachte het oogmerk had tot misleiding. Als uitgangspunt heeft dan te gelden dat er bij het opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen tevens sprake is van de bedoeling dat het geschrift in het maatschappelijk verkeer een rol gaat vervullen en het als zodanig een gebruiksfunctie verkrijgt. Voorwaardelijk opzet is daarbij niet toereikend.
De rechtbank is niet tot de overtuiging gekomen dat er bij verdachte sprake is geweest van oogmerk tot misleiding . De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
[B] heeft weliswaar herhaaldelijk toegegeven dat hij ervan op de hoogte was dat YFS als schol verkocht werd (en dacht dat dit mocht), maar ten aanzien van de onderhavige facturen heeft hij stellig en naar het oordeel van de rechtbank overtuigend verklaard dat hij dacht dat er daadwerkelijk Rocksole aan [bedrijf 1] werd geleverd. Niet gebleken is dat is getracht om te verhullen dat er YFS geleverd werd met het doel een ander (de afnemers) of de consument te misleiden.
Omdat oogmerk niet aangenomen kan worden op grond van voorwaardelijk opzet is het niet mogelijk om een eventuele onderzoeksplicht die [B] had ten aanzien van de te leveren vis bij de bewezenverklaring van het oogmerk te betrekken.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting kan niet vastgesteld worden dat [B] de bedoeling had om de facturen aan [bedrijf 1] als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken. Immers is niet gebleken dat [B] en verdachte voor ogen hadden om de afnemer [bedrijf 1] op het verkeerde been te zetten ten aanzien van de geleverde vissoort. Nu het oogmerk niet bewezen kan worden, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het valselijk opmaken van de facturen genoemd onder ad d, e en f.
De facturen opgemaakt door Isola Fish B.V en Falkena Vis
De overige facturen die in de tenlastelegging opgenomen zijn, zijn vervaardigd door [bedrijf 1] en [bedrijf 2].
Voor medeplegen zoals ten laste gelegd is een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], vereist. Om van een dergelijke samenwerking te kunnen spreken is het niet noodzakelijk dat de verdachte zelf enige uitvoeringshandeling met betrekking tot de facturen opgemaakt door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] heeft verricht. Hij moet echter wel een bijdrage hebben geleverd aan de valsheid in de facturen. Een bewuste en nauwe samenwerking kan onder meer blijken uit voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen en het zich niet distantiëren van het strafbare feit, waarbij moet worden opgemerkt dat het enkele zich niet distantiëren op zichzelf geen medeplegen kan opleveren, maar eerder aantoont dat men is blijven meedoen. Het zich niet distantiëren dient in combinatie met een blijkende betrokkenheid te bestaan.
Op basis van het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het opstellen van de facturen door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en waaruit die bijdrage zou hebben bestaan.
Op die grond spreekt de rechtbank verdachte eveneens vrij van het medeplegen van het valselijk opmaken van de facturen opgesomd onder ad a, aa, b, bb, c, cc, dd, ee, ff, g, gg, h, hh, i en ii.

5.BESLAG

Zoals hiervoor onder de inleiding is vermeld, is op 20 februari 2008 een hoeveelheid vis onder verdachte in beslag genomen. Verdachte heeft een gedeelte van deze in beslag genomen vis teruggekocht voor € 112.000,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de in beslag genomen vis vanwege het feit dat er een onjuiste vermelding op de vis stond. Daarmee is het strafbare feit gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat een verbeurdverklaring een onevenredig zware straf is. Bovendien is de in beslag genomen vis niet betrokken bij enig misdrijf. Deze vis was immers nog niet geleverd. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet gesteld kan worden dat het bedrag van € 112.000,- een bate uit misdrijf vormt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van € 112.000, -, waarop het beslag na verkoop van de vis is komen te rusten, aangezien dit bedrag gelet op vrijspraak van het ten laste gelegde niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Het verzoek tot vergoeding van wettelijke rente over dat bedrag zal niet worden toegewezen, nu daarvoor geen wettelijke basis bestaat.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Partiële nietigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding voor wat betreft met gedeelte
met (een) andere rechtsperso(o)nen en//of natuurlijke perso(o)nennietig;
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van € 112.000, - .
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. R.C.J. Elte-Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. J.J. Arends en J.E. Doornwaard griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2013.
Mr. Hamming, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een door de Food & Agricultural Organization van de Verenigde Naties vastgesteld vangstgebied voor bepaalde vissoorten.