ECLI:NL:RBMNE:2013:6240

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
07-993017-10 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in Urker visfraudezaak wegens gebrek aan bewijs voor opzet tot misleiding

In de Urker visfraudezaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een exportmanager, die werd verdacht van valsheid in geschrift. De verdachte werd beschuldigd van het opmaken van valse facturen voor visleveringen, waarbij op de facturen duurdere vissoorten zoals schol werden vermeld, terwijl in werkelijkheid goedkopere soorten zoals Yellowfin Sole of schar werden geleverd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte opzettelijk valse facturen had opgemaakt, het oogmerk tot misleiding niet bewezen kon worden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende opzet had om te worden veroordeeld voor valsheid in geschrift, omdat hij ervan overtuigd was dat de gebruikte terminologie in de vissector aanvaardbaar was en dat de afnemers op de hoogte waren van de geleverde vissoorten.

Het onderzoek ter terechtzitting begon op 12 april 2011 en werd meerdere keren hervat, met de laatste zitting op 21 en 22 november 2013. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord, waarbij de verdediging aanvoerde dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden vanwege onvoldoende specificiteit. De rechtbank heeft de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard, maar oordeelde dat de overige delen geldig waren. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij met opzet valse facturen had opgemaakt met de intentie om deze als echt te gebruiken.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs voor zowel opzet als oogmerk tot misleiding in zaken van valsheid in geschrift, en de rechtbank concludeerde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de valsheid van de facturen die door andere partijen waren opgemaakt. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van de vissector en de juridische implicaties van facturering en misleiding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.993017-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [postcode][woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 12 april 2011. Het onderzoek ter terechtzitting is hervat op 23 september 2011, waarna er op 6 oktober 2011 een tussenvonnis is gewezen. Verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. V.L. Koppe, advocaat te Amsterdam. Op 21 november en 22 november 2013 is het onderzoek ter terechtzitting hervat, op welke data de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. Verdachte is wederom verschenen, bijgestaan door mr. T.M.D. Buruma, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.H. Frank en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

2.DE TENLASTELEGGING

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in de strafzaak komt er, kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte:
tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2]en/of[bedrijf 3] en/of[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
met (een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nenin de periode van 1 december 2005 tot 18 februari 2008 te Urk en/of Nunspeet valsheid in geschrifte heeft gepleegd door valse facturen op te maken door in de facturen Schol/Scholfilet(s)/Scholle(nfillets)/ Rocksole/ Kutterschol op te nemen terwijl er Yellowfinsole dan wel Rocksole dan wel schar vermeld had moeten worden.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de eerste regel "[bedrijfsnaam]” in plaats van [bedrijf 1]". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

Geldigheid van de dagvaarding
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de dagvaarding ten aanzien van het gedeelte
met (een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nen(partieel) nietig verklaard dient te worden Daartoe heeft zij aangevoerd dat deze bewoordingen onvoldoende specifiek zijn in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, nu noch uit de tenlastelegging zelf, noch in samenhang met het dossier voldoende te begrijpen is welke natuurlijke personen en/of rechtspersonen hier zijn bedoeld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de tenlastelegging voldoende duidelijk is nu de tenlastelegging in samenhang met het dossier gelezen dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank
De dagvaarding behelst de opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, aldus artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Die opgave heeft tot doel de verdachte ten behoeve van zijn verdediging kenbaar te maken welk voorval hem verweten wordt en de rechter onder meer in staat te stellen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting zijn bevoegdheid en de ontvankelijkheid van de officier van justitie te beoordelen.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voor wat betreft het gedeelte
met (een) andere rechtsperso(o)nen en/of natuurlijke perso(o)nennietig verklaard dient te worden. Zij overweegt daartoe dat het procesdossier zich niet beperkt tot de verdachten die vermeld zijn in het eindproces-verbaal. In de keten waarin het ten laste gelegde zich afspeelt, bevinden zich immers meer afnemers c.q. natuurlijke personen en rechtspersonen. Nu onvoldoende bepaald is welke andere natuurlijke- en rechtspersonen voorwerp van de tenlastelegging zijn, is niet duidelijk welk verwijt de rechtbank in zoverre dient te onderzoeken en tegen welk verwijt de verdediging zich in zoverre moet verdedigen.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding voor wat betreft het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
1) Uit een rapport van de Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: VWA) d.d. 09-11-2005, getiteld ‘Impasse in de vissector’ is bekend geworden dat vanwege vangstbeperkende maatregelen en hoge exploitatiekosten vraag en aanbod van de reguliere vissoorten onder druk zijn komen te staan. Om deze problemen te ondervangen zou de vissector een goedkopere vissoort te verkopen voor een duurdere vissoort. Filets van de uit de wateren in Oostelijk Azië afkomstige Yellow Fin Sole (hierna: YFS) (Limanda Aspera) zou verkocht worden als een filet van schol (Pleuronectes Platessa).
2) Op 24 augustus 2005 is door VWA controleur [A] bij een controle bij [bedrijf 4] geconstateerd dat op de palletbonnen op de pallets met vis staat aangegeven dat het om scholfilet gaat, terwijl de pallets in werkelijkheid YFS bevatten. Voorts werden dozen met YFS, welke waren ingeslagen bij [bedrijf 4] als YFS, door [bedrijf 4] gestickerd als scholfilet. Het ging hierbij om vis die in opdracht van verdachte [bedrijf 3] is geglaceerd bij [bedrijf 1]
3) Op 26 september 2006 is door VWA controleur [B] tijdens een controle bij [bedrijf 1] vastgesteld dat YFS, bestemd voor [bedrijf 3] werd geglaceerd en verpakt in dozen. Voornoemde dozen werden op een pallet gezet en voorzien van een palletkaart met daarop de tekst ‘scholfilet 2 wit’. Onderaan de pallet stond met de hand geschreven de term ‘YF’.
4) Op 7 augustus 2007 is door VWA seniorcontroleur [C] een controle uitgevoerd bij het vrieshuis [bedrijf 4]. Tijdens deze controle zag hij dat op een aantal pallets met dozen met vis een palletsticker werd gestoken met daarop de aanduiding YFS DD Paneer alsmede de naam[bedrijf 5] Met betrekking tot één van voornoemde pallets werd op de dozen een sticker aangebracht waarop de naam Pleuronectes Platessa stond vermeld.
5) Door de FIOD is, in samenwerking met een Deense zusterdienst, in 2007 onderzoek gedaan waaruit bleek dat de feitelijk aan [bedrijf 5] geleverde YFS, in 2005, bij import onjuist is omschreven als Pleuronectes Platessa (scholfilet).
6) Op 24 januari 2008 werd op basis van het bovenstaande, besloten tot het openen van een onderzoek onder de naam ‘Kwets’ naar verschillende rechts- en natuurlijke personen, werkzaam in de vissector. Diverse afnemers in de vissector zijn als getuigen gehoord.
7) [verdachte], exportmanager bij [bedrijf 3] is binnen het onderzoek Kwets als verdachte aangemerkt. Hij ontkent opzettelijk valse facturen opgemaakt te hebben.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – blijkens een aan de rechtbank overlegd schriftelijk requisitoir - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld. Daartoe heeft hij onder meer verwezen naar de uitgewerkte subdossiers met betrekking tot de facturen in het zaaksdossier. De officier van justitie heeft tevens gewezen op de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen van de Duitse afnemers van verdachte.
Voorts heeft de officier van justitie gesteld dat voor de handel in vis de EG-verordening 104/2000, de Warenwet, het Warenwetbesluit Visserijproducten en de Warenwetregeling Handelsbenamingen Vis van belang zijn. Uit deze regelgeving kan afgeleid worden dat op de dozen en de pallets de handelsnaam en/of wetenschappelijke naam vermeld moet worden.
Op de facturen dient zodoende ook de juiste benaming vermeld te worden. Op de facturen van verdachte werd schol opgenomen terwijl er ‘YFS’, Rocksole of schar geleverd werd. Van het feit dat er andere vis geleverd werd dan er gefactureerd werd, waren de afnemers niet op de hoogte. Zelfs indien zij hiervan wel op de hoogte waren dan nog is er sprake van misleiding van de consument nu niet kenbaar is welk proces het eindproduct heeft doorlopen. Uit de prijs kon niet afgeleid worden dat er geen schol geleverd werd. In de handel is immers alles mogelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - blijkens een aan de rechtbank overlegde pleitnota - betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij primair aangevoerd dat het enkele in strijd met een rechtsplicht nalaten van het vermelden van bepaalde gegevens onvoldoende is om valsheid in geschrifte aan te nemen. Beslissend is uiteindelijk of de werkelijkheid door het achterhouden van gegevens geweld is aangedaan.
Terminologie
De regelgeving waarnaar de officier van justitie heeft verwezen, heeft slechts beperkte waarde nu deze niet toeziet op de facturering. Tevens is van belang dat de verordening niet van toepassing is op alle visproducten. De gebruikte termen op de facturen waren in het maatschappelijk verkeer aanvaard en klopten met de realiteit. In dit verband heeft de raadsvrouw verwezen naar de biologische eigenschappen van de vissoorten, de algemene benaming van Pleuronectus voor scholachtigen, de literatuur en de verklaringen van de VWA medewerkers [A] en [D]. De termen werd derhalve niet gebruikt om te verhullen welke vis er geleverd werd.
Opzet / Oogmerk op misleiding
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake is van opzet op de valsheid omdat verdachte er van overtuigd was dat hij de term ‘YFS’ mochten gebruiken. In het geval van de Rocksole leveringen dacht hij dat er door [bedrijf 1] daadwerkelijk Rocksole geleverd werd. Daarnaast ontbreekt het oogmerk op misleiding omdat de afnemers wisten welke vis zij geleverd kregen. De afgesproken prijs stond ook op de factuur.
Verlaadfout
Met betrekking tot de laatste drie transactie op de tenlastelegging (levering van schar) heeft de raadsvrouw betoogd dat er een onderscheid gemaakt dient te worden tussen de leveringen aan [bedrijf 6], [bedrijf 7] en [bedrijf 8]. Bij de leveringen aan [bedrijf 6] en [bedrijf 7] is er namelijk sprake geweest van een laadfout. Verdachte heeft hier ook over verklaard. Bij deze laadfouten was er eveneens geen sprake van opzet op een valse factuur en oogmerk tot misleiding.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet voldoende is dat een valse factuur in een lade wordt weggestopt. Er dient gelet op de jurisprudentie gebruik gemaakt te worden van de valse factuur. Bovendien waren de facturen alleen van belang voor de administratie van de verschillende B.V.’s, maar vervulden zij tegenover derden (controleurs, belastingdienst) geen beslissende rol.
Taakverdeling
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte exportmanager was bij [bedrijf 3]en was in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het opstellen van de facturen van [bedrijf 3] Ten aanzien van de scharleveringen was verdachte er niet van op de hoogte dat er andere vis werd geleverd. Verdachte had dan ook geen opzet schar als schol te factureren, noch het oogmerk om afnemers te misleiden.
Periode
Met betrekking tot de periode heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er in de tenlastelegging negen facturen opgesomd zijn die dateren uit de periode van 2007 tot en met begin 2008. De ten laste gelegde periode ziet echter op 2005-2008. Van de periode van 2005 tot en met 2006 dient vrijspraak te volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] en/of[bedrijf 2] en/ of [bedrijf 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] in de periode van 1 december 2005 tot 18 februari 2008 valselijk facturen heeft opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken. Daartoe overweegt zij het navolgende.
Ingevolge artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voor een bewezenverklaring vereist dat het een vals geschrift betreft dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen. Een factuur is een dergelijk geschrift. Een factuur bevat immers een opgave van - i.c. - geleverde goederen en heeft in het maatschappelijk verkeer mede de functie tegenover degene die betaling verschuldigd is aannemelijk te maken dat deze aldus zijn geleverd teneinde op grond daarvan betaling te verkrijgen. Vals in de zin van artikel 225 Sr betekent dat het “opzettelijk in strijd met de waarheid is”. Dit dient beoordeeld te worden naar het tijdstip van het opmaken van het geschrift.
In casu wordt niet ontkend dat op de in de tenlastelegging vermelde facturen schol/scholle/scholfilet(s) of Rocksole of Kutterschol stond, terwijl Yellow Finsole, Rocksole en schar werd geleverd. Betwist wordt echter dat voornoemde benamingen vals zouden zijn.
De rechtbank ziet zich zodoende allereerst voor de vraag gesteld of voornoemde benamingen vals zijn in de zin van artikel 225 Sr.
Terminologie
De vissoorten die relevant zijn binnen het Kwetsonderzoek in te delen zijn in taxonomische rangen. Uit het dossier valt af te leiden dat binnen de orde van platvissen (Pleuronectiformes) de familie schollen (Pleuronectidae) bestaat. Binnen deze familie van schollen bestaan meerdere geslachten. Het geslacht Pleuronectes dat vervolgens, voor zover van belang in deze zaak, onderverdeeld kan worden in de soort Pleuronectes platessa (schol, pladijs) en het geslacht Limanda. Dit laatste geslacht wordt onderverdeeld in de geslachten Limanda Aspera (Japanse schar) en Limanda Limanda (Schar).
In de bijlage bij de EG verordening nr. 2065/2001 zijn onder meer de vangstgebieden voor de diverse vissoorten genoemd. Het vangstgebied in het Noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan is afgebakend als FAO [1] -gebied 27. Het vangstgebied in de Stille Oceaan is afgebakend als FAO-gebied 61, 67, 71, 77, 81 en 87.
Schol / Yellow Finsole (YFS)
Onder ad a, aa, b, bb, c, cc, dd, ee en ff is ten laste gelegd dat op de factuur schol vermeld is terwijl er – gelet op de geleverde vis -YFS op had moeten staan. Uit de stukken in het dossier dient geconcludeerd te worden dat schol niet dezelfde vissoort is YFS. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De heer [D], VWA controleur heeft met betrekking tot de term YFS op 17 februari 2009 verklaard, zakelijk weergegeven:
“…
De Pleuronectes Platessa komt uit het Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, ook wel aangeduid als FAO 27. Deze vissoort heeft in Nederland de (handels)naam schol of pladijs.
…De Limanda Aspera wordt gevangen in FAO 61 en 67. De Stille Oceaan. De naam Japanse schar geldt voor deze vissoort”.
…De Engelse benaming van Limanda Aspera is Yellow Fin Sole. Ik zie dit als een handelsbenaming uit het internationale handelsverkeer.
…U vraagt mij naar de term Schollenfilet. Ik kan mij voorstellen dat dit uit de Pacific afkomstig is. Het wordt pas een probleem als de term Platessa of Noordzeeschol wordt gehanteerd”.
Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 29 maart 2012 heeft [D] voorgaande verklaring herhaald en aangevuld met de stelling dat het verschil tussen YFS en schol betrekkelijk eenvoudig is te constateren.
De heer[E], projectleider NVWA heeft op 21 mei 2012 met betrekking tot de term YFS bij de rechter-commissaris verklaard, zakelijk weergegeven:
“…Uit het onderzoek is gebleken dat Yellow Fin Sole in Chinese wateren gevangen wordt. Dit staat helemaal los van het gebied waar de schol gevangen wordt. De schol is een unieke vissoort met een beschermde naam. De bevindingen van AID zijn nog steeds dat Yellow Fin Sole geen schol is.
…de familienaam is dezelfde als die van de schol…
…Het vangstgebied van schol is FAO 27. Het vangstgebied van de Yellow Fin Sole verschilt van het vangstgebied van de schol”.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat de term YFS wordt gebruikt om de vissoort Japanse schar aan te duiden. Voorts blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen dat schol niet dezelfde vis is als YFS. Weliswaar behoren schol en YFS tot dezelfde familie van schollen, maar zij verschillen, gelet op de taxonomie, in geslacht. De rechtbank baseert deze conclusie op de hiervoor aangehaalde verklaringen en taxonomie maar ook op de verklaringen van van verdachte. Verdachte heeft ten aanzien van de term YFS verklaard dat YFS tot de importschol behoort. Deze vis is bekend onder de naam Pleuronectes spp, terwijl Noordzeeschol Pleuronectes platessa is. Importschol komt uit China. Hiermee bevestigt verdachte dat binnen de viswereld een verschil bestaat tussen schol enerzijds en YFS anderzijds.
Voornoemd verschil tussen schol en YFS bestaat in Duitsland ook. Uit de tabel waarin diverse handelsnamen genoemd worden, blijkt dat in Duitsland voor Pleuronectes platessa (schol) de benaming Scholle of Goldbutt gebruikt wordt. Limanda Aspera (Japanse schar / YFS) wordt aangeduid met Pazifische Kliesche dan wel Raue Klische. Nu op de factuur schol/scholle/scholfilet(s) vermeld is, is dit een zogeheten intellectuele valsheid in de zin van artikel 225 Sr omdat de inhoud van de factuur niet overeenstemt met de werkelijkheid.
Rocksole / Yellow Fin sole
Onder ad d, e en f is ten laste gelegd dat op de factuur Rocksole vermeld is terwijl er – gelet op de geleverde vis -YFS op had moeten staan. Uit de stukken in het dossier dient geconcludeerd te worden dat Rocksole niet dezelfde vissoort is YFS. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de hiervoor onder het kopje terminologie opgenomen overwegingen met betrekking tot Rocksole en YFS blijkt dat beide vissoorten behoren tot de familie van schollen. Er blijkt echter verschil te bestaan in de geslachten waartoe zij behoren. Rocksole behoort immers tot het geslacht Lepidopsetta en YFS tot het geslacht Limanda. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat Rocksole en YFS niet hetzelfde is. De rechtbank baseert deze conclusie op de hiervoor aangehaalde taxonomie maar ook op de verklaring van verdachte. Hij heeft verklaard dat Rocksole Pacifische schol is en dat deze vissoort samen met YFS en Alaska schol behoort tot importschol uit China. Hiermee bevestigt verdachte dat er binnen de viswereld een verschil bestaat tussen YFS enerzijds en Rocksole anderzijds.
Voornoemd verschil tussen YFS en Rocksole bestaat in Duitsland ook. Uit de tabel waarin diverse handelsnamen genoemd worden, blijkt dat in Duitsland Limanda Aspera (Japanse schar / YFS) wordt aangeduid met Pazifische Kliesche dan wel Raue Klische. De Duitse benaming voor Pacifische Schol (Rocksole) is Pazifische Scholle. Nu op de factuur Rocksole vermeld is, is dit een intellectuele valsheid in de zin van artikel 225 Sr omdat dit niet hetzelfde is als YFS.
Schol / Schar
Onder ad g, gg, h, hh, i en ii is ten laste gelegd dat op de factuur schol/scholfilet(s)/scholle/scholrollen/kutterschol vermeld is terwijl er – gelet op de geleverde vis – schar op had moeten staan. Uit de stukken behorende tot het dossier dient geconcludeerd te worden dat schol niet dezelfde vissoort is als schar. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de hiervoor onder het kopje terminologie opgenomen overwegingen met betrekking tot schol en schar blijkt dat beide vissoorten behoren tot de familie van schollen. Er blijkt echter verschil te bestaan in de geslachten waartoe zij behoren. Schol behoort immers tot het geslacht Pleuronectes en schar tot het geslacht Limanda. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat schol en schar niet hetzelfde is. De rechtbank baseert deze conclusie op de hiervoor aangehaalde taxonomie maar ook op de verklaring van verdachte. Hij heeft verklaard dat voor schar de benaming Limanda gebruikt wordt. Verdachte heeft daarnaast ook verklaard dat de handelsbenaming die gebruikt wordt voor schar als zij dit geëxporteerd wordt naar Duitsland limandafilet is. Hiermee bevestigt verdachte dat er binnen de viswereld duidelijk een verschil bestaat tussen schol enerzijds en schar anderzijds.
Voornoemd verschil tussen schol en schar bestaat in Duitsland ook. Uit de tabel waarin diverse handelsnamen genoemd worden, blijkt dat in Duitsland Limanda Limanda (schar) wordt aangeduid met Kliesche dan wel Scharbe. De Duitse benaming voor Pleuronectes platessa (schol) is Scholle of Goldbutt. Nu op de factuur scholle/scholfilet(s)/ scholrollen/kutterschol vermeld is, is dit een intellectuele valsheid in de zin van artikel 225 Sr omdat dit niet hetzelfde is als schar.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van het valselijk opmaken van de ten laste gelegde facturen is opzet vereist. Nu het gaat om een intellectuele valsheid is dus vereist dat degene die het geschrift heeft opgemaakt wist dat de inhoud onjuist was, althans dat hij daarop voorwaardelijk opzet heeft gehad.
Facturen van [bedrijf 3]aan [bedrijf 9] / [bedrijf 10] / [bedrijf 6] / [bedrijf 8] en [bedrijf 7]
Onder ad aa, bb, cc, gg, hh en ii staan de facturen vermeldt die opgemaakt zijn door [bedrijf 3] Deze facturen zien op de leveringen van YFS door [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] en leveringen van schar door [bedrijf 2] aan [bedrijf 3]Voor deze leveringen zijn facturen opgemaakt waarop schollenfilets/scholle natur stond terwijl er in werkelijkheid YFS /schar of een andere vissoort is geleverd. Hiervoor is reeds besproken dat dit intellectuele valsheden betreft. De vraag is nu of het (opzettelijk) opmaken van deze valse facturen (nummer 20070495, nummer 20070297, nummer 20072421, nummer 20070779, nummer 20071619 en nummer 20071192) toegerekend kan worden aan verdachte.
Verdachte heeft op 10 maart 2009 verklaard, zakelijk weergegeven:
”…De laadlijsten worden per fax gestuurd naar [bedrijf 1], bureau van [medeverdachte 2] en naar de transporteur. Door de transporteur worden de vrachtbrieven (CMR’s) per klant opgehaald bij [bedrijf 3]. [F] of [G] maken deze CMR’s/vrachtbrieven via een computerprogramma. Hierin worden eigenlijk de gegevens gebruikt van het intern orderformulier. Het computerprogramma maakt ook de verkoopfactuur. Een factuur gaat naar de klant en een kopie gaat naar gebr. Kramer”.
[medeverdachte 2] heeft op 19 maart 2009 verklaard, zakelijk weergegeven:
”…[bedrijf 3] maakt de facturen voor de eindafnemers op. [F] en [G] zijn degene die de facturen opmaken onder verantwoording van [verdachte] die bij [bedrijf 3] de man is die verantwoordelijk is voor de gang van zaken”.
.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 21 november 2013 verklaard dat hij met behulp van een afbiedprijs van [medeverdachte 2] een afspraak maakt met een afnemer. Met deze afnemer wordt vervolgens een overeenkomst gesloten welke vis geleverd wordt voor een bepaalde prijs.
Dit leidt uiteindelijk tot een factuur.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte verantwoordelijk was voor de verkoop binnen[bedrijf 3] Derhalve was verdachte ook verantwoordelijk voor de facturering binnen[bedrijf 3]
YFS leveringen
Met betrekking tot de YFS leveringen aan [bedrijf 9] heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
“… Er wordt YFS ingekocht en het wordt verkocht onder de benaming scholfilets. YFS maakt deel uit van de groep importschol en daarom staat het als zodanig gefactureerd”.
Met betrekking tot de YFS leveringen aan [bedrijf 10] heeft verdachte verklaard. zakelijk weergegeven:
”…Je kan aan de prijs zien welke schol er geleverd wordt. Aan de omschrijving is het niet te zien.
(V) Welke schol wordt geleverd aan [bedrijf 10]
(A) Dat weet ik niet. Dat zal ik na moeten kijken, maar het is te zien aan de prijs.
… Voor zover ik weet heeft [bedrijf 10] importschol geleverd gekregen. Voor mij valt daar ook de Yellowfinsole onder.
… De factuur D/30453 wordt door ons in Nunspeet opgemaakt en aan de klant gestuurd. Ik zie dat op zowel de interne factuur als op de factuur aan de klant Schollenfilet gepaneerd respectievelijk Schollenfilet paniert wordt omschreven als verkocht product. Als u mij vraagt of deze facturen correct zijn dan antwoord ik Ja, want er wordt weliswaar Yellowfinsole geleverd/verkocht maar ik heb u al uitgelegd dat Yellowfinsole voor mij valt onder de Pacifische importschol en daarom als schol mag worden verkocht”.
Voorts heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
”…Voor zover ik weet, ik heb altijd begrepen dat je YFS, of filets van YFS, Rocksole, Alaska plaice en nog een groep importschollen “Schollefilets” mag noemen onder de groepsnaam pleuronectus SPP. Mocht blijken dat dat niet zo is, dat wij deze “schollefilets”niet als schol mogen verkopen en factureren, dan hebben ons bedrijf en de visbranche een groot probleem”.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor opgesomde verklaringen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het vals opmaken van facturen. Ten aanzien van voorwaardelijk opzet overweegt de rechtbank dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in casu het opmaken van valse facturen– aanwezig is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
Verdachte had uit hoofde van zijn functie de verantwoordelijkheid voor het opmaken van de facturen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij weet dat Noordzeeschol en YFS niet dezelfde vissoorten zijn. Door vervolgens aan te nemen dat YFS als “scholle” vermeld mocht worden op de facturen, terwijl er YFS geleverd werd, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de opgemaakte facturen vals waren.
Oogmerk tot misleiding bij de YFS leveringen
Daarnaast is voor een bewezenverklaring vereist dat oogmerk is geweest tot misleiding.
Als uitgangspunt heeft dan te gelden dat bij opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen tevens sprake is van de bedoeling dat het geschrift in het maatschappelijk verkeer een rol gaat vervullen en het als zodanig een gebruiksfunctie verkrijgt. Voorwaardelijke opzet is daarbij niet toereikend .
Scharleveringen
Ter terechtzitting heeft verdachte met betrekking tot de scharlevering aan [bedrijf 6] verklaard dat deze afnemer één van de weinigen was die Noordzeeschol bleef bestellen. De afnemer heeft desondanks andere vis geleverd gekregen en daar heeft hij over geklaagd. Op het moment van leveren wist verdachte naar eigen zeggen niet dat er schar geleverd was. [bedrijf 6] heeft een compensatieregeling aangeboden gekregen.
Met betrekking tot de scharleveringen aan [bedrijf 8] en [bedrijf 7] heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
”…Door [bedrijf 3] is een factuur D/31568 opgemaakt naar [bedrijf 8]. De factuur D/31568 wordt door [bedrijf 3] opgemaakt aan de hand van het intern orderformulier. Ik ga er dus vanuit dat ik scholfilet heb verkocht en dat er scholfilet is geleverd.
…Aan de hand van het interne orderformulier werd door[bedrijf 3] de factuur D/31513 opgemaakt en verzonden aan [bedrijf 7]. [bedrijf 7] is het aanlever-factuuradres van [bedrijf 11] met het merk Gastro-Excellent. Op de factuur is de omschrijving schollenfilet en Gastro-Excellent gebruikt omdat [bedrijf 3] er van uit gaat dat er schol is verkocht aan [bedrijf 7]”.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad ten aanzien van de vals opgemaakt facturen die zien op de scharleveringen aan[bedrijf 6], [bedrijf 8] en [bedrijf 7]. De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard dat hij er vanuit ging dat voornoemde afnemers daadwerkelijk schol geleverd kregen. Dat er daadwerkelijk schar en/of een andere vissoort aan de afnemers geleverd werd, wist verdachte niet. De leveringen vonden immers plaats door [bedrijf 1]. Verdachte heeft [bedrijf 1] er ook op aangesproken dat hier volgens hem een fout in de levering was gemaakt. Niet bewezen kan worden dat [bedrijf 3]/ verdachte, door schol/scholfilet(s)/kutterschol op de facturen te vermelden, opzet heeft gehad op het vals opmaken van de facturen aan voornoemde afnemers.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het vals opmaken van de onder gg, hh, en ii genoemde facturen.
Facturen aan [bedrijf 9] en [bedrijf 10]
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van oogmerk tot misleiding bij verdachte. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Door de verdediging is betoogd dat de afnemers wisten van de inhoud van de facturen en welke vis er geleverd zou worden.
De heer [H] heeft bij de politie verklaard dat hij geen Noordzeeschol bestelde maar Atlantische schol. Vervolgens heeft hij op 26 april 2012 bij de rechter-commissaris als commercieel medewerker van [bedrijf 10] verklaard, zakelijk weergegeven:
“…Wij kennen Noordzeeschol en Atlantic schol. De Atlantic schol is wat magerder.
…Ik ben niet bekend met de term Pacifische schol. Ik weet de Latijnse namen van de Noordzeeschol en Atlantic schol niet. Toentertijd kende ik de Yellowfinschol niet. In deze zaak is deze benaming nooit op tafel gekomen. Ik weet niet waar vandaan de Atlantic schol wordt geïmporteerd.
…Ik kan mij niet voorstellen dat met Atlantic schol Pacifische schol wordt bedoeld”.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 21 november 2013 verklaard dat [bedrijf 10] een product nodig had voor de Duitse markt. Voor [bedrijf 3] was het vanzelfsprekend dat YFS, Rocksole en American schol als importschol verkocht mocht worden. Het leveren van importschol is aan [bedrijf 10]voorgesteld. [H] wilde de goedkopere importschol kopen. De Pacifische schol was importschol.
De rechtbank stelt vast dat geen werknemer van Dan Lachs-GMBH gehoord is. De verklaring van [H] geeft geen uitsluitsel over de vraag of de afnemers al dan niet wisten dat er YFS geleverd werd, zodat de rechtbank dat niet kan vaststellen.
Omdat oogmerk niet aangenomen kan worden op de grond van voorwaardelijk opzet is het niet mogelijk om een eventuele onderzoeksplicht die verdachte had ten aanzien van de te leveren vis bij de bewezenverklaring van oogmerk te betrekken.
Op basis van het dossier het verhandelde ter terechtzitting kan niet vastgesteld worden dat verdachte de bedoeling had om de facturen aan [bedrijf 9] en [bedrijf 10] als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken. Immers is niet gebleken dat verdachte voor ogen had om de afnemers [bedrijf 9] en [bedrijf 10] op het verkeerde been te zetten ten aanzien van de geleverde vissoort.
Dat en op welke wijze de facturen een rol zouden hebben gespeeld of hebben kunnen spelen bij een eventuele intentie tot misleiding van de klanten van de afnemers van verdachte en – uiteindelijk – van de consument is uit het procesdossier niet kunnen blijken.
Nu het oogmerk niet bewezen kan worden, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het valselijk opmaken van de facturen genoemd onder ad aa, bb en cc.
De facturen opgemaakt door [bedrijf 1] en [bedrijf 2]
De overige facturen die in de tenlastelegging onder a, b, c, d, dd, e, ee, f, ff, g, h en i opgenomen zijn, zijn vervaardigd door [bedrijf 1] en [bedrijf 2]
Voor medeplegen zoals ten laste gelegd is een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [bedrijf 1] en [bedrijf 2] vereist. Om van een dergelijke samenwerking te kunnen spreken is het niet noodzakelijk dat de verdachte zelf enige uitvoeringshandeling met betrekking tot de facturen opgemaakt door [bedrijf 1] en[bedrijf 2] heeft verricht. Hij moet echter wel een bijdrage hebben geleverd aan de valsheid in de facturen. Een nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer blijken uit de voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen en het zich niet distantiëren van het strafbare feit, waarbij moet worden opgemerkt dat het enkele zich niet distantiëren op zichzelf geen medeplegen kan opleveren, maar eerder aantoont dat men is blijven meedoen.
Het zich niet distantiëren dient in combinatie met een blijkende betrokkenheid te bestaan.
Op basis van het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het opstellen van de facturen door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en waaruit die bijdrage zou hebben bestaan.
Op die grond spreekt de rechtbank verdachte eveneens vrij van het medeplegen van het valselijk opmaken van de facturen genoemd onder ad a, b, c, d, dd, e, ee, f, ff, g, h en i.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Partiële nietigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding voor wat betreft het gedeelte
met (een) andere rechtsperso(o)nen en/of een natuurlijke perso(o)nennietig;
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, drs. mr. S.M. van Lieshout en mr. R.C.J. Elte-Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. J.J. Arends en J.E. Doornwaard, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2013.
Mr. Hamming, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een door de Food & Agricultural Organization van de Verenigde Naties vastgesteld vangstgebied voor bepaalde vissoorten.