ECLI:NL:RBMNE:2013:6229

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
16/701897-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel na conflict over taxirit

In deze strafzaak werd verdachte beschuldigd van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van een conflict over een taxirit. Op 4 november 2012 nam aangeefster een taxi van verdachte van Amersfoort naar Utrecht. Na aankomst in Utrecht ontstond er een conflict over de betaling van de rit, waarbij aangeefster weigerde te betalen. Verdachte greep haar vast en er ontstond een worsteling, waarbij aangeefster viel en zwaar letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de mishandeling bewezen was, maar dat niet kon worden vastgesteld dat verdachte het geweld had toegepast met het oogmerk om de tas van aangeefster te stelen. Hierdoor werd verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar wel veroordeeld voor de meer subsidiaire ten lastelegging van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, rekening houdend met de impact van de mishandeling op het slachtoffer en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701897-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Afghanistan,
wonende te [postcode] , [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. F.P. Slewe, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Ter zitting is de tenlastelegging gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 4 november 2012 te Utrecht primair met geweld een tas heeft gestolen, terwijl dat geweld bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had, subsidiair het slachtoffer zwaar heeft mishandeld, meer subsidiair het slachtoffer heeft mishandeld, terwijl dat zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had, dan wel meest subsidiair het slachtoffer heeft mishandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen het primair ten laste gelegde, diefstal met geweld, bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat voor de eerste drie ten laste gelegde varianten onvoldoende bewijs voorhanden is, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Mocht de rechtbank het meer subsidiaire of meest subsidiaire feit bewezen achten, dan geldt dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte handelde namelijk uit overmacht. Het slachtoffer wilde bij hem vandaan lopen zonder het verschuldigde bedrag voor de taxirit te betalen. Verdachte wilde aangeefster daarom tegen houden. Hij heeft haar om haar middel vastgepakt om haar vertrek te voorkomen en om te bewerkstelligen dat zij alsnog zou betalen, waarna aangeefster zich losrukte en tijdens de ontstane worsteling ten val kwam.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Aangeefster heeft in de nacht van 4 november 2012 vanuit Amersfoort een taxi genomen naar Utrecht. Deze taxi werd bestuurd door verdachte. Na enig onderhandelen werd de ritprijs bepaald op € 45,-. Verdachte is via de provinciale weg naar Utrecht gereden. Onderweg hadden verdachte en aangeefster een geanimeerd gesprek.
In Utrecht aangekomen had aangeefster volgens verdachte alleen wat muntgeld bij zich, waarna verdachte is gestopt bij een pinautomaat op de Rijnlaan vlakbij de kruising met de Balijelaan. Volgens aangeefster had zij € 30,- en wat muntgeld bij zich. Aangeefster wilde een lager bedrag pinnen dan dat de automaat als minimumopname aangaf. Om die reden heeft zij geen geld gepind en is zij vervolgens van de taxi weggelopen zonder dat zij verdachte (volledig) betaald heeft.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het navolgende vast: [1]
Aangeefster is omstreeks 1.22 uur bij verdachte in de taxi gestapt . [2] Om 1.29 uur is de auto van verdachte geflitst op de Utrechtseweg te Amersfoort . [3] Daarna is verdachte langs de weg gestopt om aangeefster te laten braken . [4] Verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer een half uurtje na vertrek uit Amersfoort in Utrecht aankwam [5] en ter zitting heeft hij verklaard dat hij om ongeveer 01.50 uur bij de pinautomaat arriveerde. Toen hij nog in de auto zat, heeft aangeefster tegen hem gezegd dat zij hem geen geld (meer) zou geven, waarna zij wegliep. Hij is uitgestapt en is aangeefster achterna gelopen, heeft haar ingehaald en haar eerst bij haar arm en toen met beide armen om haar middel vastgepakt. Tijdens de worsteling werd hij door haar weggeduwd en toen hij weer keek, zag hij aangeefster op de grond liggen op haar zij/rug met haar ogen dicht. Hij heeft geen bloed gezien. Verdachte is vervolgens weggegaan. Het pinnen en het conflict tussen hem en aangeefster heeft ongeveer tien minuten geduurd. [6]
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij van de taxi wegliep en dat verdachte uitstapte en haar al pratende achterna kwam, waarbij hij boos werd en bleef aandringen op betaling. Aangeefster bleef echter bij haar weigering. Op een gegeven moment voelde zij dat verdachte van achteren aan haar tas en jas trok en vervolgens dat hij haar in een greep vasthield. Zij zei tegen hem dat hij niet zo moeilijk moest doen en dat die € 30,- wel genoeg was. [7] Zij wist nog dat ze door elkaar werd geschud. Daarna werd alles zwart. [8] Zij werd vervolgens gewekt door een haar onbekend meisje dat haar aansprak. [9] Ze zag dat de taxichauffeur weg was en haar tas ook.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 4 november 2012 omstreeks 01.45 uur bij de Jaarbeurs is weggefietst en dat zij rond 02.00 uur op de hoek van de Balijelaan en de Rijnlaan in Utrecht aankwam. Zij zag aangeefster op de stoeprand zitten met bloed over haar gezicht en kleding. Met de mobiele telefoon van aangeefster heeft ze een vriendin van aangeefster gebeld. De vriendin heeft aangeefster naar het ziekenhuis gebracht. [10]
In het ziekenhuis werd vastgesteld dat aangeefster een bloedende hoofdwond had, een snijwond links in het gezicht, bloed in haar mond en een gebroken neus en kaak. Een CT-scan van de hersenen toonde traumatisch bloed rondom de hersenen. [11]
De forensisch arts Oude Grotebevelsborg heeft na een ingesteld forensisch geneeskundig onderzoek om het letsel te duiden [12] vastgesteld:
- dat de breuken ter hoogte van het neusbeen en de neusbijholte en de bloeding onder het zachte hersenvlies met weefselzwelling passen bij letsel van recente datum, opgelopen door tenminste twee inwerkingen van stomp botsend mechanisch geweld.
- dat de voormelde breuken passen bij een geweldsinwerking links van de neus, ter hoogte van de neusbijholte, net onder het jukbeen en dat dit letsel iets waarschijnlijker is ontstaan door botsend geweld dan door een enkelvoudige val op straat, bij het laatste is het waarschijnlijker dat letsel wordt opgelopen ter hoogte van uitstekende delen van het gezicht.
- dat de wond op het achterhoofd zich dusdanig hoog aan de schedel bevindt dat deze niet goed kan worden verklaard door een enkelvoudige val op straat en dat het waarschijnlijker is dat deze wond is ontstaan als gevolg van een slag op het hoofd of val op een stoeprand dan op een plat wegdek.
- dat het bij een enkelvoudige val met het hoofd op een vlakke ondergrond zoals de straat, veel waarschijnlijker is dat er uitsluitend aan één zijde van het hoofd letsel wordt opgelopen, dan dat er zowel in het gelaat als op het achterhoofd letsel wordt opgelopen.
- dat het aantreffen van zowel letsel in het gelaat als letsel hoog aan het achterhoofd zeer veel waarschijnlijker is onder de hypothese van tenminste twee geweldinwerkingen op het hoofd dan onder de hypothese van één geweldinwerking op het hoofd;
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hierboven omschreven bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de bij aangeefster geconstateerde verwondingen door twee afzonderlijke geweldsinwerkingen moeten zijn veroorzaakt. Deze conclusie vloeit reeds voort uit de constatering van de geneeskundig onderzoeker dat het veel waarschijnlijker is dat op het hoofd van aangeefster tenminste twee geweldsinwerkingen hebben plaatsgevonden in plaats van één. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is waardoor deze verschillende verwondingen zijn ontstaan. Voor deze beantwoording is van belang dat verdachte heeft verklaard dat aangeefster tijdens de worsteling is gevallen, dat hij haar vervolgens op haar rug op de grond zag liggen en dat hij daarna is weggegaan. Veronderstellende dat deze val heeft plaatsgevonden en daardoor enig letsel is ontstaan, dan is er nog geen verklaring voor het feit dat aangeefster twee letsels heeft, veroorzaakt door twee afzonderlijke geweldsinwerkingen. Dit betekent dat in deze situatie na of voor de door verdachte gestelde val tenminste nog één geweldsinwerking heeft plaatsgevonden. De vraag is door wie dit letsel is toegebracht.
Dat een ander dan verdachte dat letsel heeft toegebracht, zoals door verdachte wordt aangevoerd, acht de rechtbank weerlegd door het tijdsbestek waarin de navolgende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden:
Uit camerabeelden is komen vast te staan dat aangeefster om ongeveer 01.22 in de taxi is gestapt. [13] De auto van verdachte is die nacht vanwege een snelheidsovertreding ter hoogte van Zon en Schild op de Utrechtseweg in Amersfoort geflitst om 01.29 uur. [14] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat een rit Amersfoort –Utrecht ongeveer 25 tot 30 minuten duurt en dat het in dit geval wel 30 minuten duurde omdat aangeefster onderweg moest overgeven. [15] Verder heeft verdachte verklaard dat de pinpoging en de ruzie daarna ongeveer tien minuten hebben geduurd [16] . Dit betekent dat verdachte omstreeks 2.00 uur de plaats in kwestie heeft verlaten. Getuige [getuige] heeft volgens haar verklaring rond 2.00 uur aangeefster, met haar verwondingen zittend op de stoep, aangetroffen. In het licht van dit alles is het hoogst onaannemelijk dat in het zeer korte tijdsbestek tussen vertrek van verdachte en de komst van getuige nog een ander persoon dan verdachte een confrontatie met aangeefster is aangegaan waaruit het letsel verklaard kan worden. Daarbij komt dat het door verdachte geopperde alternatieve scenario, inhoudende dat een toevallig passerende derde zwaar lichamelijk letsel bij een weerloze (reeds) verwonde vrouw toebrengt, niet realistisch is. Het tweede door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat aangeefster nogmaals is gevallen en daardoor “het tweede letsel” heeft opgelopen, is evenmin op enigerlei wijze aannemelijk geworden. De rechtbank acht derhalve bewezen dat het verdachte is geweest die het geweld op aangeefster heeft uitgeoefend. Het daaruit voortvloeiende letsel kan gekwalificeerd worden als zwaar lichamelijk letsel.
De volgende vraag is tot welke conclusie dit alles leidt. Het feit dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en verdachte hiervoor verantwoordelijk is, brengt niet automatisch mee dat eveneens is bewezen dat verdachte dit geweld heeft toegepast met het oogmerk om de tas van aangeefster te stelen (het primair ten laste gelegde). Voor een veroordeling van dit ten laste gelegde feit is nodig dat bewezen kan worden dat verdachte het geweld jegens aangeefster heeft toegepast met het oogmerk om de diefstal te kunnen plegen en/of na de diefstal weg te komen. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat aangeefster haar tas (nog) bij zich had en verdachte die tas heeft meegenomen, kan op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen niet worden vastgesteld met welk doel verdachte aangeefster heeft mishandeld. Niet kan daarom worden gezegd dat verdachte aangeefster heeft mishandeld met het oogmerk om te stelen en/of na de diefstal te vluchten. Dit betekent dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De volgende vraag is of verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster heeft toegebracht, zoals subsidiair ten laste is gelegd. Ook hier speelt de omstandigheid een rol dat niet duidelijk is wat er in die bewuste nacht rond 2.00 uur precies is gebeurd. Aangeefster weet het niet meer, er zijn geen camerabeelden of getuigen en de verklaring van verdachte geeft evenmin duidelijkheid. In het licht van deze onduidelijkheid kan niet bewezen worden geacht dat verdachte
opzetheeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. Van het subsidiair ten laste gelegde dient verdachte dus ook te worden vrijgesproken.
Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Meer subsidiair
op 04 november 2012 te Utrecht, opzettelijk [slachtoffer]
- ( in een greep) heeft (vast)gehouden en/of
- (( al dan niet) met een voorwerp) tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
gestompt en/of geschopt en/of getrapt,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten
-een bloedende hoofdwond (aan de achterzijde van het hoofd) en/of
-een of meer snijwond(en) in het gezicht en/of
-bloed in de mond en/of
-een zwelling op/van de neus en/of
-een gebroken neus en/of kaak(holte) en/of
-een of meer (traumatische) bloeding(en) rondom de hersenen,
heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

7.De strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Omdat aangeefster weigerde te betalen werd verdachte’s vermogensrecht ogenblikkelijk en wederrechtelijk aangerand en had hij het recht aangeefster aan te houden. Dat zij daarbij ongelukkig ten val is gekomen is niet aan verdachte te wijten.
De rechtbank overweegt dat een beroep op overmacht kan slagen als van verdachte vanwege grote psychische druk in redelijkheid niet mocht worden gevraagd anders te handelen dan hij deed of wanneer hij fysiek gezien niet anders kon handelen. Van een dergelijke psychische druk of fysieke overmacht is de rechtbank niet gebleken.
Ook overigens is niet gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, zodat hij strafbaar is.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Zij heeft voorts gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen op de datum van de uitspraak van het vonnis.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende:
Verdachte heeft in zijn functie als taxichauffeur een passagier dusdanig mishandeld dat dit bij haar zwaar lichamelijk letsel tot gevolg had. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de aangeefster blijkt dat zij van 4 november 2012 tot 7 november 2012 in het ziekenhuis heeft verbleven. De snee in haar wang is gehecht en na drie dagen heeft de KNO-arts haar neus rechtgezet. Vervolgens heeft zij vier weken bij haar ouders gewoond, die voor haar hebben gezorgd omdat ze zelf tot niets in staat was. De eerste drie weken heeft ze, met pijnstillers en een tromboseprikje, vooral geslapen.
Na het fysieke herstel kwam de psychische klap, ze was heel erg bang en kreeg paniekaanvallen. Na een maand is ze voor het eerst alleen naar buiten gegaan.
Ze heeft er ook veel moeite mee dat ze door verdachte is achtergelaten in de toestand waarin zij verkeerde. Vanaf januari 2013 is zij weer voorzichtig begonnen met werken en vanaf 11 maart 2013 is zij weer beter gemeld. Bijna een jaar na het gebeuren heeft ze last van evenwichtsklachten. Het gebeuren houdt haar nog dagelijks bezig en hoewel zij ervan overtuigd is dat zij eroverheen zal komen, heeft het haar leven blijvend veranderd.
Uit het voorgaande blijkt dat de mishandeling een enorme impact heeft gehad op aangeefster. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan. Dat zij wellicht het afgesproken tarief niet wilde voldoen, doet daar niet aan af.
Verdachte heeft verklaard dat het hem speet dat hij aangeefster heeft achtergelaten, dat hij erg was geschrokken en dat hij diezelfde nacht nog is teruggegaan. Dit is echter op geen enkele wijze te verifiëren. De rechtbank merkt op dat verdachte tijdens een verhoor door de politie op 8 januari 2013, dus ruim twee maanden later, nog zeer verontwaardigd heeft gereageerd toen hem mogelijke betrokkenheid werd voorgehouden. De rechtbank ziet in ieder geval in voornoemde spijtbetuiging geen aanleiding om de straf te matigen.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 15 oktober 2013 blijkt dat verdachte eenmaal (in 2004) een transactie van 32 uur werkstraf heeft voldaan voor openlijke geweldpleging.
In het reclasseringsrapport van 14 februari 2013 wordt verdachte’s achtergrond en toekomstbeeld geschetst. Hij studeert tandheelkunde en heeft een bijbaan als taxichauffeur in het bedrijf van zijn broer. Toezicht op bijzondere voorwaarde en interventies of behandelingen zijn op dit moment niet geïndiceerd. Omdat verdachte ontkent heeft de reclassering zich onthouden van een advies over de sanctie.
Nu de officier van justitie ten aanzien van het primair ten laste gelegde 12 maanden gevangenisstraf heeft gevorderd en de rechtbank verdachte van dat feit en van het subsidiair ten laste gelegde feit zal vrijspreken acht de rechtbank gelet op de geldende richtlijnen, een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden.

9.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 6.850,70 waarvan € 6.000,- immateriële schade.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering voldoende is onderbouwd en acht de gevorderde schadevergoeding geheel toewijsbaar, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet bestreden.
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan aangeefster te wijten is, zodat op grond van artikel 6:101 BW het schadebedrag (gedeeltelijk) voor eigen rekening van de benadeelde partij dient te komen. Als aangeefster de taxirit had betaald dan zou er geen worsteling hebben plaatsgevonden en geen schade zijn ontstaan
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank acht het gevorderde voldoende aannemelijk gemaakt.
Nu de hoogte van de door de benadeelde partij geleden schade kan worden vastgesteld op een bedrag van € 6.850,70, dient de vraag te worden beantwoord of er reden is om dit schadebedrag (gedeeltelijk) voor eigen rekening van de benadeelde partij te laten komen (6:101 BW), nu de raadsman heeft aangevoerd dat hier aanleiding voor is omdat het aan aangeefster te verwijten is dat zij de taxirit niet heeft voldaan. Als ze wel zou hebben betaald, zou er geen worsteling hebben plaatsgevonden en geen schade zijn ontstaan. Dit beroep op eigen schuld van aangeefster wordt verworpen en daarvoor is het volgende redengevend. Het niet (volledig) betalen van de taxirit is weliswaar een omstandigheid die aangeefster verweten kan worden en kan ook als aanleiding van het plaatsgevonden incident worden aangemerkt (causaal verband), maar niet kan worden gezegd dat deze gedraging zodanig is dat (een deel van) de door haar geleden schade naar verkeersopvattingen voor haar rekening dient te komen. Aangeefster behoefde namelijk niet te weten of te verwachten dat het niet (volledig) betalen van de overeengekomen prijs ertoe zou leiden dat zij zou worden mishandeld, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
De rechtbank zal daarom de vordering in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 3 maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 6.850,70, waarvan € 850,70 ter zake van materiële schade en € 6.000,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 6.850,70 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 69 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Beveelt de
opheffing van de schorsingvan de voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop het vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.H. van Driel van Wageningen , voorzitter,
mrs. G. Perrick en J.F. Haeck, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 december 2013.
BIJLAGE :
(gewijzigde) tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 04 november 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht,
op de openbare weg, te weten de Balijelaan,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (met
inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond uit het
- ( los)trekken van/aan de tas van die [slachtoffer] en/of
- ( in een greep) (vast)houden van die [slachtoffer] en/of
- (( al dan niet) met een voorwerp) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen
het lichaam van die [slachtoffer],
terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
-een bloedende hoofdwond (aan de achterzijde van het hoofd) en/of
-een of meer snijwond(en) in het gezicht en/of
-bloed in de mond en/of
-een zwelling op/van de neus en/of
-een gebroken neus en/of kaak(holte) en/of
-een of meer (traumatische) bloeding(en) rondom de hersenen
bij die [slachtoffer] ten gevolge heeft;
art 312 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 04 november 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
-een bloedende hoofdwond (aan de achterzijde van het hoofd) en/of
-een of meer snijwond(en) in het gezicht en/of
-bloed in de mond en/of
-een zwelling op/van de neus en/of
-een gebroken neus en/of kaak(holte) en/of
-een of meer (traumatische) bloeding(en) rondom de hersenen
heeft toegebracht, door die [slachtoffer]
- ( in een greep) (vast) te houden en/of
- (( al dan niet) met een voorwerp) tegen het lichaam te slaan en/of stompen en/of schoppen
en/of trappen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 04 november 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, opzettelijk [slachtoffer]
- die [slachtoffer] (in een greep) heeft (vast)gehouden en/of
- (( al dan niet) met een voorwerp) tegen het lichaam van die[slachtoffer] heeft geslagen en/of
gestompt en/of geschopt en/of getrapt,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten
-een bloedende hoofdwond (aan de achterzijde van het hoofd) en/of
-een of meer snijwond(en) in het gezicht en/of
-bloed in de mond en/of
-een zwelling op/van de neus en/of
-een gebroken neus en/of kaak(holte) en/of
-een of meer (traumatische) bloeding(en) rondom de hersenen,
althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
hij op of omstreeks 04 november 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht)
- heeft vastgepakt bij haar arm en/of middel, in elk geval haar lichaam
(waarna die [slachtoffer] verdachte van zich heeft afgeduwd en/of verdachte die
[slachtoffer] losliet),
tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- (( al dan niet) met een voorwerp) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
getrapt tegen het lichaam van die [slachtoffer],
waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.De in de noten opgenomen vindplaatsvermeldingen verwijzen – tenzij anders vermeld -naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL091A 2012246702, doorlopend genummerd van pagina 1 tot en met 243. De in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen;
2.Proces-verbaal camerabeelden, opgenomen op pagina 54-57, met name p. 57;
3.Proces-verbaal van het verkeershandhavingsteam, opgenomen op p. 48-51;
4.De in het proces-verbaal van de zitting van 26 november 2013 opgenomen verklaring van verdachte;
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen op p. 138-144, met name p. 141;
6.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 26 november 2013;
7.Proces-verbaal van aangifte, opgenomen op p. 12-13, met name p. 13;
8.Proces-verbaal van verhoor aangeefster opgenomen op p. 17 en 18, met name p. 18;
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, opgenomen op p. 14-15, met name p. 15;
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], opgenomen op p. 39
11.Het geschrift te weten een medische verklaring d.d. 4 november 2012, opgenomen op p. 80-81;
12.Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 10 juli 2013, zaaknummer 2013.0415.088, opgemaakt door B.F.L. Oude Grotebevelsborg, forensisch arts KNMG, met name p. 9 en 10;
13.Het proces-verbaal camerabeelden, opgenomen op p. 54-58, met name p. 57;
14.Proces-verbaal van het verkeerhandhavingsteam, opgenomen op p. 48-51;
15.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgenomen op p. 141;
16.Proces-verbaal van de terechtzitting van 26 november 2013;