ECLI:NL:RBMNE:2013:6158

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
6 december 2013
Zaaknummer
16/701042-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang tot afgifte van geldbedrag en bezit van MDMA

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen op 12 januari 2012 in Houten een pizzakoerier heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag. De verdachte heeft het slachtoffer vastgepakt en een mes getoond, wat leidde tot de tenlastelegging van afpersing. Daarnaast was de verdachte op 1 mei 2013 in Nieuwegein in het bezit van 11 pillen MDMA, een verboden middel volgens de Opiumwet. Tijdens de zitting op 22 november 2013 heeft de officier van justitie de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging betoogde dat het gebruik van een mes niet voldoende was bewezen. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 64 dagen, met aftrek van voorarrest, en tot het verrichten van onbetaalde arbeid van 100 uur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701042-13 (P)
Datum vonnis: 6 december 2013
Vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken
op tegenspraakgewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende op het adres[adres], [postcode] [woonplaats].
Als raadsvrouwe van verdachte is mede ter terechtzitting aanwezig mr. E.M. Harbers, advocaat te Amsterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 november 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De behandeling van deze zaak heeft gelijktijdig, doch niet gevoegd, plaatsgevonden met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16/701384-12), [medeverdachte 2] (parketnummer 16/701107-12) en [medeverdachte 3] (parketnummer 16/700240-12).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer:
feit 1:dat verdachte, met anderen, op 12 januari 2012 in Houten, pizzakoerier [slachtoffer] van [bedrijf] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag door het slachtoffer vast te pakken en een mes te tonen;
feit 2:dat verdachte op 1 mei 2013 in Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad, 11 pillen, bevattende MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezen verklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten met uitzondering van het gebruik van een mes.
Daarbij heeft de verdediging betoogd dat behalve de aangever er niemand over een mes spreekt. De verdediging acht de verklaring van aangever onvoldoende voor het bewijs dat verdachte een mes heeft gebruikt.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het ten laste gelegde bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers 1 tot en met 82 van het persoonsdossier met dossiernummer PL0960/2012091173 en de doorlopende paginanummers 1 tot en met 336 van het zaaksdossier met dossiernummer PL0960/2012091173.
De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Feit 1.
Bewijsmiddelen
 de bekennende verklaring van verdachte; [1]
 het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] d.d. 12 januari 2012. [2]
Nadere bewijsoverweging
Aangever heeft gedetailleerd beschreven dat hij om zijn nek beetgepakt werd en dat, toen hij zich probeerde los te rukken, hij een mes in de linker hand van de jongen zag (pagina 72), dat hij de punt van het mes gezien heeft en dat het mes tegen zijn wang aangehouden is (pagina 73). De rechtbank volgt de aangever in zijn verklaring. Om die reden wordt het verweer van de raadsvrouwe daaromtrent verworpen.
Feit 2.
Bewijsmiddelen
 de bekennende verklaring van verdachte; [3]
 het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2013; [4]
 het rapport identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 15 mei 2013; [5]

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1:
op 2 januari 2012 te Houten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (42,50 euro), geheel of ten dele toebehorende aan[bedrijf], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en zijn mededader die[slachtoffer] bij diens nek hebben vastgepakt en vastgehouden en daarbij aan die [slachtoffer] een mes hebben getoond en die [slachtoffer] hebben gesommeerd geld af te geven;
feit 2:
op 01 mei 2013 te Nieuwegein opzettelijk aanwezig heeft gehad 11 pillen bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid

6.1.
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
6.2.
De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd
- een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 56 dagen gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 150 uren, met bevel, voor het geval verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat een vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen;
- met voorwaarden, zoals genoemd in het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 27 juni 2013.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf hoog is en heeft de rechtbank verzocht de straf te matigen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op 12 januari 2012 heeft verdachte met anderen een pizzakoerier overvallen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de bezorger ter plaatse heeft laten komen, hem heeft vastgepakt en hem heeft gesommeerd zijn geld af te geven. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij, nu hij zelf als pizzakoerier werkzaam is, in een donker steegje wel goed achterom kijkt. Met zijn gedragingen heeft hij de gevolgen voor het slachtoffer fors miskend.
Daarnaast heeft verdachte harddrugs, te weten MDMA bevattende pillen, voorhanden gehad.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële documentatie d.d. 14 oktober 2013;
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 27 juni 2013.
De rechtbank is van oordeel dat een overval als hiervoor in beginsel een forse gevangenisstraf rechtvaardigt. Daarnaast zou verdachte voor het bezit van de genoemde middelen, bij de politierechter veroordeeld worden tot het betalen van een boete danwel een werkstraf.
Verdachte heeft terzake de bewezen verklaarde overval inmiddels 64 dagen in voorarrest gezeten. Afgezet tegen de parallel behandelde strafzaken tegen de medeverdachten ziet de rechtbank aanleiding om een lichtere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij zal verdachte daarom veroordelen tot een werkstraf en zal de op te leggen gevangenisstraf beperken tot de tijd, die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op de rapportage en de justitiële documentatie ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte ook een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 22c, 22d, 45, 57, 63, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 64 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf;
- Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
het verrichten van onbetaalde arbeid van 100 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mr. E.A. Messer en mr. J.M.L.van Mulbregt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
(zaaksdossier 2)
hij op of omstreeks 12 januari 2012 te Houten, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (42,50 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededaders die [slachtoffer] (bij diens nek) vastgepakt en/of vastgehouden en/of (daarbij) aan die [slachtoffer] een mes getoond en/of die[slachtoffer] gesommeerd geld af te geven;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2013 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 11 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
PROCES-VERBAAL van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank te Utrecht, enkelvoudige kamer in strafzaken, van
6 december 2013
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres], [postcode][woonplaats].
Aanwezig:
mr. , rechter, als lid van de enkelvoudige kamer,
mr. , officier van justitie
en als griffier
De rechter doet de zaak uitroepen.
In de zaal van de terechtzitting zijn verder aanwezig:
0 de verdachte
0 de raadsman/vrouwe van verdachte mr.
0 een tolk in de taal, genaamd
die in handen van de rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte aflegt zijn/haar taak als tolk naar zijn/haar geweten te zullen vervullen. Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door voornoemde tolk vertolkt.
0 De rechter spreekt het vonnis uit.
0 De rechter spreekt het vonnis uit en geeft verdachte kennis, dat hij/zij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2013.
2.Het proces-verbaal van verhoor aangever, opgenomen op pagina 71 tot en met 73 van het zaaksdossier.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 november 2013.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 182 tot en met 183 van het zaaksdossier.
5.Het rapport van het NFI, opgenomen op pagina 191 tot en met 192 van het zaaksdossier.