ECLI:NL:RBMNE:2013:5973

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
16-661736-13 en 16-656107-12 tulalg
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van bedrijfsinbraak met gevangenisstraf en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een bedrijfsinbraak. De verdachte, geboren in Liberia en gedetineerd in PI Nieuwegein, werd bijgestaan door raadsman mr. A.M.C.J. Baaijens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen in de nacht van 20 op 21 juli 2013 te Utrecht een kluis met inhoud heeft weggenomen uit een bedrijfspand. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 oktober 2013, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en bewijsmateriaal vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de inbraak. Getuigen hebben gezien hoe drie mannen met een kartonnen doos van het dak van een bedrijf afkwamen en in de richting van de Nobelstraat renden. De politie vond later een grijze kluis en andere goederen in de buurt van de aanhouding van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van vijf maanden toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/661736-13 en 16/656107-12 tulalg [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 november 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats] (Liberia)
wonende te [woonplaats]
gedetineerd in PI Nieuwegein, HvB Nieuwegein te Nieuwegein
raadsman mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 oktober 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 20 juli 2013 tot en met 21 juli 2013 te Utrecht, samen met anderen, een kluis met inhoud heeft weggenomen uit een bedrijfspand.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Daarbij heeft de verdediging betoogd dat het rechtstreekse bewijs dat verdachte bij het ten laste gelegde feit betrokken was, ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
bewijsmiddelen
Op 21 juli 2013 is door [aangeefster] namens [sportschool] aangifte gedaan van een inbraak bij de sportschool [sportschool], gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Aangeefster heeft verklaard [1] dat op 21 juli 2013 omstreeks 08:45 is ontdekt dat er was ingebroken, dat de daders vermoedelijk via de nooduitgang van het pand, gevestigd aan de binnenplaats, zijn binnengekomen omdat de deur van de nooduitgang openstond ten tijde van het ontdekken van de inbraak en aangeefster geen andere schade aan toegangsdeuren heeft kunnen ontdekken. Vanuit het kantoor van de sportschool is onder meer een beige kluis, met daarin onder meer twee kleine kluisjes weggenomen, die met bouten aan de vloer was bevestigd. Deze bouten waren ten tijde van het ontdekken van de inbraak nog steeds in de vloer bevestigd. Aangeefster heeft opgegeven dat de volgende goederen zijn weggenomen: een grijze kluis, een beige kluis, een bankpas, een spaarpot met een bedrag van € 700,00 aan muntgeld, twee geldkisten, een bedrag van € 100,00 aan muntgeld, een bedrag van € 990,00 aan kasgeld, een enveloppe met € 20,00, alsmede een enveloppe met bonnen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard [2] dat hij op 21 juli 2013 omstreeks 02:30 uur vanuit zijn slaapkamer aan de [adres] te [woonplaats] naar de achterzijde van de aan de Drift gelegen bedrijven en woningen keek. Getuige [getuige 1] zag dat er drie personen vanaf het dak van één van de bedrijven via een brandtrap naar beneden kwamen gelopen, zag dat deze drie personen in het donker gekleed waren, zag dat twee personen een grote kartonnen doos droegen en dat een derde persoon voor hen liep. Getuige [getuige 1] zag vervolgens dat de drie mannen door de brandgang achter de woningen [adres] en [adres] liepen. Deze brandgang komt uit op een poortdeur welke toegang biedt tot de [adres] en is normaal gesproken alleen toegankelijk voor de bewoners van de [adres] en [adres]. Getuige [getuige 1] belde de politie en hoorde en zag dat zijn vriendin naar beneden liep naar de voordeur van de woning.
Later zag getuige [getuige 1] zijn vriendin bij een politieagent op de Lange Jufferstraat staan en zag ter hoogte van de [adres] een kartonnen doos liggen met daarin een grijze kluis.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard [3] dat zij op 21 juli 2013 omstreeks 02:30 uur haar vriend hoorde zeggen dat hij drie personen met een kartonnen doos vanaf het dak van de bedrijven gelegen aan de Drift via de brandtrap naar beneden zag lopen. Getuige [getuige 2] hoorde haar vriend zeggen dat hij de politie ging bellen. Getuige [getuige 2] begreep dat de drie mannen vanaf de brandtrap, via de brandgang, bij de poortdeur naast hun woning zouden uitkomen. Op het moment dat getuige [getuige 2] op de Keizerstraat stond, zag zij de drie mannen in de richting van de Nobelstraat rennen. Getuige [getuige 2] is de mannen gevolgd, zag de mannen de Lange Jufferstraat in rennen en zag dat één van de mannen de kartonnen doos in zijn handen had. Laatstgenoemde man heeft getuige [getuige 2] als volgt omschreven: man, Antilliaans uiterlijk, 1.80 - 1.90 m lang, zwart of donkerblauw Adidas trainingsjack met witte strepen op de mouwen. Getuige [getuige 2] is de Lange Jufferstraat ingelopen en zag de Antilliaanse man de kartonnen doos van zich af gooien. Getuige [getuige 2] heeft vervolgens de politie de doos aangewezen.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard [4] dat hij op 21 juli 2013 omstreeks 02:35 uur met zijn brommer over de Nobelstraat reed, dat hij de Lange Jufferstraat inkeek en dat hij twee jongens op de grond zag zitten bij perceelnummer 8. Jongen 1 was een man met een negroïde uiterlijk, kort zwart haar, wit t-shirt, zwart jack en een donkere broek. Eén van de jongens droeg een zwart petje. Getuige [getuige 3] zag op de grond een kartonnen doos staan, zag dat de jongens waren weggerend in de richting van de Wittevrouwenstraat en zag dat er in de kartonnen doos een grijze kluis stond.
Getuige [getuige 4], eigenaar van café [café] aan het[adres] te [woonplaats], heeft verklaard [5] dat hij op 21 juli 2013 omstreeks 02:35 uur in de deur van zijn café stond, dat twee jongens die bezweet en nerveus waren zijn café binnen wilden, dat hij die jongens de toegang had geweigerd waarna getuige [getuige 4] zag dat de jongens het park in liepen tegenover het café. Van één van de jongens was het signalement: jongen, vermoedelijk van Surinaamse afkomst, wit t-shirt, kort zwart haar, ongeveer 1.85 m lang en ongeveer 20-25 jaar oud.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard [6] dat zij, aan de hand van een melding omstreeks 02:35 uur, op 21 juli 2013 omstreeks 02:37 uur ter hoogte van de [adres] grijze kluis en een kapotte kartonnen doos zagen liggen. Naast de kluis lag een boodschappentas met daarin een beitel en een afgebroken schroevendraaier. Verbalisante [verbalisant 2] is aan de hand van de beschrijving die getuige [getuige 3] aan haar had gegeven van de twee jongens, de omgeving gaan afzoeken. Verbalisant [verbalisant 2] reed met haar dienstvoertuig het parkje aan het Lucas Bolwerk op. Ter hoogte van het park grenzend aan de Stadsschouwburg hoorde verbalisante [verbalisant 2] takken breken en bladeren ritselen en zag zij aan de waterkant een negroïde man staan met kort zwart haar, een donkere broek en een wit t-shirt. Zij zag dat de man weg wilde rennen, zag dat de man op de grond viel, waarna zij de man heeft vastgepakt en aangehouden. Verbalisante [verbalisant 2] voelde dat de armen van de man nat van het zweet waren. De man bleek te zijn: [verdachte], zijnde verdachte.
Verbalisanten hebben voorts verklaard dat er in de op de Lange Jufferstraat aangetroffen kluis een gat zat en dat zij konden zien dan er in die kluis onder meer een bon van [sportschool] zat. Verbalisanten zagen dat de nooduitgang van [sportschool] openstond, zagen in de sportschool een ruimte waar kennelijk een kluis aan de grond vast had gezeten, zagen dat er gaten in de muur zaten en dat er twee schroeven in de grond zaten, zagen dat er midden in de ruimte een groot breekijzer lag en zagen dat er in het midden van de ruimte metaalsplinters op de grond lagen. Later zagen verbalisanten ter hoogte van de kruising Keizerstraat/Nobelstraat een zwart jack en een zwart Adidas vest met witte strepen op de mouw op een geparkeerde fiets liggen. In de linker zak van het zwarte jack werd een wit/beige stoffen handschoentje aangetroffen [7] . Dat handschoentje kwam overeen met het handschoentje dat bij medeverdachte [medeverdachte] was aangetroffen [8] .
In het proces-verbaal van aanhouding van verdachte heeft verbalisante [verbalisant 2] verklaard [9] dat zij op 21 juli 2013 omstreeks 02:45 uur op de locatie Lucas Bolwerk verdachte heeft aangehouden. Het signalement van verdachte was: man, normaal postuur, kort zwart haar, negroïde uiterlijk, wit t-shirt met tekst aan de voorzijde, zwarte trainingsbroek met witte Adidas strepen, zwart/groene Reebok sportschoenen.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden hondengeleider, hebben verklaard [10] dat zij op 21 juli 2013 tussen 03:00 en 03:30 uur een onderzoek hebben ingesteld op de Lange Jufferstraat. Ter hoogte van perceel 26 werd door een diensthond onder een personen auto een zwart jack aangetroffen. Dat de hond hierop aanslaat, geeft aan dat er verse lucht aan de jas zat en deze jas er niet lang heeft gelegen, aldus verbalisanten. Ter hoogte van het perceel [adres] werd onder een personen auto met kenteken [kenteken]een zwarte baseball cap aangetroffen.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft een onderzoek ingesteld naar de camerabeelden die zijn vastgelegd door de camera die is geplaatst op de Witte Vrouwenstraat te Utrecht. Verbalisant [verbalisant 5] heeft verklaard [11] dat op de bewegende beelden is te zien dat op 21 juli 2013 om 02:39:00 uur dat twee personen, komende uit de richting van de Nobelstraat te Utrecht, over de Lange Jufferstraat lopen in de richting van de Korte Jufferstraat en de Witte Vrouwenstraat. Eén van de mannen betreft een negroïde man en is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verdachte. De andere man is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid medeverdachte [medeverdachte]. Verbalisant [verbalisant 5] verklaart dat op de camerabeelden is te zien dat verdachte is gekleed in donkergekleurde kleding en onder zijn jas een lichtkleurig t-shirt met een opdruk. Op 02:39:03 uur is te zien dat verdachte de door hem gedragen jas uittrekt en de rechtermouw over zijn onderarm blijft houden. Op 02:39:13 uur is te zien dat verdachte zijn jas in elkaar propt en deze met beide handen voor zijn lichaam vasthoudt. Daarbij is te zien dat de rechtermouw van de jas nog steeds over zijn rechter onderarm zit. Op 02:39:19 uur is te zien dat verdachte en medeverdachte uit beeld verdwijnen. Op 02:39:29 uur verschijnen beide verdachten weer in beeld. Te zien is dat verdachte zijn handen op zijn rug houdt, zich omdraait en tussen twee geparkeerde auto’s gaat staan. Te zien is dat verdachte op dat moment met zijn linkerhand de mouw van de jas die hij om zijn rechter onderarm had zitten aftrekt. Op 02:39:42 uur is te zien dat verdachten uit beeld verdwijnen. Op 02:40:00 uur verschijnen verdachten weer in beeld. Te zien is dat verdachte ter hoogte van een donkerkleurige bestelauto blijft staan en bukt. Als verdachte weer opstaat en verder loopt, heeft verdachte geen goed meer in zijn hand. De donkerkleurige bestelauto is voorzien van het kenteken [kenteken].
Tijdens het verblijf van verdachte en zijn medeverdachte in het arrestantencomplex te Houten zijn foto’s [12] van verdachte en zijn medeverdachte gemaakt in de kleding die zij droegen ten tijde van hun aanhouding. De kleding van verdachte en de medeverdachte, aldus verbalisant [verbalisant 5] [13] , is gelijkend op de kleding die verdachte en medeverdachte droegen welke is te zien op de camerabeelden. Verdachte draagt een zwarte sportbroek voorzien van 3 witte verticale biezen. Deze biezen en de kleur van de broek komen overeen met het door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aangetroffen zwarte Adidas vest, aldus verbalisant [verbalisant 5].
bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan, mede gelet op het korte tijdsbestek tussen het moment dat getuige [getuige 1] drie mannen op de brandtrap van [sportschool] zag met een doos en het moment dat verdachte is aangehouden in het park aan het Lucas Bolwerk, alsmede gelet op het feit dat verdachte bijna voortdurend in beeld is geweest tussen 02:30 uur en zijn aanhouding om 02:45 uur en op de vluchtroute bij de inbraak gestolen spullen zijn aangetroffen.
Dat de in en buiten [sportschool] aangetroffen voetafdruksporen niet zijn te linken aan verdachte, dat de derde persoon onbekend is gebleven en van die persoon geen signalement voorhanden is, en dat het de officier van justitie niet bekend is of medeverdachte [medeverdachte] is vervolgd, doet aan het vorenstaande niet af.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 20 juli 2013 tot en met 21 juli 2013 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een kluis (inhoudende twee kluisjes en een bankpas en 1110 euro en bonnen) en een pot met kleingeld, toebehorende aan [sportschool], waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, immers hebben verdachte en/of zijn
mededaders die kluis (die met bouten aan de vloer en wand was bevestigd)
met een breekijzer, althans een breekvoorwerp, losgebroken van de vloer en wand.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden als genoemd in het advies van Reclassering Nederland d.d. 29 augustus 2013.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden als genoemd in het reclasseringsadvies van 29 augustus 2013. Voorts heeft de verdediging verzocht om de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf vast te stellen op het aantal dagen dat verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dat biedt, aldus de raadsman, aan verdachte de mogelijkheid om terug te gaan naar school en aan de slag te gaan bij de laborantenopleiding.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstig feit, zoals omschreven in de bewezenverklaring. Verdachte heeft puur uit eigen belang gehandeld en heeft geen oog gehad voor de schade en de overlast die hij het bedrijf [sportschool] heeft toegebracht.
De rechtbank houdt ook rekening met de justitiële documentatie d.d. 11 oktober 2013. Hieruit blijkt dat verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, al meerdere keren is veroordeeld voor delicten als het onderhavige delict. Deze eerdere veroordelingen, waaronder de veroordeling van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht van 23 november 2012, hebben verdachte er niet van weerhouden zich wederom aan een dergelijk misdrijf schuldig te maken.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsadviezen van 29 augustus 2013 en 25 oktober 2013. Op grond van deze adviezen en het verhandelde ter terechtzitting van 29 oktober 2013, acht de rechtbank het opleggen van bijzondere voorwaarden niet aan de orde. De rechtbank is er niet van overtuigd dat verdachte zich niet aan het toezicht van de reclassering, de gedragsinterventie en de behandelverplichting zal onttrekken.
Op grond van de ernst van het feit en gelet op het strafblad van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 5 maanden gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 23 november 2012, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14g, 27, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 23 november 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/656107-12
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 5 maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, mr. P.J.M. Mol en mr. G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 november 2013.
Mr. G.A. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
BIJLAGE I
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 20 juli 2013 tot en met 21 juli 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een kluis (inhoudende twee kluisjes en/of een bankpas en/of 1110 euro en/of een of meer bon(nen)) en/of een pot met kleingeld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [sportschool], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) die kluis (die met bouten aan de vloer en/of wand was bevestigd)
met een breekijzer, althans een breekvoorwerp, losgebroken van de vloer en/of wand;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juli 2013, opgenomen op pagina 105-111 van het proces-verbaal dossiernummer PL0987-2013163016, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 118.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 21 juli 2013, opgenomen op pagina 24-25 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 21 juli 2013, opgenomen op pagina 26-27 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 21 juli 2013, opgenomen op pagina 28-29 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2013, opgenomen op pagina 62 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2013, opgenomen op pagina 41-44 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2013, opgenomen op pagina 40 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
8.Hetp proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2013, opgenomen op pagina 37-39 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ihb pag 38.
9.Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 juli 2013, opgenomen op pagina 64-65 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2013, opgenomen op pagina 35-36 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2013 met bijlagen, opgenomen op pagina 132-136 van het proces-verbaal dossiernummer PL091A-2013163016A, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 118 tot en met 147.
12.Foto’s, opgenomen op pagina 99 en 100 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2013 met bijlagen, opgenomen op pagina 132-136 van het onder voetnoot 11 genoemde proces-verbaal.