ECLI:NL:RBMNE:2013:5912
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter in echtscheidingszaak
In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2013, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Bredius, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P.J.G. van Osta. Dit verzoek volgde op een mondelinge behandeling in de hoofdzaak, die op 15 oktober 2013 plaatsvond. Verzoeker stelde dat mr. Van Osta onpartijdigheid miste, omdat hij het rapport van Bureau Jeugdzorg zonder meer voor waar aan nam en verzoeker onheus bejegende. Het wrakingsverzoek werd op 28 oktober 2013 ingediend, nadat verzoeker had geconstateerd dat zijn eerdere fax niet was aangekomen.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend, ondanks de vertraging. Vervolgens is de inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek aan de orde gekomen. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die duidden op persoonlijke vooringenomenheid van mr. Van Osta. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De rechtbank concludeerde dat de behandeling van het rapport van Bureau Jeugdzorg op een open wijze had plaatsgevonden en dat er geen bewijs was voor de stelling dat mr. Van Osta niet om waarheidsvinding gaf. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, oordelend dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.