In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2013, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw, waarbij het Macedonische erfrecht een belangrijke rol speelt. De rechtbank heeft eerder beschikkingen gegeven op 8 februari 2012 en 21 november 2012, en de huidige beschikking volgt op een aanhouding in afwachting van nadere berichten van partijen. De man en de vrouw hebben geen overeenstemming bereikt, waardoor de rechtbank op basis van de ingediende stukken en standpunten heeft beslist.
De rechtbank overweegt dat het Macedonische recht als uitgangspunt hanteert dat erfrechtelijke verkrijgingen tot het privévermogen van de verkrijgende echtgenoot behoren. Dit staat in contrast met het Nederlandse recht, dat een algehele gemeenschap van goederen kent. De rechtbank concludeert dat onverkorte toepassing van artikel 1:94 BW, dat de gemeenschap van goederen regelt, de verwachtingen van de erflater in het Macedonische recht tekort zou doen. Dit zou strijdig zijn met de redelijkheid en billijkheid, aangezien het Macedonische recht een wettelijke uitsluitingsclausule kent.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Renault Espace, aangeschaft met een schuld bij de DSB-bank, tot de gemeenschap van goederen behoort, omdat deze is verkregen na de wijziging van het huwelijksvermogensregime naar Nederlands recht. De vrouw heeft aanspraak gemaakt op de helft van de waarde van de auto, en de rechtbank heeft besloten dat de auto aan de man wordt toegedeeld onder vergoeding aan de vrouw.
Ten aanzien van het onroerend goed in Macedonië, dat de vrouw heeft geërfd, oordeelt de rechtbank dat dit niet in de gemeenschap van goederen valt, omdat het Macedonische recht bepaalt dat dergelijke verkrijgingen privévermogen zijn. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, waarbij ieder zijn eigen kosten moet betalen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 20 november 2013.