ECLI:NL:RBMNE:2013:5797

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
21 november 2013
Zaaknummer
16.700538-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en medeplichtigheid aan doodslag door gebrek aan bewijs en opzet

Op 21 november 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan doodslag. De zaak betreft de dood van een 24-jarige vrouw, die op 3 februari 2013 in Muiden werd aangetroffen met schotwonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte was aanwezig op de plaats delict, maar er was geen bewijs van een vooropgezet plan of nauwe samenwerking met de medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld en sprak hem vrij van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen, de kinderen van het slachtoffer, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat voor een veroordeling op basis van medeplegen of medeplichtigheid, er een bewuste en nauwe samenwerking moet zijn aangetoond, wat in deze zaak ontbrak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.700538-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 november 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te[geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 19 juli 2013. Het onderzoek ter terechtzitting is hervat op 13 september 2013 en vervolgens op 7 november 2013. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden. De verdachte is daarbij verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. V.T.R.W. van Thiel en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 03 februari 2013 te Muiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen één of meer kogel(s) afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door één of meerdere van die kogel(s) in de rug, althans het lichaam, werd getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair
hij op of omstreeks 03 februari 2013 te Muiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogel(s) afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer],
waardoor die [slachtoffer] door één of meerdere van die kogel(s) in de rug, althans het lichaam, werd getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
het tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van (ongeveer) 10.000,- euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kan leiden,
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 03 februari 2013 te Muiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogel(s) afgevuurd op en/of in de richting van
die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door één of meerdere van die kogel(s) in de rug, althans het lichaam, werd getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
het tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van (ongeveer) 10.000,- euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem/hen,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 3 februari 2013 te Muiden en/of te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk middelen en/of gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en [slachtoffer] met/in een auto te brengen/vergezellen naar een afgelegen plaats, te weten de [adres] te Muiden, althans naar de plaats delict, en/of
- na te laten om [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te verhinderen die [slachtoffer] te mishandelen, en/of
- na te laten om [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te verhinderen met een vuurwapen te schieten op die [slachtoffer], en/of
- na te laten om [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te verhinderen om die [slachtoffer] te beroven (van een geldbedrag), en/of
- na te laten om medische hulp in te roepen voor die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer] in hulpeloze toestand achter te laten door samen met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] weg te rijden/gaan van de plaats delict;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 03 februari 2013 te Muiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogel(s) afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door één of meerdere van die
kogel(s) in de rug, althans het lichaam, werd getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kan leiden,
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 03 februari 2013 te Muiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogel(s) afgevuurd op en/of in de richting van
die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door één of meerdere van die kogel(s) in de rug, althans het lichaam, werd getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 3 februari 2013 te Muiden en/of te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk middelen en/of gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en [slachtoffer] met/in een auto te brengen/vergezellen naar een afgelegen plaats, te weten de [adres] te Muiden, althans naar de plaats delict, en/of
- na te laten om [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te verhinderen die [slachtoffer] te mishandelen, en/of
- na te laten om [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te verhinderen met een vuurwapen te schieten op die [slachtoffer], en/of
- na te laten om medische hulp in te roepen voor die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer] in hulpeloze toestand achter te laten door samen met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] weg te rijden/gaan van de plaats delict;
Meest subsidiair
hij op of omstreeks 03 februari 2013 te Muiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer 10.000 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (één van) zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of geschopt, en/of
- een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of (vervolgens) het vuurwapen heeft/hebben doorgeladen, en/of
- heeft/hebben geschoten op die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer], terwijl zij gewond was, over de grond heeft/hebben gesleept,

tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling kan leiden,
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 03 februari 2013 te Muiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 10.000,- euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hen, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
- die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of geschopt, en/of
- een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of (vervolgens) het vuurwapen heeft/hebben doorgeladen, en/of
- heeft/hebben geschoten op die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer], terwijl zij ernstig gewond was, over de grond heeft/hebben gesleept,

tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 3 februari 2013 te Muiden en/of te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk middelen en/of gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en [slachtoffer] met/in een auto te brengen/vergezellen naar een afgelegen plaats, te weten de [adres] te Muiden, althans naar de plaats delict, en/of
- na te laten om [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te verhinderen die [slachtoffer] te mishandelen, en/of
- na te laten om [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te verhinderen met een vuurwapen te schieten op die [slachtoffer], en/of
- na te laten om [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te verhinderen die [slachtoffer] van een geldbedrag te beroven, en/of
- met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] weg te rijden/gaan van de plaats delict, terwijl die [slachtoffer] aldaar ernstig verwond en/of in hulpeloze toestand achterbleef.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op zondag 3 februari 2013 omstreeks 8.00 uur ’s ochtends komt er bij de meldkamer van de Politie Midden-Nederland te Naarden een telefonische melding binnen dat een getuige een vrouw heeft aangetroffen op de [adres] te Muiden. De vrouw zou mogelijk zijn overleden. Ter plaatse treft de politie Gooi en Vechtstreek de vrouw aan, liggend op haar rug op een fietspad nabij een parkeerhaven. Ze heeft bloed op haar kleding en haar gezicht en mist een rechterschoen. Het ter plaatse gekomen ambulancepersoneel constateert dat de vrouw reeds is overleden.
Door de verbalisanten worden op het wegdek van de parkeerhaven onder meer twee kogelhulzen en een patroon aangetroffen. Het vermoeden bestaat dat de vrouw door vuurwapengeweld om het leven is gekomen.
Er wordt direct een Team Grootschalig Onderzoek, onder de naam TGO 14Flores, opgericht.
Aan de hand van dactyloscopisch onderzoek wordt vastgesteld dat de vrouw de 24-jarige [slachtoffer], moeder van twee kinderen van 3 en 7 jaar, is. Uit de gerechtelijke sectie op het lichaam blijkt dat verbloeding tengevolge van twee schotletsels aan de rug, het overlijden van [slachtoffer] zondermeer kan verklaren. Zij moet op 3 februari 2013 tussen 4.00 en 6.00 uur zijn overleden.
Op de plaats delict wordt forensisch onderzoek verricht, waarbij in het gebied rondom de parkeerhaven onder meer twee rochels spuug en drie sigarettenpeuken worden veiliggesteld. Deze sporen worden op 4 februari 2013 overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) voor een DNA-spoedonderzoek. Het DNA-profiel verkregen van een van de speekselsporen levert een match op met het profiel van de verdachte [medeverdachte 1], opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken. Ook van de bemonstering van een van de peuken wordt een DNA-profiel verkregen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte 1]. Op 8 februari 2013 wordt deze verdachte aangehouden.
Uit verdergaand onderzoek komt naar voren dat mogelijk twee andere mannen bij de dood van [slachtoffer] betrokken zijn geweest. Onder meer naar aanleiding van het onderzoek naar de historische mastgegevens rondom de plaats delict komen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] in beeld.
Deze verdachten worden respectievelijk op 22 april 2013 en 23 april 2013 aangehouden.
De DNA-profielen op een van de op de plaats delict aangetroffen speekselsporen en peuken, blijken overeen te komen met het DNA-profiel van [verdachte]. Ook het DNA-profiel van [medeverdachte 2] komt overeen met die van een van de veiliggestelde peuken.
Alle drie verdachten erkennen uiteindelijk, in de nacht dat [slachtoffer] om het leven is gekomen, op de plaats delict aanwezig te zijn geweest.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde, aangezien uit de bewijsmiddelen onvoldoende voortvloeit dat verdachte een vooropgezet plan heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft gewezen op de bevindingen van het forensisch onderzoek, de bevindingen op de plaats delict, het onderzoek naar de aangetroffen hulzen en patronen en het afluisteren/onderzoek telecommunicatie.
Op grond van die bewijsmiddelen heeft de officier van justitie vastgesteld dat verdachte en de medeverdachten met [slachtoffer] naar de [adres] in Muiden zijn gereden, dat ze daar alle vier zijn uitgestapt, dat één of meer van de mannen [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt, haar heeft neergeschoten en dat de mannen haar hebben beroofd en haar nog levend hebben achtergelaten.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat door verdachte steeds wisselende en leugenachtige verklaringen zijn afgelegd. Hij heeft aangevoerd dat kan worden bewezen dat de drie mannen voorafgaand aan het ophalen van [slachtoffer] het plan hebben opgevat om haar van het geld te beroven. Daartoe heeft hij gewezen op de verklaring van [getuige 1] en op de OVC-gesprekken. De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], de verklaring van [getuige 1], de verklaring van de getuige
[getuige 2] en het forensische bewijs blijkt dat verdachte op enig moment het vuurwapen op de plaats delict in zijn handen heeft gehad en heeft geprobeerd het af te vuren. Daarmee heeft hij een bijdrage geleverd aan de dodelijke geweldshandelingen.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat door verdachte, nadat [slachtoffer] was neergeschoten, opruimhandelingen zijn verricht en dat [slachtoffer] van een groot geldbedrag is beroofd, welk bedrag in de auto onderling is verdeeld.
Concluderend heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte een actieve en medeplegende rol heeft gehad bij de beroving (volledige opzet) en de doodslag (voorwaardelijk opzet). Een nauwe en bewuste samenwerking met degene die de schoten heeft gelost blijkt volgens de officier van justitie uit de bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat drie elementen zich verzetten tegen de aanname dat verdachte (als medepleger of medeplichtige) bij het feit betrokken is geweest, te weten het feit dat verdachte geen moeite heeft gedaan het lichaam van [slachtoffer] te verbergen, het feit dat op de plaats delict DNA-sporen zijn aangetroffen en het feit dat er niets is gedaan om de doodsoorzaak te verhullen. De raadsman heeft aangevoerd dat als verdachte peuken zou hebben weggegooid en zich aldus volgens het openbaar ministerie schuldig zou hebben gemaakt aan hetgeen is omschreven in artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht, hij niet strafbaar zou zijn op grond van hetgeen in het derde lid van dat artikel is bepaald.
De raadsman heeft aangevoerd dat handelingen die na afloop zijn gepleegd, onvoldoende zijn om medeplegen aan te nemen en dat, als sprake zou zijn geweest van een plan, verdachte op de plaats delict geen sigaret zou hebben gerookt. Evenmin kan de aanwezigheid van een plan blijken uit de voorfase en uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de wil van verdachte niet gericht was op het verkrijgen van geld van [slachtoffer].
Concluderend heeft de raadsman ten aanzien van het medeplegen aangevoerd dat bewijsmiddelen ontbreken dat verdachte heeft geschoten op [slachtoffer] en dat tevens bewijsmiddelen ontbreken dat hij heeft samengewerkt met anderen.
Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet is gebleken van een gezamenlijk plan op het schieten van het slachtoffer, dat niet is gebleken van (voor)wetenschap op de aanwezigheid van een wapen en dat evenmin is gebleken van (voor)wetenschap of zelfs maar een vermoeden dat het slachtoffer neergeschoten ofwel beroofd zou gaan worden.
Onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 14 mei 2013 heeft de raadsman aangevoerd dat juist ten aanzien van de kern van de activiteiten sprake moet zijn van een bewuste en nauwe samenwerking en dat, nu die kern ontbreekt, verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde varianten die zien op het medeplegen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend, heeft de raadsman, naast het verweer betreffende het medeplegen, aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het slachtoffer in de auto en/of langs de [adres] is geslagen, geschopt en/of versleept.
Voor wat betreft de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag heeft de raadsman aangevoerd dat geen bewijsmiddel het scenario weerlegt dat het geld nooit uit de auto is geweest en dat er tussen het schieten en het wegnemen nooit het ten laste gelegde oogmerk heeft bestaan.
Ten aanzien van de ten laste gelegde varianten van medeplichtigheid heeft de raadsman aangevoerd dat de uitlatingen van derden in de OVC-gesprekken niet tot het bewijs kunnen bijdragen, gelet op de ratio van waarmee de methodiek is ingezet en gelet op het feit dat het gaat om wat de Hoge Raad noemt “voor het bewijs ontoelaatbare gissingen en vermoedens”. Ook de verklaring van de getuige [getuige 3] dient te worden uitgesloten van het bewijs, aangezien het tonen van indringende foto’s van een delict, in combinatie met het maken van sturende opmerkingen, een verhoormethode is die door de Hoge Raad wordt afgewezen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de OVC-gesprekken voor het bewijs kunnen worden gebezigd, hetgeen achter de gedachtestreepjes omschreven staat geen medeplichtigheid oplevert, zodat ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet kwalificeerbaarheid dient te volgen. Er is geen sprake geweest van opzettelijk nalaten en evenmin is sprake geweest van passieve medeplichtigheid, nu een rechtsplicht tot ingrijpen niet bestond.
Het oordeel van de rechtbank
Primair is aan verdachte het medeplegen van de moord op [slachtoffer] ten laste gelegd, zodat in geval van een veroordeling bewezen moet kunnen worden verklaard dat sprake is geweest van voorbedachten rade.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit
[slachtoffer] te doden en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte moet minst genomen de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap hebben gegeven.
Een dergelijk kalm beraad is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het wapen die avond van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gekregen, omdat hij - kort gezegd - het geld dat hij nog moest krijgen van [X] (“[X]”) bij hem op wilde gaan halen en hij daarvoor een wapen bij zich wilde hebben, omdat hij bang was voor [X]. Hij heeft verklaard dat hij het wapen in de auto op de grond heeft gelegd en dat dit wapen uiteindelijk, op de latere plaats delict, door verdachte uit de auto is gepakt en hij het van verdachte heeft afgepakt. Daarna is het wapen afgegaan.
Uit het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat medeverdachte [medeverdachte 1] een vooropgezet plan had om [slachtoffer] te doden en evenmin dat sprake is geweest van een moment van kalm beraad.
De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat sprake is geweest van voorbedachte raad, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Subsidiair is aan verdachte ten laste gelegd het medeplegen van gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer]. Ten aanzien van de ten laste gelegde doodslag overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het pathologierapport d.d. 19 april 2013 blijkt dat [slachtoffer] twee keer is geraakt door een kogel en dat de schotletsels en de schotbanen hebben geleid tot fors bloedverlies en dat verbloeding het overlijden zondermeer kan verklaren. Voorts blijkt daaruit dat sprake is van een tweetal inschoten aan de rug [1] .
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, nadat verdachte het wapen uit de auto had gepakt, het wapen uit de handen van verdachte heeft getrokken. Hij heeft verklaard dat hij toen de kogels eruit wilde halen, dat hij maximaal twee meter bij [slachtoffer] vandaan stond en dat op dat moment het wapen af ging.
De verklaring van verdachte betreffende de afstand tussen hem en [slachtoffer] wordt ondersteund door het rapport betreffende het schotrestenonderzoek en de daarbij behorende vakbijlage schotrestenonderzoek.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat [slachtoffer] vanaf een relatief korte afstand door twee kogels in haar rug is geraakt, ten gevolge waarvan zij uiteindelijk is overleden.
De rechtbank is van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte 1], door het verrichten van deze handelingen terwijl er in de directe omgeving meerdere personen aanwezig waren, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij één van deze personen dodelijk zou treffen en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer].
De rechtbank overweegt dat, teneinde tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag te kunnen komen, niet alleen moet kunnen worden bewezen dat sprake is geweest van doodslag en van diefstal, maar ook dat de doodslag is gepleegd met het in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht vereiste oogmerk. De rechtbank overweegt dat het oogmerk de zwaarste modaliteit waarin opzet (willens en wetens handelen) zich kan voordoen betreft.
De rechtbank overweegt dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] het geldbedrag in de auto uit haar broek heeft gehaald en dat hij het geldbedrag in de auto van haar heeft gekregen om het te bewaren. Hij heeft verklaard het geldbedrag in zijn zak te hebben gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is die de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] weerlegt. De rechtbank overweegt daartoe dat noch op de broek van [slachtoffer] noch op de envelop DNA-materiaal is aangetroffen dat een match oplevert met het DNA-profiel van verdachte dan wel (één van) de medeverdachten.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de broek van [slachtoffer] open stond toen zij werd aangetroffen geen bewijs op kan leveren voor de stelling dat verdachte dan wel één van de medeverdachten het geld uit haar broek heeft gehaald, nu enig ondersteunend bewijs daarvoor ontbreekt.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat diefstal van een geldbedrag van
[slachtoffer] niet kan worden bewezen. Reeds om die reden dient vrijspraak te volgen van de subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag.
Zoals hierboven reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer]. De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich als medepleger aan dat feit schuldig heeft gemaakt. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank overweegt dat, teneinde tot een veroordeling van medeplegen te kunnen komen, sprake moet zijn geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. De medeplegers moeten willens en wetens, dus met opzet, samenwerken tot het verrichten van de delictueuze gedraging.
Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet intensief zijn. Deze intensieve samenwerking kan blijken uit - uitdrukkelijke of stilzwijgende - afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren daarvan.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte het wapen uit de auto heeft gepakt, dat hij het in zijn handen had en dat hij ermee in het niets liep te wijzen en niet heeft gericht op (één van) de aanwezige personen. Hij heeft tevens verklaard dat een ander het heeft geprobeerd, te schieten, maar dat het wapen het bij hem niet deed.
Door de raadsman is aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] niet zou kunnen worden gebezigd voor het bewijs, aangezien deze onbetrouwbaar is. De rechtbank overweegt hieromtrent dat door verdachte een consistente verklaring is afgelegd. Hij heeft - kort gezegd - telkens verklaard dat hij het wapen vast had toen het af ging en dat daarvoor iemand anders het wapen vast heeft gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze verklaring voor het bewijs kan worden gebezigd.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt op dit punt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
Daarnaast wordt de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] op dit punt ondersteund door de forensische bevindingen. Op de plaats delict is immers een patroon aangetroffen en uit het rapport van het NFI van 26 juli 2013 blijkt dat er een afdruk van een slagpin is aangetroffen op het patroon en dat deze indruk erop wijst dat de patroon aanwezig is geweest in de kamer van een loop. Weliswaar is niet zonder meer vast te stellen wat de precieze reden is geweest voor het niet afgaan van het patroon, maar vast staat wel dat de patroon niet is afgegaan.
Daarnaast wordt de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] op dat punt ondersteund door de OVC-gesprekken. Door de raadsman is aangevoerd dat deze niet kunnen worden gebezigd voor het bewijs. De rechtbank is echter van oordeel dat de OVC-gesprekken in beginsel kunnen worden gebezigd voor het bewijs. De rechtbank overweegt daartoe dat de OVC-gesprekken gedetailleerd zijn en ook zien op hetgeen verdachte heeft gezegd en niet alleen op wat derden hebben gezegd.
De rechtbank overweegt voorts dat door de raadsman niet is onderbouwd waarom de verklaringen in de OVC-gesprekken kort gezegd allemaal onwaarheden zouden zijn. Bovendien acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte zo maar wat heeft gezegd op de momenten dat hij geconfronteerd wordt met verhalen van derden.
De rechtbank is, op grond van het voorgaande, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het wapen uit de auto heeft gepakt en het in zijn handen heeft gehad, waarna het door medeverdachte [medeverdachte 1] is afgepakt en het uiteindelijk is afgegaan.
De rechtbank is echter van oordeel dat het voorgaande onvoldoende is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van de doodslag op
[slachtoffer], nu de daarvoor vereiste bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ontbreekt.
De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of verdachte als medeplichtige aan de door medeverdachte [medeverdachte 1] gepleegde doodslag op [slachtoffer] kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt dat de handelingen die deze medeplichtigheid zouden moeten opleveren staan omschreven onder een vijftal gedachtestreepjes.
Volgens artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht is voor strafbare medeplichtigheid opzet vereist. Dit opzet moet tweeledig zijn. Enerzijds moet het gericht zijn op het misdrijf dat hij ondersteunt en anderzijds op die ondersteuning. Daarbij is voorwaardelijk opzet voldoende, maar dient het opzet wel gericht te zijn op alle bestanddelen van het misdrijf in kwestie, in casu de doodslag op [slachtoffer].
De rechtbank overweegt dat zowel verdachte als de medeverdachten hebben verklaard dat zij met [slachtoffer] in de auto hebben gezeten en naar de parkeerhaven aan de [adres] in Muiden zijn gereden. Voornoemde handeling staat omschreven achter het eerste gedachtestreepje.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen zoals omschreven achter het tweede en derde gedachtestreepje niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat uit geen van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] in de auto, dan wel op de uiteindelijke plaats delict is mishandeld door medeverdachte [medeverdachte 1] en/of medeverdachte [medeverdachte 2]. Evenmin blijkt uit enig zich in het dossier bevindend bewijsmiddel dat verdachte het schieten door medeverdachte [medeverdachte 1] heeft kunnen verhinderen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft immers zelf verklaard dat het wapen plotseling afging.
Ten aanzien van het vierde en vijfde gedachtestreepje overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij een knal hoorde en dat toen hij zich omdraaide hij [slachtoffer] nog heeft horen zeggen “Bel een ambulance” en dat zij vervolgens op de grond is gevallen. Vervolgens is hij vrijwel direct in de auto gestapt en zijn zij weggereden bij de plaats delict. De rechtbank overweegt dat verdachte derhalve niet meer is nagegaan of [slachtoffer] mogelijk nog leefde en medische hulp nodig had. Vastgesteld kan tevens worden dat verdachte vanuit de auto niet heeft gebeld met bijvoorbeeld de politie of het alarmnummer. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de handelingen zoals omschreven achter het vierde en vijfde gedachtestreepje kunnen worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen zoals omschreven achter het eerste, vierde en vijfde gedachtestreepje geen medeplichtigheid aan de door medeverdachte [medeverdachte 1] gepleegd doodslag op [slachtoffer] op kunnen leveren. Naar het oordeel van de rechtbank kan immers niet worden bewezen dat deze handelingen het hiervoor omschreven opzet op het gronddelict opleveren. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het meer subsidiair tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dat onder het meest subsidiair ten laste gelegde het medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan de diefstal met geweld op [slachtoffer] is ten laste gelegd.
Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat [slachtoffer] het geldbedrag in de auto uit haar broek heeft gehaald, dat hij het geldbedrag in de auto van haar heeft gekregen om het te bewaren en dat hij het geldbedrag in zijn zak heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] op dit punt weerlegt en verwijst daartoe naar hetgeen zij hierboven reeds heeft overwogen.
De rechtbank is aldus van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat reeds op die grond vrijspraak dient te volgen van het gehele meest subsidiair ten laste gelegde.

5.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting hebben [kind 1] en[kind 2] (zijnde de kinderen van
[slachtoffer]) – daartoe vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 4.000,00 per kind en derhalve een totaalbedrag van € 8.000,00, bestaande uit immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de verdachte van het hem primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partijen [kind 1] en [kind 2] in hun vordering niet-ontvankelijk zijn en dat zij hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mrs. A. van Holten en G. Blomsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2013.

Voetnoten

1.Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood d.d. 19 april 2013, opgemaakt door P.M.I. van Driessche, arts en patholoog bij het NFI.