ECLI:NL:RBMNE:2013:5718

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2013
Publicatiedatum
18 november 2013
Zaaknummer
661058-13 en 661059-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing status beperkt anonieme getuige in strafzaak TGO Case

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de officier van justitie tegen de beschikking van de rechter-commissaris die de vordering tot het toekennen van de status van beperkt anonieme getuige aan een getuige in de strafzaak tegen [gedetineerde 1] en [gedetineerde 2] heeft afgewezen. De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op 14 november 2013 uitspraak gedaan in deze zaak. De getuige, aangeduid als [nummer], heeft aangegeven anoniem te willen blijven uit vrees voor overlast vanuit de Turkse gemeenschap, waarbinnen het niet op prijs wordt gesteld om informatie aan de politie te verstrekken. De rechter-commissaris heeft op 17 oktober 2013 geoordeeld dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat de getuige daadwerkelijk overlast zal ondervinden, en heeft de vordering van het openbaar ministerie afgewezen.

De officier van justitie heeft in hoger beroep betoogd dat de rechter-commissaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de getuige geen status van beperkt anonieme getuige zou moeten krijgen. De verdediging van zowel [gedetineerde 1] als [gedetineerde 2] heeft het standpunt van de officier van justitie bestreden en aangevoerd dat de beschikking van de rechter-commissaris voldoende gemotiveerd is. De rechtbank heeft de procedurele aspecten van de beschikking van de rechter-commissaris beoordeeld en vastgesteld dat deze correct is gevolgd.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft de rechtbank geconcludeerd dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De rechtbank heeft het hoger beroep ongegrond verklaard, waarmee de afwijzing van de vordering tot het toekennen van de status van beperkt anonieme getuige in stand is gebleven. De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de rechtsgang en de bescherming van de getuige.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

LOCATIE UTRECHT

Parketnummers: 16/661058-13 en 16/661059-13
BESCHIKKING IN HOGER BEROEP
van 14 november 2013, gelet op het hoger beroep van de officier van justitie d.d. 29 oktober 2013 tegen de beschikking ex art. 190 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.) van de rechter-commissaris in de rechtbank Midden Nederland, locatie Lelystad, van 17 oktober 2013,
in de strafzaak tegen:
[gedetineerde 1],
geboren op [1947] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats 1],
thans gedetineerd in de P.I. Nieuwegein, Huis van Bewaring Nieuwegein te Nieuwegein,
bijgestaan door mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Amersfoort,
en
[gedetineerde 2],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats 2],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht,
bijgestaan door mr. J.P.M. Denissen, advocaat te Utrecht.

1.Procesgang

[gedetineerde 1] en [gedetineerde 2] worden in een strafrechtelijk onderzoek genaamd “TGO Case” door het openbaar ministerie vervolgd. [gedetineerde 1] wordt vervolgd ter zake van - kort gezegd - het medeplegen van moord op[slachtoffer], verboden wapenbezit en deelname aan een criminele organisatie die gericht was op hennephandel.
[gedetineerde 2] wordt vervolgd ter zake van - kort gezegd - het medeplegen van dan wel medeplichtig zijn aan de moord op [slachtoffer], verboden wapenbezit, deelname aan een criminele organisatie die gericht was op hennephandel, hennepteelt en gewoonte witwassen.
Op 29 januari 2013 is in het onderzoek TGO Case bij de politie een getuige gehoord die anoniem wenst te blijven. De verklaring van deze getuige (aangeduid als [nummer]), is conform de Handleiding opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring van het College van procureurs-generaal opgemaakt. De wijze waarop voornoemde getuige is gehoord, is afgestemd met de toenmalige CIE-officier van justitie, mr. [K].
Op 8 mei 2013 heeft een pro forma/regiezitting plaatsgevonden bij de meervoudige kamer van deze rechtbank, locatie Utrecht. De verdediging van zowel [gedetineerde 1] als [gedetineerde 2] heeft tijdens deze zitting gevraagd voornoemde getuige [nummer] te horen bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken. De rechtbank heeft dit verzoek in beide voornoemde strafzaken toegewezen.
De officier van justitie heeft tijdens voornoemde pro forma/regiezitting gevorderd dat aan getuige [nummer] in het kader van het getuigenverhoor “beperkte anonimiteit” toegekend wordt in de zin van artikel 190, derde lid Sv.
De rechtbank heeft de rechter-commissaris verzocht op deze vordering te beslissen.
Beschikking in hoger beroep
Parketnummers: 16/661058-13 en 16/661059-13
Inzake: [gedetineerde 1] en [gedetineerde 2]
Op 27 mei 2013 is mr. [K], voornoemd, door de rechter-commissaris van deze rechtbank, locatie Utrecht, nader gehoord met betrekking tot voornoemde vordering van het openbaar ministerie.
Bij beschikking van 17 oktober 2013 heeft de rechter-commissaris van de rechtbank Midden Nederland, locatie Lelystad, voornoemde vordering van het openbaar ministerie om getuige [nummer] de status te verlenen van beperkt anonieme getuige ex art. 190 lid 3 Sv. afgewezen.
Blijkens de akte instellen rechtsmiddel is namens het openbaar ministerie op 29 oktober 2013
hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris, waarna namens het openbaar ministerie op 5 november 2013 een appelmemorie is ingediend.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2013, waarin is opgenomen een verkorte weergave van de verklaring van getuige [nummer] d.d.
  • het proces-verbaal ter terechtzitting van de meervoudige kamer in deze rechtbank, locatie Utrecht, d.d. 8 mei 2013 in de zaken [gedetineerde 1] en [gedetineerde 2];
  • het proces-verbaal van verhoor van [K], officier van justitie bij de rechter-commissaris van de rechtbank Midden Nederland, locatie Utrecht, d.d. 27 mei 2013;
  • de beschikking van de rechter-commissaris van deze rechtbank, locatie Lelystad ex
  • de appelmemorie van de officier van justitie d.d. 5 november 2013;
  • een brief d.d. 25 februari 2010 van E.M.H. Hirsch Ballin aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, een handleiding opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring en een samenvatting van een onderzoek met de titel ‘Anonimiteit in het strafproces’, opgesteld door [X] en [A] d.d. 13 november 2012, zoals overgelegd door de officier van justitie in raadkamer d.d. 7 november 2013;
  • de aantekeningen van de officier van justitie, zoals overgelegd in raadkamer d.d.
  • de pleitaantekeningen van mr. J.P.M. Denissen, zoals overlegd in raadkamer d.d.
  • de mondelinge reactie van mr. J.O.A.N. de Vries, in raadkamer d.d. 7 november 2013.
In raadkamer van 7 november 2013 zijn gehoord [gedetineerde 2] en diens raadsman mr. J.P.M. Denissen, de raadsvrouw van [gedetineerde 1], mr. J.O.A.N. de Vries en de officier van justitie, mr. H.F. Mos.
Nadat de behandeling was beëindigd, heeft de rechtbank medegedeeld dat zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval uiterlijk op 14 november 2013 zou worden beslist.
Op grond van praktische overwegingen is voor [gedetineerde 1] en [gedetineerde 2] één beschikking opgesteld, mede ingegeven door het feit dat de vordering van de officier van justitie ziet op een getuige die in beide zaken is toegewezen en voorts de raadslieden in de betreffende zaken ter gelegenheid van dit hoger beroep over en weer elkaars argumenten hebben overgenomen.
Beschikking in hoger beroep
Parketnummers: 16/661058-13 en 16/661059-13
Inzake: [gedetineerde 1] en [gedetineerde 2]

2.De gronden van de beslissingDe rechter-commissaris heeft bij beslissing van 17 januari 2013 de vordering van de officier van justitie om aan getuige [nummer] de status van beperkt anonieme getuigete verlenen, afgewezen.

Blijkens deze beslissing heeft de rechter-commissaris de betreffende getuige gehoord in het kader van een statusverhoor, waarbij de getuige heeft aangegeven te vrezen overlast te zullen ondervinden indien bepaalde gegevens over zijn/haar identiteit bekend worden.
Deze vrees houdt verband met het feit dat de getuige reacties vreest uit de Turkse gemeenschap, waarin het niet op prijs wordt gesteld indien men informatie doorgeeft aan de politie, aldus de getuige.
Een concrete dreiging van geweld is er niet, maar de getuige acht dit zeer goed mogelijk indien de identiteit van de getuige bekend zou worden. Voorts vreest de getuige nadelige gevolgen indien de partner van de getuige te weten zou komen dat de getuige informatie aan de politie heeft verstrekt. De partner zou dit als een grove schending van het vertrouwen kunnen opvatten.
De rechter-commissaris heeft overwogen dat de verdenking in deze zaak betrekking heeft op een zeer ernstig feit. Gelet hierop en gelet op de verklaring van de getuige dat dit feit verband zou kunnen houden met een ruzie over de verdeling van drugsopbrengsten, is het niet ondenkbaar dat de getuige overlast kan ondervinden indien de identiteit van de getuige bekend zou worden, aldus de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft verder overwogen dat geen sprake is van voldoende concrete aanwijzingen dat dergelijk overlast zich in dat geval zal voordoen. De mededelingen hierover van de getuige aan de rechter-commissaris zijn naar het oordeel van de rechter-commissaris niet zodanig dat de rechter-commissaris een gegrond vermoeden van overlast aannemelijk vindt. Ook ziet de rechter-commissaris geen concrete feiten of omstandigheden waaruit het bestaan van een dergelijk vermoeden zou kunnen worden afgeleid. De rechter-commissaris komt, alles afwegende, tot de afwijzende beslissing van de vordering om getuige [nummer] de status van beperkt anonieme getuige toe te kennen.

3. Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan getuige [nummer] wel degelijk de status van beperkt anonieme getuige toekomt.
Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de aard van de strafbare feiten, de persoon van de verdachten en het milieu waarbinnen een en ander zich afspeelt - de objectieve omstandigheden en feiten in deze zaak - voldoende zijn om een gegronde vrees voor overlast aan te nemen, zoals bedoeld in art. 190 lid 3 Sv.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van dit standpunt een vergelijking gemaakt met de toets die de rechter-commissaris kent ten aanzien van de toekenning van de status van bedreigde getuige, alsmede met professionele getuigen aan wie de status van beperkt anonieme getuige doorgaans altijd zonder slag of stoot zou worden toegekend, aldus de officier van justitie.
Verder zou de rechter-commissaris in de beschikking niet hebben gemotiveerd waarom een schending van vertrouwen in een relatie geen gerechtvaardigde vrees voor overlast zou opleveren. De officier van justitie is van mening dat ook dit meeweegt bij de beoordeling van de gegronde vrees voor overlast.
De officier van justitie is, gelet op het voorgaande, van mening dat de rechter-commissaris onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt en onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen gegrond
Beschikking in hoger beroep
Parketnummers: 16/661058-13 en 16/661059-13
Inzake: [gedetineerde 1] en [gedetineerde 2]
vermoeden bestaat dat de getuige in verband met het afleggen van zijn/haar verklaring overlast zou ondervinden. De rechter-commissaris heeft gelet op het voorgaande niet in redelijkheid tot zijn beslissing kunnen komen, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vordert dat de rechtbank bij gegrondverklaring, zelf rechtdoende de getuige [nummer] alsnog de gevorderde status toekent dan wel de zaak terugverwijst naar de rechter-commissaris met inachtneming van het bovenstaande.
De officier van justitie is van mening dat de rechtbank de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 17 oktober 2013 marginaal dient te toetsen.

4.Standpunt van de verdediging

Zowel mr. J.P.M. Denissen als mr. J.O.A.N. de Vries heeft – kort gezegd – in raadkamer onder meer aangevoerd dat het hoger beroep ongegrond dient te worden verklaard omdat de beschikking van de rechter-commissaris van 17 oktober 2013 voldoende met redenen die de beslissing kunnen dragen is omkleed, alsmede dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen.
De verdediging is evenals de officier van justitie van mening dat de rechtbank zich moet beperken tot een marginale toetsing van de beschikking van de rechter-commissaris.

5.Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat zij bevoegd is om van het onderhavige hoger beroep kennis te nemen.
Het openbaar ministerie heeft tijdig en op de juiste wijze hoger beroep ingesteld tegen de beschikking waarvan beroep.
Uit de onder paragraaf 1 genoemde stukken is de rechtbank gebleken dat de rechter-commissaris de door de wetgever voorgeschreven procedure geheel heeft gevolgd. Aan de totstandkoming van de onderhavige beschikking kleven mitsdien geen procedurele gebreken.
De wetgever heeft de beoordeling van de vraag of een getuige kan en moet worden aangemerkt als een beperkt anonieme getuige exclusief opgedragen aan de rechter-commissaris. Gelet op de eventuele ingrijpende gevolgen voor de getuige die bekendwording van bepaalde informatie over zijn of haar identiteit meebrengt, heeft de procedure waarin de rechter-commissaris die status verleent, een beperkt en relatief besloten karakter. De rechter-commissaris is immers gehouden bepaalde informatie over de identiteit van een beperkt anonieme getuige verborgen te houden. In het verlengde hiervan is ook de toets in hoger beroep beperkt van aard, waarbij de rechtbank toetst op basis van de beschikbare stukken.
De rechtbank dient, gelet op het voorgaande, te beoordelen of de rechter-commissaris op deugdelijke gronden tot zijn oordeel is gekomen dat aan [nummer] niet de status van beperkt anonieme getuige zoals bedoeld in artikel 190 lid 3 Sv. is toegekend.
Beschikking in hoger beroep
Parketnummers: 16/661058-13 en 16/661059-13
Inzake: [gedetineerde 1] en [gedetineerde 2]
De volgende vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of de (beperkte) weergave van de feiten waarop de beschikking van de rechter-commissaris is gebaseerd en de motivering van de beslissing
van de rechter-commissaris voldoende zijn om zijn beslissing om getuige [nummer] niet de status van beperkt anonieme getuige toe te kennen te kunnen dragen.
Met de beantwoording van de door de rechter-commissaris gestelde vragen aan [nummer], beschikte de rechter-commissaris naar het oordeel van de rechtbank over voldoende informatie om, in samenhang met hetgeen hiervoor is overwogen, te beoordelen of er in dit geval sprake was van een gegrond vermoeden dat de getuige in verband met het afleggen van zijn verklaring overlast zal ondervinden, zoals bedoeld in artikel 190 lid 3 Sv.
De rechter-commissaris heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemaakt en gemotiveerd dat geen gegrond vermoeden bestaat dat de getuige in verband met het afleggen van zijn verklaring overlast zal ondervinden.
De rechtbank is van oordeel dat de beschikking van de rechter-commissaris van 17 oktober 2013 voldoende met redenen is omkleed die de beslissing kunnen dragen. De rechter-commissaris heeft in redelijkheid tot zijn beslissing kunnen komen.
De rechtbank zal het hoger beroep tegen voornoemde beschikking van de rechter-commissaris dan ook ongegrond verklaren.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep ongegrond.
Aldus gedaan te Utrecht op 14 november 2013 door mr. A.M.M.E. Doekes, voorzitter, mr. J.F. Haeck en mr. P.P.C.M. Waarts, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer als griffier.
Deze beschikking is door een van de behandelend rechters en de griffier ondertekend.
De griffier is buiten staat deze beschikking mee te ondertekenen.