ECLI:NL:RBMNE:2013:5707

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2013
Publicatiedatum
18 november 2013
Zaaknummer
16.700773-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door meerdere personen in een seksclub

Op 11 januari 2013 vond een gewelddadige overval plaats in Sexclub [A] in Laren, waarbij de verdachte samen met drie andere mannen het slachtoffer, [slachtoffer 1], benaderde met de bedoeling om geld af te persen. De verdachte vroeg [slachtoffer 1] om een geldbedrag van 25.000 euro, maar toen deze weigerde, werd hij door de mannen geslagen en bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders gezamenlijk optraden en dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan poging tot afpersing, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging van diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij actief had deelgenomen aan de diefstal. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. De benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte van de diefstal werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.700773-13
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]1949 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
althans verblijvende te 2042 NH Zandvoort, Prinsesseweg 22e.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzittingen van 15 augustus 2013 en 3 oktober 2013. Verdachte is bij deze zittingen verschenen, telkens bijgestaan door mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft op de terechtzitting van 3 oktober 2013 kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. E.M. van der Burg en van de standpunten door de verdachte en zijn raadsman naar voren gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 11 januari 2013 in de gemeente Laren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten 25.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Sexclub [A] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- aan die [slachtoffer 1]een geldbedrag van 25.000 euro heeft/hebben gevraagd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1]meermalen, althans éénmaal, heeft/hebben geslagen in/op/tegen het gezicht en/of het achterhoofd, althans het hoofd en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1]heeft/hebben geslagen en/of gestompt op/tegen de neus, waardoor die [slachtoffer 1]ten val is gekomen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 1],

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Subsidiair
hij op of omstreeks 11 januari 2013 in de gemeente Laren, althans in arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1]
- meermalen, althans éénmaal, heeft/hebben geslagen in/op/tegen het gezicht en/of het achterhoofd, althans het hoofd en/of
- (vervolgens) heeft/hebben geslagen en/of gestompt op/tegen de neus, althans het hoofd, waardoor die [slachtoffer 1]ten val is gekomen,

waardoor voornoemde [slachtoffer 1]letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2.
hij op of omstreeks 11 januari 2013 in de gemeente Laren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een geldbedrag (van ongeveer 700 euro) uit de kassalade van Sexclub [A] (aangifte [slachtoffer 1] en/of Sexclub [A]) en/of
- een handtas van het merk Louis Vuitton (onder andere inhoudende een paspoort en/of een geldbedrag) (aangifte[benadeelde 1]) en/of
- een attachékoffer (zilverkleurig) (onder andere inhoudende een groot aantal pakjes sigaretten en een portemonnee) (aangifte[benadeelde 2]) en/of
- een handtas van imitatieleer (onder andere inhoudende een Blackberry en/of een geldbedrag) (aangifte[benadeelde 3]) en/of
- een herentas van het merk Louis Vuitton (onder andere inhoudende een rijbewijs en/of portemonnee en/of een geldbedrag (aangifte [benadeelde 4]) en/of
- een handtas van het merk Yves Saint Laurent (onder andere inhoudende een IPhone en/of sleutels en/of een geldbedrag) (aangifte [benadeelde 5]) en/of
- een handtas van het merk Louis Vuitton (onder andere inhoudende een zonnebril en/of paspoort en/of een rijbewijs) (aangifte [benadeelde 6]),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Sexclub [A] en/of[benadeelde 1] en/of[benadeelde 2] en/of[benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of[benadeelde 2] en/of[benadeelde 1] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- een gezichtsbedekkend masker heeft/hebben opgezet en/of (daarmee) het bargedeelte van Sexclub [A] heeft/hebben betreden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd, in elk geval op het lichaam, van die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 7]heeft/hebben gericht en/of
- één of meerdere zwaaiende beweging(en) heeft/hebben gemaakt met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan, althans zichtbaar aanwezig heeft/hebben gehad in nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 7]en/of die [benadeelde 5] en/of die [benadeelde 6]en/of (een) andere in het bargedeelte van Sexclub [A] aanwezige perso(o)n(en) en/of
- die [benadeelde 7]heeft/hebben geduwd en/of aan die [benadeelde 7]heeft/hebben getrokken en/of
- (daarbij) aan die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 7]de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld!" en/of "Alle camera's uit!" en/of "Je weet niet wie we zijn. We willen geld zien. Je hebt hier vast wel ergens geld liggen!" en/of "Ik wil die camerabeelden hebben!" en/of "We laten twee handgranaten ontploffen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke taal- en/of schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op vrijdagavond 11 januari 2013 vindt een overval plaats in Sexclub [A] in Laren, Noord-Holland. Vier mannen betreden het kantoor van de voorzitter van de club, [slachtoffer 1]. Eén van deze mannen, verdachte, gaat met [slachtoffer 1]naar een apart kamertje en vraagt [slachtoffer 1]om geld. [slachtoffer 1]weigert geld te geven. Wanneer [slachtoffer 1]en verdachte terug zijn in het kantoor, zijn ook de drie andere mannen daar aanwezig en krijgt [slachtoffer 1]een paar klappen tegen zijn hoofd. Twee mannen, niet zijnde verdachte, nemen geld uit een kassalade weg, alsmede handtassen en een attachékoffer, waarbij één van hen het gezicht met een masker heeft bedekt en een pistool in de hand heeft. Vervolgens hebben de mannen de seksclub verlaten.
Verdachte is op 7 mei 2013 aangehouden. Van de drie andere mannen ontbreekt ieder spoor.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte de hem onder 1. primair en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie heeft daarbij in het bijzonder gewezen op de aangifte en verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] en de getuigenverklaringen van een aantal in de seksclub aanwezige personeelsleden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte onder 1. primair en subsidiair en 2. ten laste gelegde feiten en heeft bepleit verdachte van deze feiten vrij te spreken. De verdediging heeft daarbij gewezen op de in de ter terechtzitting van 3 oktober 2013 overgelegde schriftelijke pleitnotities omschreven gronden, onder meer inhoudende dat verdachte alléén naar de seksclub is gegaan, hij de drie overvallers niet kende en dat deze mannen ook niet bij hem hoorden. Verdachte is op het verkeerde moment op de verkeerde plek aanwezig geweest. Hij heeft geen rol gespeeld bij de overval en van medeplegen was geen sprake.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij voornoemde onderzoeken ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Verdachte heeft verklaard [1] dat hij naar Sexclub [A] in Laren is gegaan. Volgens zijn verklaring heeft hij aangebeld, werd hij binnengelaten en is hij naar het kantoor van [slachtoffer 1] gegaan. Uit de verklaring kan worden opgemaakt dat het bezoek van verdachte aan [slachtoffer 1]was gericht op het verkrijgen van geld van [slachtoffer 1]. Verdachte verklaart:
“Ik zag [slachtoffer 1] zitten en hij begroette mij. … Even later kwamen er nog enkele mannen bij. We praatten wat en ik zei tegen [slachtoffer 1] dat ik hem eigenlijk onder 4 ogen wilde spreken. … Samen zijn we toen naar een kamertje gegaan. … Hij zei nou zeg het maar. Ik legde hem mijn situatie uit en vroeg hem of ik geld van hem kon krijgen. Ik zei tegen hem, dat ik hem vroeger ook geld geleend had. Hij sprong op en liep de kamer uit. Hij zei dat je daar nog om komt, dat is al zo lang geleden. Hij liep terug naar waar we eerst zaten en begon toen ineens tegen die andere drie mannen te schreeuwen. Hij riep dat hij geen geld ging geven en weet ik veel wat nog meer. Ik zei hem dat hij kalm aan moest doen, maar hij kreeg ineens een klap van een van die mannen.”
Naast verdachte waren ook drie andere mannen aanwezig. Verdachte heeft gesteld dat hij alléén naar [A] is gekomen en dat deze mannen niet bij hem hoorden.
De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of verdachte en de drie andere mannen bij elkaar hoorden en of sprake is geweest van
medeplegenvan een of meer strafbare feiten. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Getuige [getuige 1] bedrijfsleidster in [A] verklaart [2] over de avond van 11 januari 2013:
“Ik was in de [A] aan het werk. ... Als ik aan het werk ben, zit ik meestal aan het bureau, welke in de hal staat. … De voordeur bevindt zich, wanneer ik zit, op ongeveer 4 meter. … Ik heb op mijn bureau een monitor staan waarop de beelden van
4 camera’s te zien zijn. … Deze beelden .. zijn er alleen om te zien wie er op het terrein zijn of voor de deur staan. … Omstreeks 22.45 uur zag ik vier mannen de oprit oplopen. Ik zag dit op de monitor die ik zojuist omschreef. … De vier mannen zijn doorgelopen en de [A] ingekomen. ... De mannen liepen naar mijn bureau en een van de mannen vroeg naar [slachtoffer 1].… Voordat ik [slachtoffer 1] kon roepen, liepen de mannen naar het kantoor van [slachtoffer 1].”
Ook [slachtoffer 1]kan in zijn kantoor op tv-schermen live meekijken met de videobewaking en ziet vier personen het erf van [A] op komen lopen. Na een mededeling van de portier dat vier personen naar hem hadden gevraagd, betreden vier personen zijn kantoor. [3] Het voorgaande wordt ondersteund door de verklaring van getuige[benadeelde 2] [4] dat vier mannen binnen waren gekomen en door de verklaring van getuige[benadeelde 1]
[5] dat de mannen samen binnenkwamen.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van voornoemde verklaringen. Gelet op de inhoud van deze verklaringen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij alléén naar [A] is gekomen, dat hij bij aankomst de drie mannen niet heeft gezien en dat deze mannen niet bij hem hoorden, ongeloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden gesteld dat verdachte op het verkeerde moment op de verkeerde plek aanwezig is geweest – zoals door de raadsman is betoogd – maar staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte en de drie andere mannen gezamenlijk naar [A] zijn gegaan om een bezoek te brengen aan [slachtoffer 1].
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen worden vastgesteld dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de andere drie mannen. Daartoe overweegt de rechtbank niet alleen dat de mannen gezamenlijk naar [A] zijn gegaan, maar ook het navolgende.
Getuige[benadeelde 2] verklaart [6] dat toen verdachte en [slachtoffer 1]naar een andere kamer gingen, een van de andere mannen in de gang is blijven staan en dat, nadat verdachte en [slachtoffer 1]uit deze kamer waren gekomen, de mannen met z’n drieën weer naar het kantoor van [slachtoffer 1]zijn gegaan. Hetzelfde verklaart ook getuige[benadeelde 1] [7] . Getuige [benadeelde 2] verklaart voorts dat [benadeelde 4] in paniek tegen hem zei dat hij naar het kantoor van zijn vader moest gaan en vervolgens:
“Ik probeerde naar binnen te komen, maar toen was de deur gebarricadeerd. Ik moest erg hard duwen om binnen te komen. Er stond een vrij grote en stevige man voor de deur. Toen ik binnenkwam waren ze heftig aan het praten en duwen. … Ze schreeuwden ook tegen elkaar. … U vraagt mij wat ze schreeuwden. Ze kwamen om geld te halen. [slachtoffer 1] schreeuwde dat ze geen geld tegoed hadden en dat ze geen geld kregen. [slachtoffer 1] was in eerste instantie in gesprek met die [verdachte]. Die andere jongens bemoeiden zich ermee. Die schreeuwden dat ze geld moesten hebben. Ik weet de precieze volgorde niet meer, maar de kleine jongen heeft [slachtoffer 1] geduwd of geslagen. Die [verdachte] heeft dat ook gedaan…. Rechts van mij stond een jongen met iets in zijn hand, wat leek op een pistool. … Toen heeft de jongen met het normale postuur [slachtoffer 1] een klap in het gezicht gegeven. Die klap kwam op de neus van [slachtoffer 1] terecht. Deze jongen gaf deze klap met de rechterhand waarin hij ook het wapen had. Daardoor kwam de klap ook hard aan.”
Getuige [benadeelde 4] verklaart [8] :
“Op een gegeven moment keek ik om en zag ik dat de gordijnen van het kantoor dicht waren. Het zijn rolgordijnen van het plafond tot aan de grond en die zijn nooit dicht. Dat vond ik apart.”Ook getuige[benadeelde 1] verklaart [9] hierover:
“U vraagt mij of de gordijnen weleens vaker dichtzitten. Nee. … Ik zag dat de gordijnen opeens dichtzaten. Ik vond dat vreemd …”.Getuige [benadeelde 4]vervolgt zijn verklaring:
“Ik ben door de deur door een kiertje naar binnen gaan kijken. … Toen ik naar binnen keek zag ik dat mijn vader in elkaar dook en dat er drie gasten op hem insloegen. Dat waren die kleine man, de stevige man en de man met de bril.”
Ten slotte verklaart aangever [slachtoffer 1] [10] :
“[verdachte] vertelde me dat hij problemen had en geld nodig had. … Ik heb dus gezegd dat hij geen geld kreeg en dat er geen geld was en ik ook geen geld uitleende. … Ik ben vervolgens teruggelopen naar het kantoor. Daar heb ik direct tegen die mensen gezegd dat ik geen geld zou lenen en dat er ook geen geld was. … Ze deden gelijk de gordijntjes dicht. … De middelste man liet vervolgens een pistool zien, toen de kleine zei dat ze hier kwamen om geld te halen. … Ik schrok toen wel. … Vervolgens kreeg ik van die middelste een klap op mijn neus met een hard voorwerp. Ik stortte neer in een stoel. … U vraagt mij of ik nog van anderen klappen heb gehad in het kantoortje. … Het waren tikjes in mijn gezicht, het was intimidatie. … De tik van [verdachte] was omdat ik hem voor leugenaar uitmaakte”. Over de hoogte van het geldbedrag en over de klappen heeft aangever verklaard [11] :
“Ik dacht dat [verdachte] het ongeveer over EUR 25.000 had. … Op dit moment voelde ik ineens een harde klap op mijn achterhoofd. … Op dit moment sprong [verdachte] op van zijn stoel en zei ‘Wat, noem je mij een leugenaar? Direct gaf hij mij een harde klap met zijn gebalde vuist in mijn gezicht. … De vuistslag kwam in ieder geval op mijn mond. Ik voelde een enorme pijnscheut.”
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de drie andere mannen erop was gericht [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag. De vier mannen hebben een voor [slachtoffer 1]bedreigende situatie gecreëerd door de deur van het kantoor te sluiten waarbij een van de mannen voor de deur is gaan staan, de rolgordijnen naar beneden te doen, klappen uit te delen aan [slachtoffer 1]en hem een pistool of daarop gelijkend voorwerp te tonen. De rechtbank acht derhalve het onder 1. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2. ten laste gelegde in vereniging plegen van diefstal met geweld. Uit de diverse getuigenverklaringen blijkt dat twee van de andere mannen een geldbedrag, tassen en een attachékoffer hebben weggenomen. Niet is gebleken dat verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht, terwijl voorts naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs voorhanden is dat bij verdachte de wetenschap bestond dat de andere mannen spullen zouden meenemen danwel dat hij bewust het risico heeft aanvaard dat dit zou gebeuren.

5.BEWEZENVERKLARING

De verdachte dient van het onder 2. ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 11 januari 2013 in de gemeente Laren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten 25.000 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Sexclub [A] tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
- aan die [slachtoffer 1]een geldbedrag van 25.000 euro heeft gevraagd en
- die [slachtoffer 1]hebben geslagen tegen het gezicht en het achterhoofd en
- die [slachtoffer 1]heeft gestompt tegen de neus, waardoor die [slachtoffer 1]ten val is gekomen en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan die [slachtoffer 1],

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Van het onder 1. primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1. primair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1. primair en 2. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de eis rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit en met de gezondheidstoestand van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak van de aan verdachte onder 1. primair en subsidiair en onder 2. ten laste gelegde feiten, verzocht om geen straf op leggen. Betreffende de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de raadsman gesteld dat bij verdachte sprake is van een veelheid aan gezondheidsklachten.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat laat de rechtbank meewegen dat verdachte en zijn mededaders het slachtoffer niet alleen met geweld hebben bedreigd maar dat ook daadwerkelijk is overgegaan tot het toepassen van geweld. Verdachte en zijn mededaders hebben hierbij enkel gehandeld met het oog op het verkrijgen van geld en hebben geen rekening gehouden met de gevolgen van hun handelen voor het slachtoffer, voor wie een dergelijke gebeurtenis een uiterst nare en angstige of zelfs traumatische ervaring moet zijn geweest. Bovendien overweegt de rechtbank dat gebeurtenissen als deze in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg brengen.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar voor een
‘overval in een winkel (inclusief bank, benzinestation en postagentschap) met licht geweld/bedreiging bestaande uit een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel’, te vermeerderen met 1 jaar indien sprake is van ander geweld, of 3 jaar voor een
‘overval in een woning met licht geweld/bedreiging’, te vermeerderen met 2 jaar indien sprake is van ander geweld.
Nu sprake is van een overval op een werkplek, te weten een seksclub, zal de rechtbank eerstgenoemd oriëntatiepunt als uitgangspunt nemen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen verdachte en de drie mededaders, dat het slachtoffer klappen heeft gekregen en dat derhalve sprake is van méér dan een enkele ruk of duw en ten slotte dat een vuurwapen (of daarop gelijkend voorwerp) aan het slachtoffer is getoond.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de gezondheidssituatie van verdachte en de veelheid aan medische klachten zoals omschreven in een door de raadsman overgelegd schrijven d.d. 1 oktober 2013 van Huisartspraktijk Reinds te Amsterdam. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij met een deel van zijn (chronische) klachten reeds kampt sinds 2002. De rechtbank tekent hierbij echter aan dat deze gezondheidsklachten verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden het thans bewezen verklaarde feit te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft ten slotte rekening gehouden met:
  • een reclasseringsadvies (beknopt) d.d. 27 juni 2012, uitgebracht door R. Kaatman, reclasseringswerker van GGZ Inforsa te Amsterdam;
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 juli 2013.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat na te melden straf passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Voor aanvang van de terechtzitting hebben[benadeelde 2], [benadeelde 4] en [benadeelde 5] zich als benadeelde partijen in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde feit.
De benadeelde partijen[benadeelde 2], [benadeelde 4]en [benadeelde 5] dienen in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de verdachte van het hem onder 2. ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2010 met parketnummer 13.440582-07 veroordeeld tot (onder meer) een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, waarbij als algemene voorwaarde is gesteld dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van de bij voormeld vonnis van 26 juli 2010 aan verdachte opgelegde straf waarvan bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd.
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak van het in de onderhavige strafzaak met parketnummer 16.700773-13 ten laste gelegde, verzet tegen toewijzing van de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat de proeftijd is ingegaan op 6 juli 2012 en dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. De vordering tot tenuitvoerlegging kan derhalve worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande en het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de strafzaak met parketnummer 13.440582-07 door de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 26 juli 2010 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden toe te wijzen.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2. aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1. primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1. primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1. primair bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen [benadeelde 2], [slachtoffer 1]en [benadeelde 5]
- bepaalt dat de benadeelde partijen[benadeelde 2], [benadeelde 4] en [benadeelde 5] in hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 13.440582-07 door de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 26 juli 2010 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mrs. A. van Holten en R.C.J. Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2013.

Voetnoten

1.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, nummer PL1406 2013001818-33, opgemaakt door M.A. Smit en P. van Bokhorst, brigadiers van Politie Gooi- en Vechtstreek, en gesloten op 7 mei 2013 (pag. 22)
2.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige, nummer PL1406 2013001818-10, opgemaakt door R.J. Terpstra, hoofdagent van Politie Gooi- en Vechtstreek, en gesloten op 14 januari 2013 (pag. 86)
3.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, nummer PL1406 2013001818-1, opgemaakt door J. van Bohemen, hoofdagent van Politie Gooi- en Vechtstreek, en gesloten op
4.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige, nummer PL14NB 2013001818-3, opgemaakt door M.T.B. Heitmans, hoofdagent van Politie Gooi- en Vechtstreek, en gesloten op 12 januari 2013 (pag. 65)
5.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige, nummer PL14OR 2013001818-2, opgemaakt door M. Brouwer en P. van der Roest, respectievelijk brigadier en hoofdagent van Politie Gooi- en Vechtstreek, en gesloten op 12 januari 2013 (pag. 60)
6.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 september 2013
7.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 september 2013
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 september 2013
9.zie noot 7
10.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 september 2013
11.zie noot 3