ECLI:NL:RBMNE:2013:5684

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
15 november 2013
Zaaknummer
C-16-344130 - FL RK 13-1114
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om omgangsregeling tussen moeder en minderjarige

In deze zaak heeft de vrouw op 13 mei 2013 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, met het doel een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en haar minderjarige kind. De vrouw heeft gesteld dat de man, de vader van het kind, haar meerdere malen heeft aangespoord om zich tot Bureau Jeugdzorg te wenden voor de omgang. De vrouw heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, waarin een vergelijkbare situatie was behandeld. De rechtbank heeft de zaak op 16 augustus 2013 met gesloten deuren behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het minderjarige kind, geboren in 2001, onder toezicht is gesteld en dat de man het gezag over het kind uitoefent. Bureau Jeugdzorg heeft in deze procedure aangegeven dat de vrouw de vordering tegen de man moet instellen, aangezien zij enkel Jeugdzorg in rechte heeft betrokken. De rechtbank heeft de argumenten van de vrouw en de stellingen van Jeugdzorg zorgvuldig gewogen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de zaak waar de vrouw naar verwees niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. De rechtbank concludeert dat Jeugdzorg niet gehouden kan worden om een omgangsregeling na te komen, omdat de vrouw niet de man in de procedure heeft betrokken. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beslissing is genomen door mr. R.F. van Aalst, rechter en kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Y. Oosting, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Almere
zaaknummer: C/16/344130 / FL RK 13-1114
datum:

beschikking van de enkelvoudige familiekamer

inzake

[verzoekster],

wonende te [woonplaats],
advocaat mr. M.J.R. Roethof,
hierna als de vrouw aangeduid,
verzoekster,

BUREAU JEUGDZORG FLEVOLAND,

gevestigd te Almere,
hierna als Jeugdzorg aangeduid,
en

[belanghebbende]

wonende te [woonplaats],
hierna als de man aangeduid,
belanghebbende.

Het procesverloop

De vrouw heeft op 13 mei 2013 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift tot het vaststellen van een omgangsregeling ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • een F9-formulier d.d. 8 juli 2013 van de vrouw;
  • een brief d.d. 15 juli 2013 van de man;
  • een brief d.d. 25 juli 2013 van de vrouw, en
- een F9-formulier d.d. 5 augustus 2013 van de vrouw met bijlagen.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 16 augustus 2013.
Nadien heeft de rechtbank kennis genomen van:
  • een brief d.d. 29 augustus 2013 van de vrouw;
  • een brief d.d. 28 september 2013 van de man, en
  • een brief d.d. 3 oktober 2013 van Jeugdzorg.
Verschenen zijn:
- mr. Roethof, namens de vrouw;
- R.S. Pufflijk, gezinsvoogd, namens Jeugdzorg;
- de man.

Vaststaande feiten

Het minderjarige kind van de man en de vrouw is
[minderjarige], geboren op [2001] in de gemeente [geboorteplaats].
De man oefent alleen het gezag uit over de minderjarige.
De minderjarige is in november 2011 onder toezicht gesteld.

Beoordeling van de zaak

De vrouw heeft de rechtbank verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en de minderjarige, zoals beschreven in het petitum van het verzoekschrift.
De vrouw heeft gesteld dat de man haar er meerdere malen op heeft gewezen dat zij zich wat betreft de omgang met de minderjarige tot Jeugdzorg diende te wenden.
De vrouw heeft voorts gesteld dat de Rechtbank Amsterdam eerder in een soortgelijke zaak -betreffende een omgangsregeling waarbij het kind onder toezicht was gesteld van Jeugdzorg - een dagvaarding van Jeugdzorg heeft toegestaan. De rechtbank Amsterdam heeft in die procedure, bij een eventuele voortzetting daarvan, de vader toegestaan in plaats van uitsluitend Jeugdzorg, ook de moeder te dagvaarden.
Gelet hierop heeft de vrouw Jeugdzorg in rechte betrokken, in plaats van de man.
Jeugdzorg stelt zich op het standpunt dat niet hij maar de rechtbank Zwolle-Lelystad een omgangsregeling heeft vastgesteld terwijl Jeugdzorg de omgang evenmin heeft stopgezet. Ten slotte beperkt Jeugdzorg de contacten tussen de vrouw en de minderjarige niet. De vergelijking met de door de vrouw genoemde zaak gat daarom niet op. Jeugdzorg is van mening dat de vrouw de vordering moet instellen tegen de man, temeer omdat Jeugdzorg in november 2013 geen verzoek meer zal indienen om de ondertoezichtstelling te verlengen.
De rechtbank is met Jeugdzorg is de rechtbank van oordeel dat de zaak waar de vrouw naar verwijst (Vonnis in kort geding van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2012, zaaknummer 514828 / KG ZA 12-495 SR/MRSB) niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. In dit geval heeft Jeugdzorg zich immers op geen enkele manier uitgelaten over de omgang en daarnaast heeft de vrouw uitsluitend Jeugdzorg in rechte betrokken en niet ook de man. Daarnaast geldt dat de omstandigheid dat de man de man de vrouw erop gewezen zou hebben dat zij zich wat betreft de omgang met de minderjarige tot Jeugdzorg moest wenden, er niet toe kan leiden dat Jeugdzorg gehouden kan worden een eventuele omgangsregeling na te komen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom afwijzen.

Proceskosten

Gelet op de status van partijen ten opzichte van elkaar zal de rechtbank de kosten van de procedure in die zin compenseren, dat beiden de eigen kosten zullen dragen.

Beslissing

De rechtbank:
Wijst het verzoek af.
Compenseert de proceskosten in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Aldus gegeven door mr. R.F. van Aalst, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Oosting, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
Hoger beroep
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.