ECLI:NL:RBMNE:2013:5636

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
16-701344-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een baby door de vader met vrijspraak voor zwaar lichamelijk letsel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 november 2013, is de verdachte, een vader, beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn 8 weken oude dochter. De rechtbank heeft op basis van het bewijs vastgesteld dat de verdachte zijn kind heeft mishandeld door haar in de bovenarm en het bovenbeen te knijpen, wat resulteerde in blauwe plekken. De verdachte werd echter vrijgesproken van de beschuldiging van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij verantwoordelijk was voor de ribfracturen van het kind. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, ondanks de bezwaren van de verdediging over de rechtmatigheid van het bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, door zijn impulsieve gedrag en ADHD, verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank besloot uiteindelijk om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de mishandeling plaatsvond en de gevolgen voor het gezin. De zaak benadrukt de kwetsbaarheid van jonge kinderen en de verantwoordelijkheden van ouders in hun verzorging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701344-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 november 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
Geboren op [1982] te [geboorteplaats],
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. M.N. Guntenaar, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1: zijn kind (meermalen) zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar borstkas/romp te omvatten en met kracht samen te drukken en/of in die borstkas te knijpen (
primair), dan wel heeft geprobeerd zijn kind zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
subsidiair), dan wel zijn kind heeft mishandeld, ten gevolge waarvan zij zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden (
meer subsidiair);
Ten aanzien van feit 2: zijn kind (meermalen) heeft mishandeld, door haar in de bovenarm en/of het bovenbeen te knijpen/drukken, waardoor zij letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. De verdediging voert daartoe aan dat de officier van justitie de vordering 126nf van het Wetboek van Strafvordering niet had mogen doen teneinde de gespreksverslagen van de psycholoog van verdachte op te vragen, omdat deze informatie niet valt onder het begrip ‘gevoelige informatie’ als bedoeld in artikel 126nf Wetboek van Strafvordering. De inhoud van deze gesprekverslagen hebben vervolgens inhoud gegeven aan het verdere onderzoek. Er is derhalve sprake van een vormverzuim, waardoor de beginselen van een goede procesorde zijn geschonden en een inbreuk is gemaakt op het recht op een eerlijke behandeling.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een vormverzuim waardoor een schending van de beginselen van een goede procesorde heeft plaatsgevonden. De officier van justitie heeft hierbij gewezen op het feit dat het onderzoek niet, zoals door de verdediging gesteld, is aangevangen met de informatie van de psycholoog, alsmede op het feit dat de rechter-commissaris de vordering heeft getoetst en een machtiging heeft verleend. Ook wijst de officier van justitie op het feit dat verdachte in zijn verhoor bij de politie toestemming heeft gegeven voor verstrekking van informatie van zijn psycholoog. Het openbaar ministerie dient derhalve ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtsregel is die zich er tegen verzet dat de officier van justitie een vordering ex artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering doet teneinde gevoelige gegevens op te vragen bij de psychotherapeut en de huisarts. Niet is aannemelijk geworden dat de officier van justitie de vordering ex artikel 126nf Sv op oneigenlijke wijze heeft gebruikt, zoals door de verdediging wordt gesteld. Bij het opvragen van gegevens bij een huisarts en een psychotherapeut moet er immers vanuit worden gegaan dat deze gegevens (mede) gevoelige gegevens bevatten, waaronder gegevens omtrent de gezondheid. Artikel 126nf Sv beoogt juist het belang van de verdachte te beschermen door de bevoegdheid van artikel 126nf aan zwaardere voorwaarden te binden dan de bevoegdheid tot het vorderen van andere gegevens. Door de weg van artikel 126nf te volgen heeft de officier van justitie de belangen van verdachte geëerbiedigd. De rechter-commissaris heeft de vordering aan de hand van het dossier getoetst en een machtiging verleend. Met de door de verdediging aangedragen motivering kan de rechtbank niet tot conclusie komen dat er sprake is een van schending van de goede procesorde, dan wel dat er sprake is van een vormverzuim waardoor de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat er sprake zou zijn van een vormverzuim en stelt vast dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 2:
Huisarts [huisarts] heeft verklaard dat op 12 juni 2012 een man, een vrouw en een zoon en dochter kwamen in zijn praktijk. De huisarts heeft de dochter onderzocht. Hij heeft daarbij op haar linkerbovenbeen blauwe plekken/bloeduitstortingen gezien. [2] De familienaam is [familienaam]. [3] Op 19 juni 2012 heeft de huisarts een tweede afspraak met de ouders gehad. De man heeft toen gezegd dat hij bij het verlaten van de spreekkamer op 12 juni 2012 tegen zijn vrouw had gezegd: “dat heb ik misschien gedaan”. [4]
Deskundige L.M. Spooren van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling heeft geconcludeerd dat onderhuidse bloeduitstortingen zeldzaam zijn bij kinderen jonger dan zes maanden. [5] Onderhuidse bloeduitstortingen zijn bij een niet zelfstandig mobiel kind, bij het ontbreken van een passende accidentele toedracht, zeer verdacht voor een niet-accidentele oorzaak van de onderhuidse bloeduitstortingen. Onderhuidse bloeduitstortingen ontstaan als gevolg van een botsende en/of samendrukkende uitwendig inwerkende kracht (of krachten) met of door een stomp voorwerp. [6]
[A] heeft verklaard verdachte onder behandeling te hebben gehad vanaf oktober/november 2011. [7] Voorts heeft zij verklaard dat alles wat zij heeft gehoord van [verdachte] heeft gehoord. [A] heeft verklaard dat er een moment is voorgevallen waarin [verdachte] zijn impulsen niet onder controle heeft gehouden. Zij heeft verklaard dat zij het dan over het blauwe plekje op het beentje van [slachtoffer] heeft en het moment dat hij [slachtoffer] vasthad en te hard in haar beentje kneep waardoor er een blauwe plek is ontstaan. Zij heeft verklaard dat [verdachte] haar heeft uitgelegd dat hij [slachtoffer] vasthad en met zijn linkerarm het beentje van [slachtoffer] vasthad en dat ze zo aan het huilen was dat hij op een gegeven moment uit een soort van verkramping en frustratie heeft geknepen en een fractie van een seconde later dacht ‘wat gebeurt hier’. [8] Voorts heeft [A] verklaard dat [verdachte] zei: “ik zag haar armpjes omhoog gaan en ze begon hard te huilen”. Zij heeft verklaard dat [verdachte] dit op 12 juni 2012 aan haar heeft verteld. [9]
In verslagen van gesprekken tussen de psycholoog en verdachte is door de psycholoog met betrekking tot 12 juni 2012 genoteerd: ‘is gisteren niet goed gegaan: is hardhandig met [slachtoffer] omgegaan nadat zijn emmer vol was gelopen. Heeft haar toen in een moment van verstandsverbijstering hardhandig vastgepakt waardoor ze nu een blauwe plek heeft op haar been’. [10]
Verdachte heeft verklaard op 11 juni 2012 alleen thuis (de rechtbank begrijpt: te Vleuten) te zijn geweest met [slachtoffer]. [11]
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht op basis van het dossier feit 1 meer subsidiair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft zich bij het voornoemde gebaseerd op de nader in het ter zitting overgelegde schriftelijk requisitoir omschreven gronden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten, alsmede het onder 2 ten laste gelegde feit. De verdediging heeft daarbij gewezen op de in het ter zitting overgelegde schriftelijk pleidooi omschreven gronden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, omdat ten aanzien van die feiten onvoldoende bewijs is waaruit vast is komen te staan dat verdachte de ribfracturen bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verdediging heeft aangevoerd dat de gespreksverslagen van de psycholoog moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat dit bewijs onrechtmatig is verkregen daar de officier van justitie geen vordering ex artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering had mogen doen, alsmede omdat de gespreksverslagen tal van onjuistheden bevatten, waardoor de gespreksverslagen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtsregel is die zich er tegen verzet dat de officier van justitie een vordering ex artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering doet. De rechter-commissaris heeft de vordering aan de hand van het dossier getoetst en een machtiging verleend. De deskundige heeft zich niet beroepen op haar verschoningsrecht. Met de door de verdediging aangedragen motivering kan de rechtbank niet tot conclusie komen dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging.
De rechtbank ziet voorts in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van hetgeen de psycholoog heeft vastgelegd in de gespreksverslagen met verdachte. De aantekeningen van de psycholoog over het gesprek met verdachte op 12 juni 2012 zijn dermate concreet en specifiek dat daarin geen enkele aanleiding is te vinden dat deze onbetrouwbaar zou zijn. Daarbij geldt nog dat [A] in het verhoor bij de politie heeft bevestigd wat verdachte aan haar heeft verteld over het ontstaan van de blauwe plek op het beentje van [slachtoffer] en zij heeft in dat verhoor zelfs voorgedaan hoe verdachte destijds aan haar heeft voorgedaan hoe hij [slachtoffer] vasthad op het moment dat hij in haar beentje kneep. Ook omschrijft zij dat verdachte heeft verteld dat [slachtoffer] reageerde door haar armpjes omhoog te doen en hard te huilen. Voorts bevestigt [A] in haar verhoor bij de politie dat zij alles wat zij weet gehoord heeft van verdachte zelf. De rechtbank constateert dat de verklaringen van [A] geheel in lijn zijn met de gespreksverslagen, zodat de rechtbank ook daarin geen reden ziet om aan de betrouwbaarheid van deze gespreksverslagen te twijfelen. De rechtbank is daardoor van oordeel dat de gespreksverslagen wel als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en niet worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank verwerpt derhalve ook op deze grond het verweer van de verdediging.
Het letsel
Uit de forensisch-medische rapportage d.d. 20 maart 2013, van L.M. Spooren van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling, blijkt ten aanzien van de onderhuidse bloeduitstortingen dat het exacte ontstaansmoment niet is te dateren. In het algemeen kan gesteld worden dat bloeduitstortingen na een termijn van ongeveer twee weken met het blote oog niet meer zichtbaar zijn. Dit betekent dat de bloeduitstortingen zijn ontstaan in de periode van 1 juni 2012 tot en met 14 juni 2012.
Voorts blijkt uit de forensisch-medische rapportage dat onderhuidse bloeduitstortingen bij een baby van jonger dan zes maanden bij het ontbreken van een passende accidentele toedracht, zeer verdacht zijn voor een niet-accidentele oorzaak. Nu de getuigen, noch verdachte hebben verklaard over een accidentele oorzaak van de onderhuidse bloeduitstortingen en uit het forensisch-medische rapport blijkt dat normale verzorgingshandelingen, alsmede het gebruik van de Pacco niet kunnen leiden tot dergelijke onderhuidse bloeduitstortingen en evenmin sprake is van lichamelijke aandoeningen die de onderhuidse bloeduitstortingen zouden kunnen verklaren, staat volgens de rechtbank vast dat er sprake is van een niet-accidentele oorzaak van de onderhuidse bloeduitstortingen.
Door wie veroorzaakt?
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van verdachte vast dat verdachte alleen is geweest met [slachtoffer] in de periode van 1 juni 2012 tot en met 14 juni 2012. Voorts heeft verdachte bij zijn psycholoog [A] verklaard dat hij [slachtoffer] uit een soort van verkramping en frustratie in haar beentje heeft geknepen, waardoor een blauwe plek op haar beentje was ontstaan.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte degene is geweest die de blauwe plekken op het beentje van [slachtoffer] heeft veroorzaakt. De rechtbank baseert dit oordeel op de uitlatingen die verdachte heeft gedaan bij zijn psycholoog [A]. De verdachte heeft verklaard dat dit slechts gedachtegangen waren, die als feiten zijn opgevat. De rechtbank volgt deze verklaring echter niet, omdat door de psycholoog allerlei feitelijkheden worden gegeven die niet passen bij de verklaring dat het slechts om een gedachtegang zou gaan. De psycholoog heeft tijdens het verhoor bij de politie voorgedaan hoe verdachte aan haar heeft voorgedaan dat hij in het beentje van [slachtoffer] heeft geknepen, waardoor de blauwe plek is ontstaan. Ook verklaart zij over de reactie die [slachtoffer] daarop volgens verdachte gaf.
Opzet
De dochter van verdachte was nog een (pasgeboren) baby ten tijde van het ten laste gelegde. De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat baby's, zeker baby's van slechts enkele weken oud, uiterst kwetsbaar zijn en niet hardhandig of met geweld behandeld mogen worden. Uit de forensisch-medische rapportage van L.M. Spooren blijkt dat onderhuidse bloeduitstortingen ontstaan als gevolg van een botsende en/of samendrukkende uitwendig inwerkende kracht (of krachten) met of door een stomp voorwerp. Verdachte heeft bij zijn psycholoog verklaard dat hij [slachtoffer] in een moment van frustratie te hardhandig heeft vastgepakt, waardoor de blauwe plek is ontstaan. Onder deze omstandigheden laten de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat hij door zijn handelen pijn en letsel bij zijn kind zou veroorzaken bewust heeft aanvaard.
Blauwe plekken op arm
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan knijpen/drukken op de linkerarm van [slachtoffer], waardoor een blauwe plek is ontstaan. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de verklaringen die verdachte bij verschillende gelegenheden heeft afgelegd tegenover verschillende getuigen, steeds alleen wordt gesproken over knijpen in het beentje van [slachtoffer], waardoor op het beentje een blauwe plek is ontstaan. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 01 juni 2012 tot en met 14 juni 2012 te Vleuten, opzettelijk mishandelend [slachtoffer], zijn verdachtes kind, in linkerbovenbeen heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn kind.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 meer subsidiair en onder 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 185 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en verplichte ambulante behandeling bij De Waag.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken voor de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten, alsmede voor het onder 2 ten laste gelegde feit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn dochter, een baby van acht weken oud. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij een weerloos kind van 8 weken oud, dat op dat moment voor haar welzijn en verzorging van hem afhankelijk was, niet de geborgenheid en veiligheid heeft geboden die zij nodig had en waar zij recht op had.
Over verdachte is een rapportage pro justitie opgemaakt d.d. 3 januari 2013 door M.L.I.M. van Thiel, psychiater. Uit deze rapportage komt naar voren dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de zin van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Deze komt bij verdachte onder andere tot uiting in innerlijke onrust, ongeduld en impulsief gedrag. De genoemde stoornis is inmiddels met behulp van medicatie grotendeels in remissie. Het ten laste gelegde kan geacht worden grotendeels te zijn beïnvloed door een combinatie van ADHD en zijn verminderd vermogen om aan situaties, waarin hij geconfronteerd wordt met machteloosheid, het hoofd te bieden. Verdachte kan daardoor als verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
Uit het reclasseringsrapport van 25 januari 2013 door D. van den Hazel, reclasseringswerker, blijkt dat verdachte zelfstandig de weg naar hulpverlening heeft gevonden en onder behandeling is bij De Waag. Ter zitting is door deskundige P.J.H. Hover, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, verklaard dat de behandeling bij De Waag inmiddels is afgerond. Voorts heeft de deskundige verklaard dat verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en het recidiverisico is afgenomen. De deskundige is van mening dat het reclasseringstoezicht kan worden afgebouwd.
De rechtbank houdt rekening met voornoemde rapporten en de mondelinge toelichting door P.J.H. Hover ter zitting, alsmede met het feit dat uit zijn justitiële documentatie d.d. 17 september 2013 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte sinds de aangifte van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling een jaar lang in onzekerheid heeft gezeten. De dochter van verdachte is direct na de melding uit huis geplaatst en pas na een half jaar weer terug geplaatst bij verdachte en zijn vrouw. Dit is ingrijpend geweest voor het gezin. Verdachte heeft in de tussentijd zelf hulp gezocht en een behandeling gevolgd bij De Waag. Deze behandeling is inmiddels afgerond. De reclassering ziet daarnaast geen aanleiding om het reclasseringstoezicht te continueren. Voorts heeft verdachte ter zitting verklaard dat het goed gaat met zijn gezin. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat er ten tijde van het delict sprake was van een verminderde impulscontrole bij verdachte, omdat het een zware periode was voor het gezin, mede als gevolg van de refluxklachten van de kinderen. De rechtbank ziet op grond van het hiervoor overwogene en het feit dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, slechts tot een bewezenverklaring van feit 2 komt, aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een straf weinig toevoegt aan de consequenties die verdachte reeds heeft ondervonden. Dit brengt met zich dat verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair, subsidiair en meersubsidiair:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair, subsidiair en meersubsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn kind.
Strafbaarheid:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging:
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Voorlopige hechtenis:
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, voorzitter,
mrs. R.P. den Otter en J.A. Schuman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2013.
Mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
Primair
hij op of omstreeks de periode van 15 mei 2012 tot en met 14 juni 2012 te
Vleuten, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, aan [slachtoffer]
, zijn verdachtes kind, (meermalen) telkens opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (meerdere ribfracturen), heeft toegebracht, door
opzettelijk met zijn hand(en) de borstkas/romp van die [slachtoffer] te omvatten
en/of (vervolgens) met kracht de borstkas/romp samen te drukken en/of met
kracht op de borstkas/romp te drukken en/of in die borstkas/romp te knijpen
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks de periode van 15 mei 2012 tot en met 14 juni 2012 te Vleuten, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer],
zijn verdachtes kind, (meermalen) telkens opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel (meerdere ribfracturen) toe te brengen, met dat opzet met zijn
hand(en) de borstkas/romp van die [slachtoffer] te omvatten en/of (vervolgens) met
kracht de borstkas/romp samen te drukken en/of met kracht op de borstkas/romp
te drukken en/of in die borstkas/romp te knijpen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks de periode van 15 mei 2012 tot en met 14 juni 2012 te
Vleuten, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, (meermalen)
telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffer], zijn verdachtes kind, met zijn
hand(en) de borstkas/romp heeft omvat en/of (vervolgens) de borstkas/romp heeft samen gedrukt en/of met kracht op de borstkas/romp heeft gedrukt en/of
in die borstkas/romp heeft geknepen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer]
zwaar lichamelijk letsel (meerdere ribfracturen), althans enig lichamelijk
letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks de periode periode van 01 juni 2012 tot en met 14 juni
2012 te Vleuten, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht,
(meermalen) telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffer], zijn verdachtes
kind, in/op de (linker) bovenarm en/of (linker)bovenbeen heeft
geknepen/gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0910 2012150175 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [huisarts], d.d. 24 juli 2012, p. 33.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [huisarts], d.d. 24 juli 2012, p. 32.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [huisarts], d.d. 24 juli 2012, p. 34.
5.Een schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een (afzonderlijk) forensisch-medische rapportage inzake [slachtoffer], geboortedatum [2012], d.d. 20 maart 2013, door L.M. Spooren, p. 13.
6.Een schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een (afzonderlijk) forensisch-medische rapportage inzake [slachtoffer], geboortedatum [2012], d.d. 20 maart 2013, door L.M. Spooren, p. 22.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [A], d.d. 21 augustus 2012, p. 63.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [A], d.d. 21 augustus 2012, p. 64.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [A], d.d. 21 augustus 2012, p. 65.
10.Een schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten gespreksverslagen van psycholoog [A] d.d. 4 november 2011 t/m 20 juli 2012, p. 260.
11.Een schriftelijk bescheid, als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een schriftelijk verhoor van verdachte, d.d. 1 november 2013, p. 471.