ECLI:NL:RBMNE:2013:5569

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
C-07-205273 - HL ZA 12-225
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht bij geschil over levering en gebrekkige producten tussen TAE Torantriebssysteme GmbH en Damm Deuren B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vordert TAE Torantriebssysteme GmbH (hierna: TAE) betaling van Damm Deuren B.V. (hierna: Damm) voor geleverde producten. TAE heeft op 9 maart 2011 drie Torantriebssysteme geleverd aan Damm en een factuur van € 24.410,00 gestuurd. Damm heeft deze factuur betaald, maar er is onduidelijkheid over de overeenkomst tussen partijen. Damm stelt dat zij een overeenkomst heeft gesloten met Globatec, die op haar beurt een overeenkomst met TAE heeft gesloten. TAE heeft echter facturen naar Damm gestuurd, wat leidt tot een geschil over de betalingsverplichting.

Damm heeft in reconventie een vordering ingesteld tegen TAE, waarin zij stelt dat de geleverde producten gebrekkig zijn en dat zij schade heeft geleden. Damm beroept zich op artikel 6:186 BW, dat stelt dat een product gebrekkig is als het niet de veiligheid biedt die men ervan mag verwachten. De rechtbank oordeelt dat Damm onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering, omdat de schade niet valt onder de limitatieve opsomming van artikel 6:190 BW. De rechtbank draagt TAE op om te bewijzen dat er een overeenkomst is gesloten met Damm over de levering van de producten.

De rechtbank houdt de beslissing in reconventie aan totdat in conventie is beslist. Dit vonnis is gewezen op 27 november 2013 door mr. A.P. de Jong-de Goede en is openbaar uitgesproken. De zaak wordt vervolgd op 8 januari 2014, waarbij TAE de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/07/205273 / HL ZA 12-225
Vonnis van 27 november 2013
in de zaak van
gesellschaft mit beschränkter haftung
TAE TORANTRIEBSSYSTEME GMBH,
gevestigd te Berlijn,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.A.J. Raaijmaakers te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DAMM DEUREN B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Doornbos te Groningen.
Partijen zullen hierna TAE en Damm genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 april 2013
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte overlegging producties in conventie
  • het proces-verbaal van comparitie van 15 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
TAE heeft op 9 maart 2011 drie “Torantriebssysteme” geleverd aan Damm.
Op 7 maart 2011 heeft TAE voor deze levering een factuur aan Damm gestuurd voor een bedrag van € 24.410,00.
2.2.
Per email van 15 juni 2011 schrijft mevrouw[A] van Globatec aan[B] van Damm:
“Herr [C] hat gerade mit[D] besprochen, dass die Rechnung TAE heute per Blitzüberweisung bezahlt werden soll.
Die Bankdaten für Auslandsüberweisung sind:
(…)”
In de mail volgt een bankrekeningnummer.
Damm heeft de factuur van € 24.410,00 overgemaakt op dit bankrekeningnummer.
Het bankrekeningnummer blijkt later van TGA Elektronik te zijn.
2.3.
Op 25 juni 2011 schrijft de heer [E] van TGA Elektronik aan de heer[F] van TAE, voor zover hier van belang:
“am 24.06.2011 is irrtümlicher Weise ein Zahlungseingang in Höhe von 24.410 Euro von der Firma Damm Deuren auf meinem Konto gutgeschrieben worden.
Dieze Zahlung war wohl für die Firma TAE bestimmt.”
2.4.
TAE heeft op 27 juli 2011 twee “Schnellauftorantriebe” geleverd aan Damm.
Op 26 augustus 2011 heeft TAE voor deze levering een factuur aan Damm gestuurd voor een bedrag van € 1.150,00.
2.5.
Bij brief van 8 februari 2012 heeft Damm aan TAE geschreven dat de geleverde ‘Antrieben mit Frequentzumrichter’ gebreken vertonen.
2.6.
Bij brief van 23 maart 2012 heeft TAE gereageerd, waarbij zij de gebreken betwistte en bovendien aangaf dat dit de eerste keer was dat Damm dergelijke problemen aangaf, terwijl de producten vele maanden eerder waren geleverd en dat TAE niet de kans is gegeven de problemen op te lossen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
TAE vordert  samengevat – uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van Damm tot betaling van € 25.560,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente, kosten van het geding en nakosten.
3.2.
Damm voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Damm vordert  samengevat – uitvoerbaar bij voorraad:
primair: veroordeling van TAE om de gebrekkige producten terug te nemen onder vergoeding van de koopprijs en vergoeding van de geleden schade van € 150.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente,
subsidiair: een zodanig schadebedrag vast te stellen als door de rechtbank in goede justitie te bepalen
en veroordeling in de kosten van het geding.
3.5.
TAE voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Nu de eisende partij een in Duitsland gevestigde vennootschap betreft, zal de rechtbank eerst ingaan op de bevoegdheid van de rechtbank en op het toepasselijke recht.
Op grond van art. 2 van de toepasselijke EEX-Verordening is de Nederlandse rechter bevoegd nu gedaagde haar woonplaats heeft in Nederland.
Op grond van art. 4 lid 1 sub a van de toepasselijke Rome I-Verordening is bij de verkoop van roerende zaken in principe van toepassing het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. TAE stelt echter in de dagvaarding dat zij ervan uit gaat dat Damm geen bezwaar zal maken tegen de toepassing van het Nederlandse recht. In de conclusie van antwoord reageert Damm hier niet op, maar baseert wel haar verweer op het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank begrijpt hieruit een rechtskeuze niet alleen van TAE, maar ook van Damm voor het Nederlandse recht, hetgeen ingevolge art 3 van de Rome I-Verordening mogelijk is.
Inhoudelijk
4.2.
TAE stelt dat Damm de geleverde producten bij TAE heeft besteld en dat Damm derhalve aan TAE dient te betalen, hetgeen tot op heden niet is gebeurd.
4.3.
Damm verweert zich en stelt daartoe dat Damm een overeenkomst heeft gesloten met Globatec. Globatec heeft een overeenkomst gesloten met TAE en TAE heeft vervolgens rechtstreeks aan Damm geleverd. TAE dient haar wederpartij ten aanzien van de overeenkomst aan te spreken, te weten Globatec.
TAE heeft ten onrechte facturen naar Damm gestuurd in plaats van naar Globatec. Damm heeft voor de producten die zij bij Globatec heeft besteld, betaald op een door Globatec doorgegeven rekeningnummer. Dat Globatec abusievelijk een foutief rekeningnummer had opgegeven valt binnen de risicosfeer van Globatec. Het rekeningnummer was van TGA Elektronik, een Duits bedrijf, dat thans in staat van faillissement verkeert. Het overgemaakte bedrag is niet terugbetaald aan Damm.
4.4.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat door Damm producten zijn besteld en dat deze door TAE zijn geleverd aan Damm. TAE baseert haar vordering op een overeenkomst tussen TAE en Damm. Nu dit gemotiveerd wordt betwist is het aan TAE haar stellingen te bewijzen. De rechtbank zal TAE dit bewijs opdragen.
De rechtbank overweegt nog dat Damm ter onderbouwing van haar verweer verwijst naar een schriftelijke order gericht aan Globatec van 23 november 2010. De op deze order vermelde artikelnummers wijken echter af van de nummers op de facturen. Desgevraagd heeft Damm ter comparitie geantwoord dat de facturen betrekking hebben op deze order. Dit acht de rechtbank onvoldoende om de stelling van Damm te onderbouwen.
4.5.
Indien TAE het bewijs (mede) wenst te leveren door schriftelijke stukken of andere gegevens, dient TAE deze afzonderlijk bij akte in het geding te brengen. Indien TAE het bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dient TAE dit in de akte te vermelden en de verhinderdata op te geven van alle partijen en van de op te roepen getuigen. De rechtbank zal dan vervolgens een dag en uur voor een getuigenverhoor bepalen.
De rechtbank verwacht dat het verhoor per getuige 45 minuten zal duren. Als TAE verwacht dat het verhoor van een getuige langer zal duren dan de hiervoor vermelde duur, kan dat in de te nemen akte worden vermeld.
in reconventie
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.6.
Op grond van art. 6 lid 3 van de toepasselijke EEX-Verordening is de Nederlandse rechter bevoegd nu de vordering voortspruit uit de overeenkomst of het rechtsfeit waarop de oorspronkelijke vordering is gegrond.
De rechtbank begrijpt uit de grondslag van de vordering in reconventie en het verweer van TAE dat partijen ook in reconventie een rechtskeuze hebben gemaakt voor het Nederlandse recht, hetgeen ingevolge art 3 van de Rome I-Verordening mogelijk is.
Inhoudelijk
4.7.
Damm stelt dat de door TAE geleverde elektromotoren door Damm zijn geïnstalleerd bij klanten, maar dat deze klanten problemen ervoeren na ingebruikname. De elektromotoren voldeden niet aan de Europese regelgeving (CE richtlijnen) en TÜV-verklaringen ontbraken. Door de elektromotoren worden overige machines verstoord en dit kan tot bijkomende productiefouten leiden. Na klachten heeft Damm de gebrekkige apparatuur vervangen. De problemen zijn bij TAE al eerder gemeld dan bij brief van 8 februari 2012.
Damm beroept zich op art. 6:186 lid 1 BW waarin staat dat een product gebrekkig is, indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten. De gebreken aan de elektromotoren hebben bijkomende schade veroorzaakt aan de hieraan verbonden technische componenten en hebben bovendien de gebruikers van deze elektromotoren aan gevaar blootgesteld. TAE is als producent aansprakelijk voor de schade.
4.8.
TAE verweert zich. Zij betwist de klachten en stelt dat de producten reeds in maart 2011 geleverd zijn, terwijl TAE voor het eerst bij brief van 8 februari 2012 heeft geklaagd, hetgeen te laat is ingevolge art. 6:89 BW. TEA is niet in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen. Zij betwist dat er sprake is van een gebrekkig product en zij betwist de schade.
4.9.
De rechtbank overweegt dat art. 6:190 BW een limitatieve opsomming geeft van de soorten schade waarvoor de producent ingevolge art. 6:185 BW voor een gebrekkig product – zoals dit omschreven wordt in art. 6:186 BW - aansprakelijk is. Dit betreft de volgende soorten schade:
a. schade door dood of lichamelijk letsel;
b. schade door het product toegebracht aan een andere zaak die gewoonlijk voor gebruik of verbruik in de privésfeer is bestemd en door de benadeelde ook hoofdzakelijk in de privésfeer is gebruikt of verbruikt.
Desgevraagd heeft Damm ter comparitie nog gezegd dat de schade vermogensschade is en geen fysieke schade. De motoren zijn vervangen en dat is de schade.
De rechtbank overweegt dat uit de stellingen van Damm volgt dat er geen sprake is van schade door dood of letsel en voorts dat door Damm niet dan wel onvoldoende is gesteld om te kunnen zeggen dat er sprake is van schade door de producten toegebracht aan àndere zaken die bovendien hoofdzakelijk in de privésfeer worden gebruikt. Reeds daarom komt Damm geen vordering ingevolge art. 6:186 lid 1 BW toe. Nu Damm zich uitdrukkelijk beroept op art. 6:186 lid 1 BW, zal de vordering worden afgewezen.
4.10.
Teneinde de mogelijkheden van hoger beroep van de vordering in reconventie gelijk te laten lopen met de mogelijkheden van hoger beroep in conventie zal de rechtbank de beslissing in reconventie aanhouden, totdat in conventie wordt beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
draagt TAE op om te bewijzen dat tussen TAE en Damm een overeenkomst is gesloten over de levering van de producten waarop de twee facturen betrekking hebben waarvan TAE in deze betaling vordert;
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag
8 januari 2014teneinde TAE in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze TAE bewijs wil leveren;
5.3.
bepaalt dat, indien TAE (mede) bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, TAE die stukken op die rolzitting in het geding moet brengen;
5.4.
bepaalt dat, indien TAE bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, TAE op die rolzitting:
- de namen en woonplaatsen van de getuigen dient op te geven;
- moet opgeven op welke dagen alle partijen, hun (eventuele) advocaten/gemachtigden en de getuigen
in de drie maanden nadienverhinderd zijn; TAE dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
5.5.
bepaalt dat:
- voor het opgeven van verhinderdata geen uitstel zal worden verleend
;
- indien TAE geen gebruik maakt van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven de rechter eenzijdig een datum zal bepalen waarvan dan in beginsel geen wijziging meer mogelijk is;
- het getuigenverhoor zal kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien bij de opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen zijn vrijgelaten;
5.6.
bepaalt dat de datum van het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden gewijzigd nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
5.8.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2013. [1]

Voetnoten

1.type: A.P.