Op 11 november 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van grote hoeveelheden verdovende middelen. De verdachte, geboren in 1981 in Marokko, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van 5.100 gram henneptoppen en 63.100 gram hasj op 20 juli 2013 te Harmelen. Tijdens de zitting op 28 oktober 2013 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging werd gewijzigd en de rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de verdovende middelen in de bestelauto, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet aannemelijk was. De verdachte had wetenschap van de hennep en hasj die hij vervoerde, en de rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op het handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een voorwaardelijke geldboete van € 20.000,-. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte, die eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.