ECLI:NL:RBMNE:2013:5564

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
16-659653-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van grote hoeveelheden verdovende middelen

Op 11 november 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van grote hoeveelheden verdovende middelen. De verdachte, geboren in 1981 in Marokko, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van 5.100 gram henneptoppen en 63.100 gram hasj op 20 juli 2013 te Harmelen. Tijdens de zitting op 28 oktober 2013 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging werd gewijzigd en de rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de verdovende middelen in de bestelauto, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet aannemelijk was. De verdachte had wetenschap van de hennep en hasj die hij vervoerde, en de rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op het handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een voorwaardelijke geldboete van € 20.000,-. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte, die eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-659653-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 november 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. S. Schuurman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 20 juli 2013 te Harmelen in de uitoefening van beroep of bedrijf opzettelijk 5.100 gram hennep(toppen) en/of 63.100 gram hasj heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat hij niet wist dat er zich verdovende middelen in de bestelauto bevonden. De opzet van verdachte was hier niet op gericht, ook niet in voorwaardelijke zin, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten laste gelegde acht geslagen op de volgende feiten.
Op 20 juli 2013 omstreeks 00.29 zagen verbalisanten op het parkeerterrein bij tankstation Hellevliet aan de Rijksweg A12 te Harmelen een man bellend heen en weer lopen. De man zei dat hij koerier was en wees daarbij naar een bestelauto van het merk Opel Astra met het kenteken [kenteken]. In de laadruimte van deze auto lag een grote zwarte sporttas. Ook stond er een kartonnen doos. In de doos zaten groen geplastificeerde pakken. In de sporttas zaten zakken met gedroogde hennep.
Bij navraag bleek de man te zijn: [verdachte], geboren op [1981] te [geboorteplaats] (Marokko) [2]
Op 20 juli 2013 is een onderzoek ingesteld naar een partij verdovende middelen die in beslag genomen was tijdens een onderzoek aan de Rijksweg A12 te Harmelen.
De aangeboden partij bestond uit:
- 5.100 gram bruto gedroogde bloemtoppen;
- 63.100 gram bruto samengeperste substantie.
De goederen waren verpakt in een grote zwarte reistas en een kartonnen doos. De samengeperste substantie bestond uit verschillende plakken die apart verpakt waren.
Uit elke aangeboden hoeveelheid materiaal heeft de politie een representatief monster genomen. Deze monsters werden ieder indicatief getest. De tests gaven een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasj [3] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 20 juli 2013 met een bestelauto van het merk Opel Astra, voorzien van het kenteken [kenteken], naar het tankstation Hellevliet aan de Rijksweg A12 is gereden. Verdachte is uit de auto gestapt en heeft over het parkeerterrein gelopen en gebeld. Hij zag een politievoertuig aan komen rijden. Verdachte wees naar de bestelauto met kenteken [kenteken]. De politie deed de kofferbak van deze auto open. Achter in de auto lagen hoeveelheden hennep en hasj [4] .
Op 4 juli 2013 te 22.13 uur is vanaf de I-Phone van verdachte het volgende sms-bericht verstuurd: “Als weg zit ik in de bajes a flikker. Jij rijdt niet ik rij. Jij denks alles makkelijk”. Op 18 juli 2013 tussen 20.30 uur en 20.32 uur wordt vanaf de I-Phone van verdachte een whatsapp bericht gestuurd naar het nummer +[telefoonnummer] met de volgende inhoud: “ Als er wat valt te plukken moet je me appen” en “Wat wegbrengen of halen”.
Op 18 juli 2013 te 20.33 uur is vanaf de I-Phone van verdachte een sms-bericht verstuurd naar het nummer +[telefoonnummer] met de tekst: “Er is wat gras in overvloed nu. Kan je ze vragen of Ze nog willen?? Je moet gewoon bellen dat je op vakantie gaat enz en dan die onderwerp bij hale” [5] .
4.3.2
De bewijsoverweging
Ten aanzien van het opzet
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat een persoon genaamd [A] hem op 19 juli 2013 telefonisch vertelde dat hij de auto van verdachte nodig had om een televisiekast te vervoeren. [A] is een oud-klasgenoot van verdachte. Verdachte beschouwt [A] niet als een vriend. Hij komt hem soms tegen. Verdachte zegt op 19 juli 2013 omstreeks 22.30 uur naar Utrecht te zijn gereden en daar zijn auto aan [A] te hebben uitgeleend. [A] kwam na 15 à 20 minuten terug en heeft toen aan verdachte gevraagd om iets op te halen bij het tankstation Hellevliet, gelegen aan de Rijksweg A12, omdat [A] met spoed weg moest. Verdachte is met zijn auto naar voornoemd tankstation gereden. Hij heeft daar bellend heen en weer gelopen en is vervolgens aangehouden, aldus zijn verklaring ter terechtzitting. Gelet daarop ontbreekt het opzet op het aanwezig hebben van de drugs, zo heeft de verdediging betoogd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. Zonder aannemelijk geworden alternatief scenario stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de hennep en hasj die hij vervoerde. Dit is anders dan het geval was in de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie.
Gelet op de onder 4.3.1 opgenomen bewijsmiddelen en het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de verdovende middelen opzettelijk naar het tankstation heeft vervoerd.
4.3.3
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de verdovende middelen heeft vervoerd in de uitoefening van beroep of bedrijf, zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken.
4.3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 20 juli 2013 te Harmelen opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 5.100 gram henneptoppen en 63.100 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en deelname aan de gedragsinterventie GI-RN Budgetteren. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden gevorderd. Daarnaast bestaat de vordering van de officier van justitie uit een voorwaardelijke geldboete van € 20.000,- met een proeftijd van twee jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt de vordering van de officier van justitie voor zover deze betrekking heeft op de voorwaardelijke geldboete van € 20.000,- vreemd. Verder refereert de verdediging met betrekking tot de strafoplegging zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van grote hoeveelheden verdovende middelen, te weten een bruto gewicht van 5.100 gram henneptoppen en 63.100 gram hasj. Deze drugs waren, gelet op de omvang van deze partij, niet bestemd voor eigen gebruik. Hennep en hasj zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid van afnemers van deze middelen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 september 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld, onder meer op 4 december 2003 wegens opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen de inhoud van een reclasseringsadvies van 23 oktober 2013, de verdachte betreffende, opgemaakt door A. van Geffen, waarin wordt geadviseerd om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de gedragsinterventie GI-RN Budgetteren.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 8 maanden waarvan
4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een voorwaardelijke geldboete van € 20.000,- met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en deelname aan de gedragsinterventie GI-RN Budgetteren passend en geboden.
Voorts acht de rechtbank het niet aangewezen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, nu er niet ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit in de uitoefening van beroep of bedrijf heeft begaan en spreekt de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete van
€ 20.000,-(twintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 135 dagen.
Beveelt dat deze geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich in persoon binnen drie werkdagen volgend op zijn invrijheidstelling melden bij het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering op het volgende adres: Zeehaenkade 30, 3526 LC Utrecht, telefoonnummer 088-0901000. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit nodig acht.
5. moet deelnemen aan de volgende gedragsinterventie: GI-RN Budgetteren.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. Schuman, voorzitter,
mrs. R.P. den Otter en V. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan
[verdachte]wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 juli 2013 te Harmelen, gemeente Woerden, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 5100 gram hennep(toppen) en/of 63100 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt hierbij verwezen naar een bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Midden Nederland, genummerd PL0971 2013162332-B, van 17 september 2013, doorgenummerde pagina’s 71 tot en met 218.
2.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 88 en 89.
3.Proces-verbaal Opiumwet, doorgenummerde pagina 117.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 28 oktober 2013.
5.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 123 en 124.