In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2013, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. G.I. Roos, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, de rechter-commissaris in zijn strafzaak. Het verzoek is ingediend op basis van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij verzoeker stelt dat er sprake is van een gebrek aan onpartijdigheid van de gewraakte rechter. De procedure omvatte een schriftelijk wrakingsverzoek van 12 september 2013, een schriftelijk verweer van de gewraakte rechter en een mondelinge behandeling op 4 oktober 2013, waarbij verzoeker niet aanwezig was.
Verzoeker heeft verschillende gronden aangevoerd voor zijn wrakingsverzoek, waaronder de eerdere beslissingen van mr. ter Meer-Siebers in zijn strafzaak, die volgens hem een schijn van partijdigheid oproepen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoert niet objectief bezien voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewraakte rechter-commissaris niet in haar eerdere beslissingen heeft gehandeld op een wijze die objectief gezien de vrees voor partijdigheid rechtvaardigt. De beslissing van de rechtbank is om het wrakingsverzoek af te wijzen, en de strafzaak tegen verzoeker zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2013.