Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 oktober 2013
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 16 oktober 2013.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 18 oktober 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Lelystad, een beslissing genomen in een wrakingszaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. F.G. van Arem, die betrokken was bij de behandeling van een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige. De procedure verliep zonder de aanwezigheid van partijen, en de rechtbank baseerde haar oordeel op het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en aantekeningen van de griffier.
De rechtbank overwoog dat het wrakingsverzoek was ingediend op basis van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen.
Verzoeker stelde dat mr. Van Arem niet neutraal was, omdat deze rechter hem eerder had gesloten geplaatst op grond van de Wet Bijzondere Opneming in Psychiatrische Ziekenhuizen (wet BOPZ). De rechtbank oordeelde echter dat dit enkele feit niet voldoende was om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. Er waren geen andere uitzonderlijke omstandigheden aangevoerd die de vrees van verzoeker voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken.
Uiteindelijk wees de rechtbank het wrakingsverzoek af en droeg de griffier op om deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarige zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.