ECLI:NL:RBMNE:2013:5426

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
4 november 2013
Zaaknummer
C-16-336183 - HA ZA 13-72
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arbitraal vonnis en de geldigheid van de overeenkomst tot arbitrage

In deze zaak vordert eiseres de vernietiging van een arbitraal vonnis dat is uitgesproken door de Geschillencommissie Advocatuur (GCA). De procedure betreft een geschil tussen eiseres en de gedaagde advocaat over de hoogte van declaraties en de rechtsgeldigheid van de overeenkomst tot arbitrage. Eiseres stelt dat er geen geldige overeenkomst tot arbitrage bestond, omdat zij de opdrachtbevestiging niet heeft ondertekend. Gedaagde voert aan dat eiseres stilzwijgend heeft ingestemd met de voorwaarden door de werkzaamheden te laten uitvoeren en de facturen deels te betalen. De rechtbank oordeelt dat de GCA in redelijkheid kon concluderen dat eiseres akkoord ging met de opdrachtbevestiging en de algemene voorwaarden, ondanks het ontbreken van een handtekening. Daarnaast betwist eiseres dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, omdat haar aanvullend verweerschrift niet door de GCA is ontvangen. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft aangetoond dat het verweerschrift tijdig is ingediend en dat de GCA haar voldoende gelegenheid heeft gegeven om haar verweer mondeling toe te lichten. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/336183 / HA ZA 13-72
Vonnis van 6 november 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. R.M. Berendsen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE ADVOCATEN VAN [gedaagde],
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. [B].
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 april 2013,
  • het proces-verbaal van comparitie van 5 juli 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 23 december 2010 hebben [eiseres] en [gedaagde] contact gehad. Besproken is welke werkzaamheden [gedaagde] als advocaat voor [eiseres] zou kunnen verrichten.
2.2.
In een brief van 24 december 2010 (ook verzonden per e-mail) heeft [gedaagde] aan [eiseres] onder meer geschreven:
Ik heb u aangegeven dat beslag kan worden gelegd op de aandelen in [X] B.V. (die voor 55% aan u zijn toegezegd) alsmede op de inboedel die voor een groot deel van u afkomstig is, op de bankrekening vanwege u ter leen aan de B.V. verstrekte gelden en tenslotte op de woning van de heer [A]. (..) Een concept verzoekschrift zal ik u zo spoedig mogelijk toesturen. (…)
Opdrachtbevestiging
Deze brief is tevens bedoeld om tussen ons vast te leggen welke voorwaarden op onze dienstverlening van toepassing zijn.
Uw opdracht wordt door De Advocaten van [gedaagde] aanvaard en die is dan ook uw contractspartij. (…)
Financiële voorwaarden
(…)
Bij deze brief voeg ik onze algemene voorwaarden. Onder deze voorwaarden zullen de werkzaamheden worden verricht. (…)
Ik ga graag voor u aan de slag en dank u voor het in mij gestelde vertrouwen.
Met vriendelijke groeten, Voor akkoord:
[handtekening]
[B] mevrouw[eiseres]
Namens De Advocaten van [gedaagde]
2.3.
In een e-mail van 25 december 2010 heeft [eiseres] het bericht van [gedaagde] van 24 december 2010 beantwoord. [eiseres] heeft een enkele wijziging aangebracht in de opdrachtbevestiging. Zij heeft toegevoegd: 25% hoort aan mij toe, 60% is toegezegd.
2.4.
Op 27 december 2010 heeft [gedaagde] een verzoekschrift tot beslaglegging ingediend. Vervolgens is het beslag gelegd en is ten behoeve van [eiseres] een kort geding gestart.
2.5.
[gedaagde] heeft [eiseres] voor haar werkzaamheden, die zijn verricht tot medio maart 2011, declaraties gezonden. [eiseres] heeft een deel van de declaraties voldaan, maar heeft ook een deel onbetaald gelaten. [gedaagde] maakt aanspraak op een bedrag van € 12.244,16 aan openstaande facturen.
2.6.
De opvolgend advocaat van [eiseres] heeft [gedaagde] in een brief van 22 juli 2011 aansprakelijk gesteld voor schade die [eiseres] door gebrekkige rechtsbijstand heeft geleden en nog zal lijden. Ook is de hoogte van de declaraties betwist. [gedaagde] heeft de bezwaren tegen de hoogte van de declaraties van de hand gewezen.
2.7.
[gedaagde] heeft [eiseres] in kort geding gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam. [gedaagde] vorderde dat [eiseres] wordt veroordeeld primair tot betaling van € 12.244,16 vermeerderd met rente en kosten en meer subsidiair tot het deponeren van de hoofdsom bij de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (Geschillencommissie Advocatuur), hierna: de GCA. De vorderingen zijn bij vonnis van 26 september 2011 afgewezen.
2.8.
In een brief van 12 december 2011 heeft [gedaagde] aan de GCA verzocht om [eiseres] bij bindend advies of arbitraal vonnis te veroordelen tot betaling van € 12.244,16 vermeerderd met rente en kosten.
2.9.
In een brief van 22 februari 2011 heeft [eiseres] de GCA gewraakt en heeft zij de bevoegdheid van de GCA op twee gronden betwist. Ten aanzien van de onbevoegdheid stelt zij primair dat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 2 lid 1 sub c van het Reglement Geschillencommissie Advocatuur, omdat zij niet schriftelijk heeft ingestemd met de toepasselijkheid van de geschillenregeling. Subsidiair stelt zij dat zij aanspraak maakt op vergoeding die het bedrag van € 10.000,- te boven gaat.
2.10.
In het arbitraal tussenvonnis van 9 augustus 2012 van de GCA is het verzoek tot wraking van [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard. De GCA heeft geoordeeld dat zij bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Partijen hebben gelegenheid gekregen om binnen 14 dagen na toezending van de uitspraak hun nadere stellingen aan te passen. Ten aanzien van haar bevoegdheid heeft de GCA onder meer overwogen:
Ingevolge artikel 2 lid 1 sub c Reglement is de Geschillenregeling Advocatuur van toepassing indien partijen daarnaar bij schriftelijke overeenkomst is verwezen en het een geschil betreft de hoogte en/of incasso van een of meer door de advocaat aan verweerster verzonden declaraties.
In de opdrachtbevestiging van 24 december 2010 zijn de Algemene Voorwaarden van eiseres (hierna: Algemene Voorwaarden) van toepassing verklaard op alle opdrachten tot het verrichten van diensten en is uitdrukkelijk gewezen naar de Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur.
Artikel 7 lid 2 Algemene Voorwaarden verwijst naar het Reglement. Daarin is - voor zover hier van belang- bepaald dat de commissie bevoegd is te oordelen over een geschil betreffende:
(…)
c. geschillen omtrent de hoogte en/of incasso van één of meerdere door de advocaat aan de cliënt verzonden declaraties.
Op grond van artikel 7.3 Algemene Voorwaarden geldt, indien op een geschil tussen het kantoor en de cliënt de Klachten- en Geschillenregeling van toepassing is, het bepaalde in artikel 6.2 van de Algemene Voorwaarden -waarin is opgenomen dat de rechter in Utrecht bevoegd zal zijn van enig geschil dat tussen het kantoor en een cliënt mocht ontstaan kennis te nemen- in beginsel niet.
Wat dit laatste betreft, stelt de commissie vast dat, indien de commissie zich onbevoegd zou verklaren van het onderhavige geschil kennis te nemen, dit zou leiden tot het onwenselijk en onaanvaardbaar te achten resultaat dat de onderwerpelijke klachten niet ter beoordeling aan een onafhankelijke instantie kunnen worden voorgelegd. Daarbij komt dat vernietiging van één of meer bedingen van de Algemene Voorwaarden niet is ingeroepen. Ook uit het feit dat verweerster ermee heeft ingestemd dat de advocaat voor haar de overeengekomen werkzaamheden is gaan verrichten na ontvangst van de expliciete opdrachtbevestiging leidt tot de conclusie dat verweerster heeft ingestemd met de overeengekomen opdrachtbevestiging alsmede daarbij overeengekomen algemene voorwaarden. (…)
De commissie is mitsdien bevoegd van het onderhavige verzoek van de advocaat kennis te nemen. (…)
2.11.
In een brief van 30 augustus 2012 aan [eiseres] en aan [gedaagde] deelt de GCA mede dat [eiseres] 14 dagen uitstel krijgt voor het indienen van een nader verweerschrift.
2.12.
[eiseres] heeft een nader verweerschrift opgesteld, gedateerd 5 september 2012. De koerier VIP Post heeft verklaard:
Hierbij bevestigen wij (Vippost) dat uw kantoor 5 september post heeft meegegeven voor de geschillencommissie in Den Haag.
Wij hebben de post op 5 september bij uw kantoor opgehaald en dezelfde avond in de brievenbus gedaan op de Bordewijklaan 56 Den Haag.
2.13.
In een brief van 17 september 2012 heeft de GCA partijen uitgenodigd voor de zitting op 3 oktober 2012.
2.14.
In het arbitraal eindvonnis van 2 november 2012 van de GCA is [eiseres] veroordeeld tot betaling van € 12.244,16, te vermeerderen met rente en kosten. Daartoe heeft de GCA - voor zover van belang - onder meer overwogen:
Beoordeling van het geschil
De commissie merkt allereerst op dat door het secretariaat van de commissie desgevraagd aan de advocaat van verweerster uitstel is verleend tot 6 september 2012 voor het indienen van een nader verweerschrift. De advocaat van verweerster heeft gesteld dat hij op 5 september 2012 een nader verweerschrift heeft ingediend. Uit navraag bij het secretariaat van de commissie is gebleken dat geen nader verweerschrift is ontvangen, waarop het secretariaat voortgang heeft gegeven aan de procedure en een zittingsdatum heeft bepaald. De commissie constateert derhalve dat het nader verweerschrift haar niet bekend is en dat dit daarom geen onderdeel uitmaakt van de processtukken. De advocaat van verweerster heeft niet om aanhouding gevraagd en is ter zitting in de gelegenheid gesteld zijn verweer mondeling nader toe te lichten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert vernietiging van de arbitrale vonnissen van 9 augustus 2012 en 2 november 2012 van de GCA met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontbreken geldige overeenkomst tot arbitrage

4.1.
Ter onderbouwing van haar vordering tot vernietiging van de arbitrale vonnissen heeft [eiseres] ten eerste aangevoerd dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbrak, waardoor de GCA onbevoegd was van de het geschil kennis te nemen. [eiseres] betwist dat [gedaagde] erop mocht vertrouwen dat zij instemde met de door [gedaagde] opgestelde opdrachtbevestiging. [gedaagde] heeft expliciet gevraagd om een voor akkoord getekend exemplaar te retourneren en [eiseres] heeft niets ondertekend teruggestuurd. Zonder nader onderzoek, wat is uitgebleven, mocht [gedaagde] er onder die omstandigheden niet vanuit gaan dat [eiseres] met de opdrachtbevestiging akkoord ging.
4.2.
[gedaagde] voert als verweer aan dat uit de inhoudelijke positieve reactie van [eiseres] van 25 december 2010 blijkt dat zij de e-mails met de opdrachtbevestiging en de concept-beslagstukken heeft ontvangen en ervan kennis heeft genomen. [eiseres] heeft in de reactie niet aangegeven het niet eens te zijn met de algemene voorwaarden van [gedaagde]. Vervolgens zijn de werkzaamheden uitgevoerd, gefactureerd en deels betaald. Hieruit blijkt de uitdrukkelijke dan wel stilzwijgende aanvaarding van het aanbod van [gedaagde] waardoor de Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur van toepassing is geworden. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan er op [gedaagde] een onderzoeksplicht rustte. Bij de uitvoering van de werkzaamheden was haast geboden. Ook nadien heeft [eiseres] nooit aangegeven dat het niet de bedoeling was in te stemmen met de opdrachtbevestiging.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of de GCA in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat zij bevoegd was in het geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] te beslissen. De GCA noemt ter onderbouwing van haar conclusie meerdere redenen. Volgens de rechtbank is de dragende reden voor de beslissing gelegen in de omstandigheid dat [eiseres] “heeft ingestemd met de overeengekomen opdrachtbevestiging alsmede daarbij overeengekomen algemene voorwaarden.” (zie 2.10). Deze instemming blijkt volgens de GCA uit “het feit dat verweerster [
, toevoeging rechtbank] ermee heeft ingestemd dat de advocaat voor haar de overeengekomen werkzaamheden is gaan verrichten na ontvangst van de expliciete opdrachtbevestiging”.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat [gedaagde] in haar opdrachtbevestiging verwijst naar toepasselijke algemene voorwaarden en dat de GCA op grond van die voorwaarden bevoegd was tot het beslissen op het geschil. [eiseres] heeft de opdrachtbevestiging echter niet ‘voor akkoord’ ondertekend. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat sprake was van tijdsdruk voor het gaan uitvoeren van haar werkzaamheden. Onweersproken is dat op de dag dat de opdrachtbevestiging per e-mail en post naar [eiseres] werd gezonden, reeds werkzaamheden zijn verricht ter uitvoering van de opdracht. De dag erna heeft [eiseres] inhoudelijk gereageerd op de opdrachtbevestiging per e-mail (zie 2.3) zonder dat zij bij die gelegenheid, of op enig moment in de maanden daarna, een voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot de voorwaarden genoemd in de opdrachtbevestiging waaronder de toepasselijke algemene voorwaarden. Onder die omstandigheden kon de GCA in redelijkheid concluderen dat [gedaagde] erop mocht vertrouwen dat de wil van [eiseres] erop was gericht akkoord te gaan met de opdrachtbevestiging, waarvan de algemene voorwaarden deel uitmaken. De rechtbank ziet geen aanleiding om te concluderen dat op [gedaagde] een onderzoeksplicht rustte om vast te stellen of de wil van [eiseres] overeenkwam met haar (stilzwijgende) verklaring. [eiseres] heeft geen omstandigheden genoemd die hiertoe zouden nopen. Onder de gegeven omstandigheden, de genoemde tijdsdruk en de instemming waarop [gedaagde] mocht vertrouwen, is het beroep van [eiseres] op het ontbreken van haar ondertekening van de overeenkomst ‘voor akkoord’ in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De GCA kon zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid bevoegd verklaren.
Strijd met openbare orde of goede zeden
4.5.
Ten tweede voert [eiseres] aan dat de vonnissen van de GCA vernietigd dienen te worden, omdat het beginsel van hoor en wederhoor in de procedure is geschonden, zodat sprake is van strijd met de openbare orde of goede zeden. [eiseres] heeft op 5 september 2012 een aanvullend verweerschrift ingediend. Bij de beoordeling van het geschil is hiermee echter geen rekening gehouden, terwijl het tijdig is ingediend, te weten voor ommekomst van de termijn op 6 september 2012. De koerier heeft de bezorging ervan bevestigd en ook uit de planning van de zittingsdatum blijkt dat de GCA het verweerschrift heeft ontvangen. Ter zitting op 3 oktober 2012 bleek de GCA echter niet in het bezit ervan te zijn. Bij die gelegenheid is indiening van het verweerschrift geweigerd en is evenmin toegestemd in het voorlezen ervan.
4.6.
[gedaagde] betwist dat [eiseres] heeft aangetoond dat het verweerschrift door de GCA is ontvangen. Het lag op de weg van [eiseres] om te verifiëren of haar verweerschrift was ontvangen of om indiening op een later moment te verzoeken. De GCA zou bij het toestaan van de indiening ter zitting handelen in strijd met de eisen van de goede procesorde, doordat [gedaagde] ervan niet behoorlijk kennis had kunnen nemen. Om die reden maakte [gedaagde] terecht bezwaar tegen de indiening ter zitting.
4.7.
De rechtbank overweegt dat de GCA in haar vonnis van 2 november 2011 concludeert dat zij niet in het bezit is van het verweerschrift van 5 september 2012. De GCA overweegt voorts dat de advocaat van [eiseres] ter zitting niet heeft verzocht om aanhouding en voorts in de gelegenheid is gesteld het verweer mondeling toe te lichten (zie 2.14). De rechtbank constateert dat [eiseres] niet betwist geen verzoek om aanhouding te hebben gedaan. [eiseres] betwist evenmin dat zij ter zitting in de gelegenheid is gesteld haar verweer toe te lichten. Dat [eiseres] niet in de gelegenheid is gesteld om op dat moment tijdens de zitting alsnog het verweerschrift in te dienen of om hieruit voor te lezen, is daarmee niet in strijd. Niet is gesteld of gebleken dat [eiseres] de kern van haar verweer of verweren ter zitting niet kon toelichten. De rechtbank begrijpt uit het vonnis van de GCA bovendien dat een verzoek om aanhouding [eiseres] de gelegenheid had geboden alsnog haar nadere verweer in uitgebreidere vorm, mondeling dan wel schriftelijk, naar voren te brengen. Indien het nadere verweer van [eiseres] bij de GCA niet of onvoldoende aan de orde is gekomen, is niet te wijten aan het handelen van de GCA. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
4.8.
Geen van de twee aangevoerde gronden kan aldus leiden tot vernietiging van de arbitrale vonnissen van de GCA. De vordering zal worden afgewezen.
4.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal €  1.493,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.493,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2013. [1]

Voetnoten

1.FvG 4197