4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
[slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) heeft aangifte gedaan van een overval op 7 december 2012 op zijn juwelierszaak [naam] aan de [adres] te [woonplaats]. Op 5, 6 en 7 december 2012 kwamen steeds een meisje en een jongen afwisselend samen en alleen om trouwringen te bekijken. Op 7 december 2012 tussen 16.55 en 17.00 uur kwam de jongen die eerder met een meisje voor trouwringen was komen kijken, alleen zijn zaak binnen. De jongen wilde een aanbetaling voor trouwringen doen, maar het lukte niet om te pinnen. Hij heeft meerdere bedragen geprobeerd te pinnen. Vervolgens wilde de jongen de zaak verlaten. De jongen liep richting de voordeur, draaide de sleutel in de voordeur om en opende de voordeur. [slachtoffer] keek richting de jongen en zag een persoon op de jongen springen. De jongen viel. De persoon, verdachte 1, kwam in de richting van [slachtoffer] rennen. Verdachte 1 duwde [slachtoffer], waardoor [slachtoffer] ten val kwam achter de toonbank. Op dat moment hoorde [slachtoffer] een stem die zei “allemaal liggen, blijven liggen”. Deze stem kwam vanuit de richting van de voordeur, maar [slachtoffer] kon niet zien waar de stem vandaan kwam. Hierop zag en voelde [slachtoffer] dat verdachte 1 hem op zijn hoofd sloeg. [slachtoffer] voelde hevige pijn. [slachtoffer] zag en voelde dat verdachte 1 met één van zijn handen met hevige kracht op zijn nek drukte, waardoor zijn hoofd naar beneden ging. Hierdoor kwam [slachtoffer] met zijn buik op de grond te liggen. Verdachte 1 duwde met zijn knie op de rechterknie van [slachtoffer]. [slachtoffer] voelde pijn. De persoon die riep “allemaal liggen” was niet verdachte 1, die op [slachtoffer] zat. Die persoon riep dat met een Surinaams accent. Kort daarop hoorde [slachtoffer] klappen. Daarna zei een persoon “gooi het in de tas” of “doe maar in de tas”. Die stem had een Surinaams accent. Daarna hoorde [slachtoffer] niets meer. Toen hij omhoog keek, zag hij dat de jongen, de klant, met zijn armen en handen ineengekropen op de grond lag. Daarna stond de jongen op en keek geschrokken. Hierna heeft [slachtoffer] de alarmknop ingedrukt en geprobeerd 112 te bellen.
Verdachte 1 was een man, 1,70 – 1,80 meter lang en een mager postuur. De woorden die [slachtoffer] heeft gehoord, werden gesproken met een Surinaams / Antilliaans accent. [slachtoffer] heeft maar één verdachte gezien en weet niet wie de woorden heeft uitgesproken.
[slachtoffer] denkt dat er wel een tweede verdachte was, omdat hij de stem hoorde terwijl verdachte 1 hem duwde en de stem niet van verdachte 1 vandaan kwam. De waarde van de weggenomen goederen schat [slachtoffer] op 50.000 tot 60.000 euro.
[slachtoffer] omschrijft de weggenomen goederen als 30 gouden armbanden en 15 gouden zegelringen en 75 diamantenringen en 50 ringen voorzien van zirkonia-steen en 50 zilveren ringen en 100 stuks gouden oorringen en 60 stuks zilveren oorringen en 30 gouden hangers
en 30 gouden bedels en 5 stuks gouden kettingen en 1 gouden tientje en 2 zilveren ringen en 2 zilveren oorbellen en 1 zilveren armband en 5 plateaus waarop sieraden lagen.
In de winkel werd op de grond een nog opgevouwen canvas [naam]-tas aangetroffen.
Getuige [getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1]) heeft verklaard dat zij op vrijdag 7 december 2012 omstreeks 17.29 uur op de stoep van de Amsterdamsestraatweg te Utrecht liep. Op dat moment werd zij ingehaald door twee rennende mannen. [getuige 1] zag dat beide mannen zwarte kleding droegen. Verder zag ze dat één van de mannen een plastic tas bij zich had. [getuige 1] zag dat beide mannen een slank postuur hadden en dacht dat ze tussen de 20 en 26 jaar oud waren. Eén van de mannen was best wel lang, tussen de 1.85 en 1.90 groot. De andere was iets kleiner, ongeveer 1.80 groot. Een paar seconden later werd [getuige 1] door nog twee rennende personen ingehaald. Deze personen waren ook allebei in het zwart gekleed. [getuige 1] zag dat één van de twee personen een blank meisje was met heel blond gebleekt haar. [getuige 1] zag dat het blonde haar van onder een zwart mutsje tot op de schouders van het meisje kwam.
Getuige [getuige 2] (hierna te noemen: [getuige 2]) heeft verklaard dat hij op 7 december 2012 bij zijn woning aan de Amsterdamsestraatweg in Utrecht kwam. Hij zag vier personen staan op het trottoir ter hoogte van nummer 453. Deze vier personen waren allen in het zwart gekleed. Sommigen droegen een muts en anderen hadden een capuchon op.
Hierna is [getuige 2] zijn woning binnen gegaan. Toen [getuige 2] naar buiten keek, zag hij dat drie van de vier personen nog op het trottoir stonden. De negroïde persoon, persoon 1, was er niet meer bij. Persoon 3 ging vervolgens tegen een muurtje staan dat nagenoeg direct grenst aan de voordeur van de juwelierszaak. Hij keek om zich heen. Persoon 2 stond nog op het trottoir en persoon 4 zag [getuige 2] niet meer.
Vervolgens zag [getuige 2] een persoon voorbij rennen vanuit de richting van de juwelierszaak. De persoon hield iets in beide handen vast. Gelijk achter deze persoon, kwam een ander persoon rennen die ook iets in de handen hield. Daarna is [getuige 2] helemaal uit het raam gaan kijken om de andere personen te zoeken. Hij zag toen drie of vier personen rennen in de richting van de Hubert Duijfhuisstraat.
Getuige [getuige 3] heeft op 7 december 2012 tussen 17.30 en 18.00 vanuit zijn woning vier jongens gezien op de Amsterdamsestraatweg. Eén van de jongens zocht steeds oogcontact met hem. Dit was een hele donkere jongen, van een Antilliaan tot een Ghanees. Hij had een wollen muts op en was tussen de 1.70 en 1.80 meter lang.
[medeverdachte 2] (hierna te noemen: [medeverdachte 2]) heeft het volgende verklaard.
(De cursieve gedeelten met inspringing zijn bewijsmiddelen die met de weergegeven verklaring overeenstemmen)
Hij is op 7 december 2012 vier keer bij de juwelier is geweest. Die vier keer heeft hij gekeken waar camera’s hingen en waar dure spullen stonden. Hij moest naar binnen gaan en zich als klant voordoen. Hij heeft daarna de deur geopend voor de overvallers.
[medeverdachte 4] kwam met het idee. [medeverdachte 1] kwam vervolgens met dat idee naar [medeverdachte 2] toe. [medeverdachte 4] heeft [medeverdachte 2] gevraagd of hij de deur open wilde maken. [medeverdachte 2] zou daarvoor € 10.000,-- krijgen. In totaal waren er zeven mensen bij betrokken, te weten [medeverdachte 2] zelf, [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], [medeverdachte 3], twee donkere jongens en een Nederlandse jongen. [medeverdachte 4] en de grote neger hadden de regie. Op donderdag 6 december 2012 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] overnacht in Utrecht bij [medeverdachte 3] in Lunetten. Ze hebben alles op 7 december 2012 doorgesproken op verschillende plekken, waaronder in de woning tegenover de [naam] bij de molen. Dat was de woning van de lange, gespierde, donkere jongen. [medeverdachte 2] heeft jumbo tas gekocht die is aangetroffen in de juwelier.
Van rekeningnummer [rekeningnummer], op naam van [medeverdachte 1], is op 6 december 2012 € 15,-- en € 3,36 gepind bij de [naam]. Op 7 december 2012 is er van hetzelfde rekeningnummer € 46,30 gepind bij de [naam].
[medeverdachte 1] heeft op 7 december 2012 samen met [medeverdachte 3] bivakmutsen en zwarte kleding gekocht.
Van rekeningnummer [rekeningnummer], op naam van [medeverdachte 1], is op 7 december 2012 € 15,-- gepind bij de Snuffeldump Utrecht.
In de woning aan de [adres] te [woonplaats] zijn door de politie twee bivakmutsen aangetroffen.
De vluchtauto stond om de hoek bij een bouwkeet.
De afspraak was dat een neger en nog een jongen naar binnen zouden gaan bij de juwelier. De Nederlandse jongen heeft [medeverdachte 2] op de grond geduwd en geroepen “dit is een overval”. [medeverdachte 4] zou zelfgemaakte krammetjes strooien om de politie op te houden. [medeverdachte 4] liet de avond na e overval een eastpack tas zien en daar zaten de krammetjes nog in, dus hij had niet gestrooid.
In de tuin van de woning aan de [adres] te [woonplaats], de woning van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6], is een rugzak met daarin 50 zelf gemaakte kraaienpoten aangetroffen.
Dit heeft [medeverdachte 4] uiteindelijk niet gedaan.
[medeverdachte 2] heeft uiteindelijk van [medeverdachte 4] 500 euro gekregen.
Op rekeningnummer [rekeningnummer], op naam van [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is op 10 december 2012 met pasnummer [nummer] € 500,-- gestort met behulp van een stortingsapparaat.
[medeverdachte 4] is met de twee negers eerst naar België gegaan en daarna naar Afrika vertrokken.
In de paspoorten van [medeverdachte 4], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] staan twee stempels afkomstig uit Tanger (Marokko). De datum binnenkomst in Marokko is 9 december 2012 en de datum verlaten Marokko is 13 december 2012.
In de mobiele telefoon van [medeverdachte 7] zijn sms-berichten aangetroffen, te weten op 9 december 2012 “welkom in België” en daarna” welkom in Marokko” en op 13 december 2012 “welkom in België”.
[medeverdachte 2] denkt (een foto van) [verdachte] te herkennen als één van de overvallers. Hij is degene die [medeverdachte 1] [bijnaam] noemt. Dat is degene die als eerste naar binnen is gegaan bij de juwelier en die over de toonbank sprong.
In de blackberry van [medeverdachte 1] staat het telefoonnummer [telefoonnummer] opgeslagen onder de naam “[bijnaam]”. Uit onderzoek blijkt dat [verdachte] dit telefoonnummer eerder heeft opgegeven als zijn telefoonnummer bij de politie.
[medeverdachte 2] herkent (een foto van) [medeverdachte 7] als de persoon die bij de bespreking op de dag zelf was.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat de vriendin van neger 1 een Aziatisch meisje was dat zich afzijdig hield van het gesprek. Zij zou op de uitkijk staan. Als er iets opvallends was, zou zij bellen.
[medeverdachte 2] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 3] het vervoer zou doen. Hij zat in de vluchtauto.
[medeverdachte 3] heeft het volgende verklaard. Zijn telefoonnummer is [telefoonnummer]. [medeverdachte 4] is een goede vriend van hem en logeert af en toe bij hem. Als [medeverdachte 1] over [medeverdachte 3] spreekt, is dat [medeverdachte 3]. [medeverdachte 4] kwam met het initiatief voor de overval. [medeverdachte 1], twee donkere jongens en een blanke jongen deden mee met het plegen van de overval. Eén van de negroïde jongens die bij [medeverdachte 3] in de auto zijn gestapt, is [bijnaam]. [bijnaam] heeft deelgenomen aan de overval. De andere negroïde jongen is de lange jongen uit de hoge flat. [medeverdachte 4] zou kraaienpoten strooien en [medeverdachte 3] was de chauffeur. De overvallers zouden bij [medeverdachte 3] in de auto stappen om weg te komen. [medeverdachte 3] kon daar geld mee verdienen.
Voor de overval is [medeverdachte 3] bij [bijnaam] thuis geweest met [medeverdachte 4] en de anderen. Daar hebben ze gepraat over de overval. De lange negroïde jongen uit Overvecht was ook bij de voorbespreking bij [bijnaam]. Ook de vrouw van [bijnaam] was erbij. De nacht voor de overval hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 3] overnacht. [medeverdachte 3] heeft met [medeverdachte 1] bivakmutsen gekocht voor de overval bij de Snuffeldump op de Amsterdamsestraatweg. [medeverdachte 3] moest na de overval naar een woning in Overvecht rijden. Dat was de woning van de negroïde jongen die langer is dan [bijnaam]. Die woning was bij de bloemenstal.
Aan de [adres] in Utrecht bevindt zich een flat van tien verdiepingen hoog met daarvoor een bloemenstal. [medeverdachte 7] woont op de [adres].
In die woning heeft [medeverdachte 3] het goud in boodschappentassen gezien. [medeverdachte 4] kwam ook naar die woning. [medeverdachte 3] is daarna met [medeverdachte 1] naar zijn woning gereden. [medeverdachte 4], de negroïde jongens en de blanke jongen zijn in Overvecht gebleven. Uiteindelijk hebben [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op het geld gewacht in de woning van [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] heeft 700 euro gekregen voor het chauffeuren. [medeverdachte 4] vertelde later dat ze het goud in België hebben verkocht. [medeverdachte 3] stond met de vluchtauto in de Hubertus Duijfhuisstraat geparkeerd. De overval is gepleegd door [medeverdachte 1], de blanke jongen en de twee negroïde jongens. Deze vier personen zijn daarna bij [medeverdachte 3] in de auto gestapt.
[medeverdachte 3] verklaart dat (de foto van) [verdachte] een beetje lijkt op de blanke jongen die ook in de auto van de overval stapte).
[medeverdachte 1] heeft het volgende verklaard.
[medeverdachte 1] is gebeld door [medeverdachte 4] met de mededeling dat hij een klusje had. [medeverdachte 2] heeft toen gezegd dat ze dat gingen doen. [medeverdachte 4] heeft hen toen verteld over de overval op de juwelier. [medeverdachte 4] wilde een persoon hebben die de deur opendeed. [medeverdachte 2] heeft aangeboden dat te doen. De nacht voor de overval hebben zij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] bij [medeverdachte 3] in Lunetten geslapen. Op vrijdag 7 december was [medeverdachte 2] in Oudenoord bij [bijnaam], een grote Antilliaanse jongen met een gouden tand, bij de Jumbo. Hij woont daar met zijn Chinese vriendin. [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 4], [bijnaam]. [bijnaam] en zijn vriendin waren er. Omdat er maar één overvalmuts was, is [medeverdachte 1] met [medeverdachte 3] nog mutsen gaan halen. [medeverdachte 1] moest drie overvalmutsen met gaten voor de ogen en handschoenen gaan kopen voor de overval aan het eind van de Amsterdamsestraatweg in de Snuffeldump. Ze heeft die betaald met haar bankpas. Het kostte 15 euro.
[bijnaam] en [bijnaam] zouden de overval plegen. [medeverdachte 4] heeft alles opgezet, hij zou kraaiepoten strooien en zout en hij had mensen bij het politiebureau staan om de banden van de politieauto’s lek te steken.
Ze hadden het verhaal dat ze naar een trouwring gingen kijken. [medeverdachte 1] is met [medeverdachte 2] naar de juwelier geweest en toen hebben ze gezegd dat ze erover na moesten denken.
Eerst hebben ze bij [bijnaam] in huis gezeten en over de overval gepraat. Ze zijn een paar keer gaan posten. Er waren acht mensen betrokken, te weten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 4], [medeverdachte 3], [bijnaam], de Chinese vriendin van [bijnaam], [bijnaam] en een Nederlandse jongen, een vriend van [bijnaam].
Tegen de tijd van de overval heeft [medeverdachte 3] iedereen afgezet met een auto van een vriend van hem. In de auto zaten [medeverdachte 2], [bijnaam], [bijnaam] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] heeft zelf aan de overkant bij het Julianapark gestaan op de uitkijk. De Chinese vriendin van [bijnaam] stond op de uitkijk tegenover de juwelier in een bushokje. [medeverdachte 3] stond de tweede straat rechts geparkeerd met de auto en [medeverdachte 4] heeft rondgereden op zijn brommer. [bijnaam], [bijnaam] en de Nederlandse vriend van [bijnaam] zouden de overval plegen.
[medeverdachte 4] en [bijnaam] hebben de helft naar België gebracht. [medeverdachte 1] heeft ook tickets naar Afrika gezien om het goud daar verder te verhandelen.
De Nederlandse jongen was een vriend van [bijnaam] en [bijnaam]. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben uiteindelijk € 50,-- gekregen.
Op rekeningnummer [rekeningnummer], op naam van [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] is op 13 december 2012 met pasnummer [nummer] € 50,-- gestort met behulp van een stortingsapparaat.
[medeverdachte 1] is ook in Overvecht geweest met [medeverdachte 3], [bijnaam] en [bijnaam], na de overval. Dit was aan het eind van Overvecht in een hele hoge flat bij een bloemenkiosk. Dit was de woning van [bijnaam].
[medeverdachte 1] heeft na haar verhoor op 28 januari 2013 de flat aangewezen waarin de woning van [bijnaam] zich bevindt. Dit is de flat op de [adres]. Uit vergelijking met het GBA-register komt één naam naar voren die overeenkomsten vertoont met de naam [bijnaam]. Dit is [medeverdachte 7].
Daar hebben ze de bakken uit de plastic tas gehaald en de ringen, kinderringen, witgoud, goud, armbanden en oorbellen bekeken. [medeverdachte 4] kwam later, [medeverdachte 1] heeft hem gebeld. Degene die als [bijnaam] in de telefoon van [medeverdachte 1] is opgeslagen, is de Hollandse jongen die bij de overval betrokken was.
[medeverdachte 1] herkent (een foto van) [verdachte] als zijnde de [bijnaam]. Zij herkent (een foto van) [medeverdachte 6] ook als betrokkene bij de overval. De foto van [medeverdachte 7] vindt zij sprekend lijken op [bijnaam].
De mastlocatie Amsterdamsestraatweg 441A wordt op 7 december 2012 aangestraald door de telefoonnummers van:
- [medeverdachte 2] (11.18 uur, 11.49 uur, 11.56 en 17.18 uur)
- [medeverdachte 1] (12.16 uur tot 12.33 uur en 14.19 tot 17.22 uur)
- [medeverdachte 4] (17.44 en 17.45 uur)
- [medeverdachte 3] (14.35 tot 14.51 uur)
- [medeverdachte 5] (17.33 uur).
De mastlocatie Vlampijpstraat,(telefoons op de locaties Amsterdamsestraatweg en/of St Eustatiusdreef stralen deze waarschijnlijk aan), wordt door [verdachte] aangestraald op 7 december 2012 om 14.58 uur. Tussen 14.58 en 18.17 uur is er geen telefonisch contact.
De mastlocatie aan de Kaap Hoorndreef of de Nigerdreef of de Perudreef (deze mastlocatie is gelegen nabij de St. Eustatiusdreef)of de Tannhauserdreef wordt op 7 december 2012 aangestraald door de telefoonnummers van:
- [medeverdachte 1] (17.44 uur tot 19.10 uur)
- [medeverdachte 4] (17.33 uur, 18.13 uur en 18.48 uur)
- [medeverdachte 6] (18.14 uur tot en met 19.25 uur)
- [verdachte] (18.17 uur, 19.24 uur)
- [medeverdachte 7] (20.40 uur).
Het telefoonnummer van [medeverdachte 2] heeft op 7 december 2012 om 11.18 uur, 11.49 uur en 11.56 uur telefonisch contact met het telefoonnummer van [verdachte].
Het telefoonnummer van [medeverdachte 1] heeft op 7 december 2012 om 17.44 uur, 17.45 uur en 18.13 uur uitgebeld naar het telefoonnumer van [medeverdachte 4]. Het telefoonnummer van [medeverdachte 1] heeft op 7 december 2012 contact gehad met de telefoonnummers van [medeverdachte 4], [verdachte] en [medeverdachte 6].
Het telefoonnummer van [medeverdachte 3] heeft op 7 december 2012 contact gehad met het telefoonnummer van [medeverdachte 6].
Het telefoonnummer van [medeverdachte 6] heeft op 7 december 2012 tussen 16.06 uur en 18.14 uur geen telefonische contacten gehad. Op 7 december 2012 heeft het telefoonnummer van [medeverdachte 6] contact gehad met het telefoonnummer van [medeverdachte 5] en met het telefoonnummer van [verdachte].
Het telefoonnummer van [verdachte] heeft op 7 december 2012 contact gehad met de telefoonnummers van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6].
Het telefoonnummer van [medeverdachte 7] heeft op 7 december 2012 tussen 16.40 uur en 20.40 uur geen telefonische contacten.
Bewijsoverweging
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten en of er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Daarbij is van belang de intensiteit van de samenwerking, een taakverdeling, de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling en het belang van die rol, het zich al dan niet distantiëren en aanwezigheid op belangrijke momenten.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen valt af te leiden dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 6], [medeverdachte 7], [medeverdachte 4], [verdachte] en [medeverdachte 3] de overval samen hebben gepland in de woning van [medeverdachte 6]. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 6], [medeverdachte 7] en [verdachte] de overval daadwerkelijk hebben uitgevoerd. [medeverdachte 2] bevond zich op dat moment ook in de juwelier en deed zich voor als klant. Hij heeft de deur geopend voor de vier overvallers.
De rechtbank laat in het midden wie van de vier daadwerkelijk naar binnen zijn gegaan in de juwelier, maar stelt vast dat alle vier een gelijkwaardig aandeel hebben gehad in de overval. Voor de bewijsvraag is het niet noodzakelijk vast te stellen wie naar binnen is geweest en wie niet. In ieder geval blijkt uit de bewijsmiddelen dat er sprake is geweest van een duidelijke taakverdeling en dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 6], [medeverdachte 7] en [verdachte] naast [medeverdachte 2] aanwezig zijn geweest in of bij de juwelier ten tijde van de overval.
Aan het bewijs draagt nog bij dat enkele uren voor de overval 1 sms is verstuurd door [medeverdachte 1] aan verdachte en twee sms-en zijn verstuurd door verdachte aan [medeverdachte 1] respectievelijk “zit iemand achter loop na park”, “ben ik al”en “Kom na die speeltuin in park want ik vind die plek niet meer”.
Het door de verdediging aangedragen scenario om deze telefooncontacten tussen verdachte en [medeverdachte 1] te verklaren, wordt weerlegd door de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in het bijzonder door de volgende, in samenhang te beschouwen, feiten:
- De verklaring van [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 1] met “[bijnaam]” een van de overvallers aanduidde, te weten de man die als eerste naar binnen ging en over de toonbank sprong;
- De verklaring van [medeverdachte 1] dat degene die als [bijnaam] in haar telefoon is opgeslagen, de Hollandse jongen is die bij de overval betrokken was;
- Het gegeven dat in de blackberry van [medeverdachte 1] het telefoonnummer [telefoonnummer] is opgeslagen onder de naam “[bijnaam]”, terwijl verdachte dit telefoonnummer eerder heeft opgegeven als zijn telefoonnummer bij de politie;
- De verklaring van [medeverdachte 1] dat zij (een foto van) [verdachte] herkent als “de [bijnaam]”;
- de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij (de foto van) [verdachte] denkt te herkennen als een van de overvallers;
- de verklaringen van [medeverdachte 3] dat (de foto van) [verdachte] een beetje lijkt op de blanke jongen die ook in de auto stapte
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voldoende overtuigend: “volgens mij” behoeft geen onzekerheid aan te duiden, maar is een manier van zeggen; niet valt in te zien hoe [medeverdachte 1] haar hachje wil redden door over deze verdachte
maar ook over zichzelfeen belastende verklaring af te leggen.