4.3Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair
De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
[A] (hierna te noemen: [A]) heeft namens Plus Supermarkt, [adres 2]te Utrecht, aangifte gedaan. [A] was tijdens de overval niet aanwezig. Wel aanwezig waren [B ], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [C] en [D]. [A] is op 9 januari 2013 omstreeks 20.15 uur gebeld door [B ] dat er een auto de winkel in was gereden. Er waren geen gewonden en er is geen geld meegenomen. Er is een rode auto de winkel ingereden. Toen [A] bij de winkel aankwam, draaide de motor van deze auto nog.
De procedure is dat 2 mensen in de zaak staan met uitzicht naar buiten als de geldautomaat geleegd wordt. Die 2 jongens zijn duidelijk te zien vanuit buiten: het was donker buiten en het licht was aan in de supermarkt.
[slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]) heeft aangifte gedaan van poging doodslag/moord. [slachtoffer 1] was op 9 januari 2013 aan het werk in de Plus Supermarkt. De supermarkt is geopend tot 20.00 uur. Daarna gaan zij (de rechtbank begrijpt: de medewerkers) opruimen en de kassa’s legen. De vakkenvullers doen de veiligheidstaak als de pin-automaat wordt geleegd. Dat wil zeggen dat zij naar buiten kijken of er verdachte situaties ontstaan. [slachtoffer 1] deed op 9 januari 2013 de veiligheidstaak samen met [slachtoffer 2]. Zij moesten op de uitkijk staan. [slachtoffer 1] stond voor de voor hem linker schuifdeur.[slachtoffer 2] stond naast hem. [slachtoffer 2] vertelde dat hij een rode Opel Corsa zag. [slachtoffer 1] zag de Opel staan zonder lichten aan. De Opel stond vanuit [slachtoffer 1] gezien links op de parkeerplaats. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] stonden in het licht van de tl lampen van de supermarkt. Toen [B ] met de pinautomaat bezig was, zag [slachtoffer 1] dat de Opel bewoog. Het zag eruit alsof iemand in die auto aan het springen was. Heel kort daarna hoorde [slachtoffer 1] piepende banden. [slachtoffer 1] weet vervolgens niets meer van het binnen rijden of op hem afrijden. De auto is binnengereden op nog geen meter afstand van waar hij stond. Hij zag de Opel pas toen hij de winkel invluchtte en [slachtoffer 2] daar zag staan.
[slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2]) heeft aangifte gedaan van poging doodslag. Hij was op 9 januari 2013 omstreeks 20.00 werkzaam bij de Plus Supermarkt. [slachtoffer 2] stond samen met [slachtoffer 1] bij de ingang om uit te kijken over het pleintje en trottoir voor de Plus. Op een bankje links zaten drie of vier meisjes. Op een gegeven moment zag [slachtoffer 2] een rode Opel Corsa. [slachtoffer 2] dacht dat het een vriend van hem was, maar dat bleek niet zo te zijn. Op een gegeven moment zag [slachtoffer 2] de auto met hoge snelheid naar de afgesloten toegangsdeuren van de Plus rijden. Kort daarna zag [slachtoffer 2] dat de auto door de afgesloten glazen deur heen reed en de Plus binnen reed. [slachtoffer 2] werd toen weggetrokken door [slachtoffer 1] die hem in de richting van de toegangspoort trok. Op het moment dat de auto naar binnen reed, was [B ] net klaar met het leeghalen van het mobiele pinapparaat. Hij was net bezig om met beide geldcassettes langs de kassa’s naar achteren te lopen. [slachtoffer 2] zag dat hij de geldcassettes liet vallen op het moment dat hij bij kassa twee was. [slachtoffer 2] hoorde [B ] nog roepen “rennen!:”. Kassa 6 is het dichtste bij de ingang en kassa 2 ligt daar behoorlijk ver vanaf. [slachtoffer 2] weet niet of er geld mee is genomen. Hij is met [slachtoffer 1] samen naar de kantine gerend en heeft 112 gebeld.
Op de camerabeelden is te zien dat een rode auto door de deur van de Plus supermarkt heen naar binnen rijdt. Een persoon met iets zwarts op het hoofd is te zien, laag bij het voorportier.
Iemand met een donkere jas met een witte rand aan de capuchon en licht gekleurde handschoenen beweegt zich bij de auto, deze komt in beeld vanaf de achterkant van de auto.
Er is zichtbaar dat twee supermarktmedewerkers op het moment dat de auto naar binnen rijdt door de ingang, zichtbaar worden, een voor en een achter het reclamebord, en dat dezen heftig weg bewegen als de auto binnenrijdt.
Op 9 januari 2013 te 20.08 uur komt verbalisant [verbalisant 1] ter plaatse bij de Plus. Hij ziet een rode personenauto in de gevel van de Plus staan. Hij hoort dat de motor nog stationair draait. De auto is voorzien van kenteken [kenteken] en staat als gestolen gesignaleerd.
Vier vrouwen verklaren dat ze hebben gezien dat de rode auto de Plus inreed en dat de bestuurder uit de auto sprong. Ze zagen dat er een tweede persoon naar de auto kwam rennen en dat beide personen wegrenden in de richting van de Ahornstraat.
Verdachte 1 was een man met een blauwe glimmende jas met capuchon en horizontaal genaaide strepen. Verdachte 2 was een man met een zwart masker, een donkere grijze jas en dreadlocks. Verbalisant [verbalisant 1] ziet een muts achter de rode auto op de grond liggen en stelt deze veilig.Het betrof een muts, gemaakt van een panty.
Getuige [getuige 1] zag een man vanuit de Plus rennen. Dit was een negroïde man van ongeveer 1.80 meter lang met een normaal postuur. De man had een donkergrijze jas en een donkergrijze broek aan. De man had zwarte dreadlocks, vermoedelijk lang. De persoon die eerder tegen de muur stond, een man met een donkerblauwe jas met muts of capuchon, begon ook te rennen. De mannen renden samen weg. De man bij het muurtje ging pas rennen toen de andere man de supermarkt uit kwam rennen. De mannen renden richting het plantsoen. Ze renden in de richting van het parkje.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij met drie vriendinnen op een bankje tegenover de Plus zat. Zij zag een rode auto die opviel omdat de motor liep en de verlichting aan was. Zij zag dat de auto met hoge snelheid richting de Plus reed. Zij zag en hoorde dat de auto de schuifdeuren van de Plus ramde. Zij zag twee mannen staan bij de Plus die weg renden in de richting van de Plantage, richting de flat naast de supermarkt.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de auto opviel omdat hij stotterde. Er zat een donker getinte man achter het stuur met een donkerkleurig bomberjack. Ze hoorde dat de auto hard optrok, de motor maakte veel toeren. Ze keek en zag dat de auto met hoge snelheid in de richting van de Plus reed. Ze zag en hoorde dat de auto tegen de deuren van de Plus aanreed en met de voorzijde naar binnen reed. Ze weet nog dat ze twee medewerkers van de Plus in de Plus zag staan. Ze zag dat deze medewerkers vlakbij de schuifdeuren stonden op het moment dat de auto de Plus binnen reed.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de auto opviel, omdat hij stotterend over de parkeerplaats reed. Ze is er vrijwel zeker van dat er maar één persoon in de auto zat. Ze hoorde dat de auto veel toeren maakte en met piepende banden de toegangsdeuren van de Plus in reed. Ze zag dat die deuren er volledig uit lagen. Ze zag een man met versnelde pas naar de auto lopen. Deze man was 20 tot 25 jaar, 1.80 meter lang, donker getint en droeg donkerkleurige glimmende gewatteerde heupjas met capuchon. Ze zag deze man weer wegrennen met de bestuurder van de auto, de hoek om richting de mimosastraat. De bestuurder was een man van 20 tot 30 jaar oud, 1.80 meter lang en donker getint. De bestuurder was breder dan de andere man en droeg een grijs vest of een heupjas met capuchon.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat ze een geparkeerde auto zag en hoorde dat de motor draaide. Ze hoorde de motor gieren, afslaan en weer starten. Ze zag dat de auto naar voren schoot, recht op de ingang van de Plus af. Ze zag dat voor de ingang van de winkel twee medewerkers van de Plus stonden. Ze zag de auto bij de Plus naar binnen rijden, maar kon niet zien of de medewerkers geraakt waren. Ze zag twee personen wegrennen. De ene man droeg een donkerblauwe gewatteerde glimmende jas, kort model, op de rug met opdruk. De andere man was donker gekleed. Ze droegen allebei een capuchon over hun hoofd.
Verbalisant [verbalisant 2] treft op de Plantage in Utrecht een snorfiets aan. Een getuige zegt tegen verbalisant [verbalisant 2] dat een man de scooter van zich af had gegooid en was weggerend in de richting van de Mimosastraat. Verbalisant [verbalisant 2] neemt de snorfiets in beslag. Er komen drie getuigen naar verbalisant [verbalisant 2] toe. Getuige [getuige 6] verklaart dat hij rond 20.00 uur piepende banden hoorde, een harde klap hoorde en naar buiten is gaan kijken vanaf zijn balkon. Hij zag toen twee mannen rennen vanuit de richting van de Plus Supermarkt. Eén van de mannen probeerde op de scooter weg te rijden, dit lukte kennelijk niet en de man gooide de scooter om. Beide mannen renden weg in de richting van de Mimosastraat. Ze waren beiden jong en donker gekleed. Getuige [getuige 7] verklaart dat hij had gezien dat de rode Opel Corsa op de parkeerplaats stond met een zwarte scooter ernaast. Een blanke man, 22/23 jaar oud, met een donkere jas, zwarte pet en een grijzige broek, zat op de scooter. Getuige [getuige 7] heeft niet gezien hoe de persoon eruit zag die in de rode Corsa zat, maar dit was zeker niet iemand met een blanke huidskleur. Hij weet bijna zeker dat de aangetroffen scooter dezelfde scooter betreft. Getuige [getuige 8] verklaart dat zij vlak voor het incident twee lange mannen had zien staan.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] gaan zoeken met honden in de omgeving van de Plantage. Diensthond Aaron begint een spoor uit te lopen en loopt de bosschages in. In de bosschages treft verbalisant [verbalisant 3] vervolgens een groene jas aan. Vanaf de plek waar de jas is aangetroffen zijn [verbalisant 3] en [verbalisant 4] verder gaan zoeken. Diensthond Aaron begint wederom een spoor uit te lopen. [verbalisant 3] treft vervolgens een blauwkleurig kledingstuk aan. [verbalisant 4] treft met diensthond Caro een paar zwarte stoffen handschoenen en een stoffen muts in dezelfde bosschages aan als waar de groene jas is aangetroffen.Het betrof een bivakmuts.
Verbalisant [verbalisant 5] ziet dat de grond bij de bosschages waar de jas is aangetroffen helemaal nat is. Vervolgens wordt hij aangesproken door een mevrouw [E] die zegt dat ze een man uit de bosjes heeft zien komen waar de andere politieman nu met zijn hond staat. De man had een donkere huidskleur en lang zwart haar tot halverwege zijn rug. De man liep weg in de richting van de pizzeria of is de pizzeria in gegaan. Verbalisant [verbalisant 5] gaat naar de pizzeria. In de pizzeria treft hij [verdachte] aan, die voldoet aan het signalement. [verdachte] draagt onder meer een blauw-grijs vest. Op het moment dat verbalisant verdachte wil boeien, voelt hij dat verdachte [verdachte] helemaal klam is en kennelijk helemaal bezweet. De telefoon die bij [verdachte] op tafel ligt, wordt in beslag genomen.
De man in de pizzeria is volgens de eigenaar rond 20.30 uur binnengekomen. Een medewerker van de pizzeria vond het vreemd dat de man meteen het toilet in was gegaan en ongeveer vijf minuten in het toilet was gebleven. Nadat de man het toilet had verlaten, lag er een zwarte lederen broeksriem in het prullenbakje, die er daarvoor nog niet lag.
Tijdens de insluitingsfouillering om 21.15 uur zegt [verdachte] dat de zwarte ceintuur van hem is. Daarnaast valt het op dat [verdachte] zijn broek binnenstebuiten draagt. Uit de broekzak van [verdachte] valt een wit papiertje met daarop de getallen [nummer]. Zijn broek en schoenen zijn nat en zitten onder de modder.
Het telefoonnummer [nummer] is in gebruik bij [medeverdachte 1].
[verdachte] heeft verklaard dat jij zich op 9 januari 2013 bevond bij de Plus-supermarkt aan de Plantage, dat hij een klap hoorde en toen is weggelopen. Hij heeft zich verscholen in struiken, waardoor zijn kleren vies werden. Hij is een pizzeria binnengegaan en heeft daar een bestelling gedaan. Hij heeft zijn broek in het toilet binnenste buiten aangetrokken. Daarom heeft hij zijn riem in de prullenbak gedaan.
De mastlocaties aan de Daalsesingel 1 of Nijenoord 1, beiden locaties die vanuit de [adres 2]worden aangestraald, worden op 9 januari 2013 aangestraald door het telefoonnummer van [verdachte] (19.10 uur tot 20.34 uur).
De aangetroffen kledingstukken zijn onderzocht op DNA-materiaal. Op de muts is DNA-materiaal aangetroffen dat van [verdachte] zou kunnen zijn. Het betreft een complex mengprofiel van ten minste drie personen. Op de bivakmuts is DNA-materiaal aangetroffen dat van [verdachte] zou kunnen zijn. Het betreft een complex mengprofiel van ten minste twee personen. Voorts is het niet uit te sluiten dat het DNA-materiaal op de kraag en het manchet van het vest van [verdachte] is.
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn rode Opel Corsa met kenteken [kenteken]. Hij is tussen 6 januari 2013 te 15.00 uur en 7 januari 2013 te 07.30 uur gestolen voor zijn woning op [adres 3] te Utrecht.
[medeverdachte 1] (S) belt op 9 januari 2012 om 21.09 uur naar [medeverdachte 2] (H). Het volgende gesprek vindt plaats:
S: Hee [naam], was het goed?
H: Ehh nee.
S: Niet gelukt?
H: Nee.
S: Nee?
H: Nee.
S: Meen je dat nou?
H: Ja.
S: Maar dan staat mijn brommer daar die verdenken ze daarvan voor vervoer weet je?
H: Ja, ja, ja.
S: Begrijp je?
H: Daar zat ik ook al over na te denken maar ehhh.
S: Dus dan moet je [naam] ehh bellen, en die moet naar jou toe en dan moet je hierheen komen want dan kan ze die brommer pakken of aangifte doen van die brommer.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat [verdachte] de bestuurder van de auto is geweest en dat hij met opzet met een auto de Plus Supermarkt is binnen gereden.
Op de camerabeelden is te zien dat er kort na het binnenrijden van de auto twee personen bij de auto zijn en zij verdwijnen kort na elkaar uit beeld. In combinatie met de verschillende getuigenverklaring stelt de rechtbank vast dat de bestuurder alleen in de auto zat, dat een ander op de uitkijk stond en daarna naar de auto is gerend en dat de bestuurder en de ander vervolgens samen zijn weggerend. Degene die, komend vanaf de achterzijde van de auto in beeld verschijnt, draagt een capuchon met een opvallende witte rand. De kledingstukken die in de struiken zijn aangetroffen op de loop/vluchtroute van [verdachte] en ook de kleding die hij draagt in de pizzeria vertonen dit kenmerk niet.
Op grond van de getuigenverklaringen en de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staat vast dat het niet anders kan dan dat [verdachte] de twee jongens heeft zien staan. Zij stonden bij de ingang in het licht en waren van buitenaf duidelijk zichtbaar. Door met een auto met hoge snelheid op hen af te rijden, heeft [verdachte] de aanmerkelijke kans dat zij aangereden zouden worden en hierdoor zouden komen te overlijden willens en wetens aanvaard.
Uit het moment waarop dit is gebeurd, vlak na sluitingstijd en op het moment dat de geldautomaat geleegd werd, leidt de rechtbank af dat er sprake was van een poging om geld weg te nemen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met bedreiging met geweld.