ECLI:NL:RBMNE:2013:5350

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
16/994016-11 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het handelen in merkvervalste goederen en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het handelen in merkvervalste kleding, tassen, parfum en schoenen, alsook van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 25 februari, 30 september en 1 oktober 2013, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. V.H. Hammerstein. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het handelen in merkvervalste goederen en deelname aan een criminele organisatie die zich richtte op deze handel. De officier van justitie stelde dat de verdachte gedurende een periode van drie maanden betrokken was bij het doorvoeren en afleveren van merkvervalste goederen en dat hij wist dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had begaan. Ten aanzien van feit 1, het handelen in merkvervalste goederen, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte slechts kleding heeft vervoerd en niet heeft afgeleverd in de zin van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank concludeerde dat de handelingen van de verdachte konden worden gekwalificeerd als vervoeren in feitelijke zin, maar niet als ‘afleveren’ zoals bedoeld in de wet. Ook het begrip ‘doorvoeren’ werd niet van toepassing geacht, aangezien de verdachte enkel in Nederland had gereden.

Met betrekking tot feit 2, de deelname aan een criminele organisatie, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat de organisatie zich bezighield met het plegen van misdrijven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten, waarbij het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. P.A.B. Kleemans. De uitspraak benadrukt de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de strikte interpretatie van de relevante juridische termen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994016-11 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 22 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte ]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Afghanistan)
wonende te [adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 februari 2013, 30 september 2013 en 1 oktober 2013. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 15 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: een aantal jaren samen met anderen heeft gehandeld in merkvervalste kleding, tassen, parfum en schoenen en dat hij daar zijn beroep of bedrijf van heeft gemaakt;
feit 2: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke criminele organisatie het oogmerk had op handel in merkvervalste kleding, tassen, parfum en schoenen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Voor wat betreft feit 1 acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende een periode van 3 maanden merkvervalste goederen heeft doorgevoerd en afgeleverd.
Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en dat hij wist dat deze organisatie tot doel had handel in merkvervalste goederen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 bepleit. Artikel 337 staat in titel XXV “Bedrog” van het Wetboek van Strafrecht. Gezien de wetsgeschiedenis richt dit artikel zich op de handelaren in valse goederen. Uit de plaatsing van het woord ‘opzettelijk’ in de delictsomschrijving vloeit voort dat het opzet ook gericht moet zijn op de valsheid, vervalsing of wederrechtelijke vervaardiging.
De raadsvrouw stelt dat verdachte niet heeft afgeleverd in de zin van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft immers slechts kleding vervoerd. Bij een opdracht kreeg hij geld om een bus te huren en ontving hij een TomTom met al ingevulde adressen.
Verder heeft verdachte ook niet doorgevoerd, aldus de raadsvrouw. Met ‘doorvoeren’ wordt beoogd het in het Nederlandse grondgebied invoeren en (meteen) weer uitvoeren.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake is van deelneming aan een criminele organisatie omdat verdachte geen wetenschap had dat de organisatie het oogmerk had op het plegen van misdrijven. Hier dient (ook) vrijspraak te volgen, aldus de raadsvrouw.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 1: handel in merkvervalste kleding, tassen, parfum en schoenen
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende 3 maanden in opdracht van medeverdachten kleding heeft gereden van de ene loods naar de andere en naar klanten. Verdachte heeft verklaard dat hij dan geld kreeg om een busje te huren. Hij heeft meerdere malen een bus gehuurd bij [bedrijf] in Alphen aan den Rijn. Hij ontving van de jongens in het magazijn een TomTom, waarin het adres al was ingevoerd en daar moest hij naar toe rijden. Dat was altijd een plek, die een paar straten van het eigenlijke adres af was gelegen. Hij reed alleen in Nederland. Hij is in Zaandam, Woerden, Aalsmeer, Amsterdam en Utrecht geweest. Verdachte wist dat hij kleding vervoerde. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen aanknopingspunten in het dossier dat verdachte meer deed dan het vervoeren van merkvervalste kleding naar loodsen en naar klanten.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Gelet op de bewijsmiddelen kunnen de handelingen van verdachte worden gekwalificeerd als vervoeren in feitelijke zin en niet als ‘afleveren’ als bedoeld in artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de strekking van dit artikel wordt immers met ‘afleveren’ niet gedoeld op degene die de goederen vervoert of bezorgt, maar op degene die tot aflevering doet vervoeren, de opdrachtgever dus.
Voorts kan er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake zijn van ‘doorvoeren’, zoals de officier van justitie heeft beoogd, nu met ‘doorvoeren’ wordt bedoeld ‘het door het Nederlandse grondgebied brengen’. Daarvan is hier geen sprake. Verdachte heeft verklaard de kleding op Nederlandse adressen te hebben bezorgd.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
4.3.2
Vrijspraak ten aanzien van feit 2: het deelnemen aan een criminele organisatie
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Verdachte vermoedde blijkens zijn verklaringen wel dat er iets niet klopte, maar daaruit kan de rechtbank onvoldoende het wettig en overtuigende bewijs afleiden dat verdachte wist dat er sprake was van het oogmerk op het plegen van misdrijven.
De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de deelname aan een criminele organisatie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen en
mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
22 oktober 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte ] wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 4 juli 2011 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Montfoort en/of Alsmeer en/of Leiderdorp en/of Woerden en/of Lopik en/of Oudewater, althans n Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
- valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
- waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
- waren die ter aanduiding van herkomst valselijk van de naam van een bepaalde plaats met bijvoeging van een verdichte handelsnaam waren voorzien en/of
- waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en/of
- waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) kleding en/of tassen en/of parfum en/of schoenen, valselijk voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk
"Gaastra" en/of "Bjorn Borg" en/of "G-star" en/of "Replay" en/of "Lacoste" en/of "Hilfiger" en/of "Nike" en/of "Dior" en/of "Botticelli"en/of "Dolce & Gabbana" en/of "Dsquared" en/of "Diesel" en/of "Prada" en/of "GUESS" en/of "Adidas" en/of "True Religion" en/of "Ed Hardy"en/of "Moncler" en/of "Pall Mall" en/of "La Martina" en/of "McGregor" en/of "Armani" en/of "Bikkembergs"en/of "Ralph Lauren" en/of "Burberry"en/of "Chanel"
en/of
andere beschermde woord- en/of beeldmerken, in elk geval een of meer wa(a)r(en), valselijk voorzien van (een) vals(e) en/of vervalst(e) merk(en) dan wel valselijk voorzien van een anders handelsnaam en/of van een merk waar (een) ander(en) recht op heeft/hebben, heeft/hebben ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft/hebben aangeboden en/of heeft/hebben afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft/hebben gehad, zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf/misdrijven als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend,
art 337 lid 3 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 4 juli 2011 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Montfoort en/of Aalsmeer en/of Leiderdorp en/of Woerden en/of Lopik en/of Oudewater, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of andere (rechts)personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven:
- het beroeps- of bedrijfsmatig invoeren, doorvoeren, uitvoeren, verkopen, te koop aanbieden, afleveren, uitdelen en in voorraad hebben van merkvervalste goederen, strafbaar gesteld bij artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht