Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
Niet gebleken is dat voornoemde getuigen er enig belang bij hebben om een voor verdachte belastende verklaring af te leggen. De getuigen hebben een voor zichzelf belastende verklaring afgelegd door aan te geven dat zij harddrugs kopen bij dealers.
De rechtbank acht de verklaring van de door de verdediging genoemde getuigen derhalve betrouwbaar en is van oordeel dat deze voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Een exacte datum waarop verdachte en zijn broer samen zijn begonnen met handelen, valt niet vast te stellen, maar uitgaande van de hiervoor vermelde verklaring van getuige [getuige 6], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn broer in ieder geval vanaf 1 januari 2010 samen cocaïne en heroïne hebben verkocht. Voor een langere periode, zoals door de officier van justitie bewijsbaar is geacht, heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gevonden in het dossier.
5.Bewezenverklaring
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 7 maart 2013 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht, en afgeleverd en verstrekt hoeveelheden heroïne en/of cocaïne, zijnde cocaïne en heroïne, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid
8.De strafoplegging
- een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 augustus 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten;
- een reclasseringsrapport van 31 mei 2013, opgesteld door H. Luites, reclasseringsmedewerker, waarin is vermeld dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog/gemiddeld.
Nu de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit een kortere pleegperiode bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend is.
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
30 maanden.