ECLI:NL:RBMNE:2013:4975

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2013
Publicatiedatum
17 oktober 2013
Zaaknummer
16.659159-13; 16.659421-13; 07.660407-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag, afpersing en overtreding huisverbod in Almere

Op 23 september 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 februari 2013 in Almere meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte werd onder andere beschuldigd van poging tot doodslag, afpersing en het overtreden van een huisverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten met geweld en bedreiging heeft geprobeerd om autosleutels van meerdere slachtoffers af te dwingen. Dit gebeurde onder andere met een mes in de hand. De verdachte heeft ook geprobeerd een auto te stelen en heeft daarbij andere weggebruikers in gevaar gebracht door spookrijden op de snelweg. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de acties van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van een benadeelde partij afgewezen omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummers: 16.659159-13; 16.659421-13; 07.660407-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 september 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te[woonplaats ],
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft laatstelijk plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 9 september 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.E. Goudriaan, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Z. Trokic en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een nadere omschrijving tenlastelegging ten aanzien van parketnummer 16.659159-13, ten laste gelegd dat:
16.659159-13
1.
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere op/aan de openbare weg, te weten de [adres], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van één of meerdere (auto)sleutel(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- meermalen, althans éénmaal, heeft aangebeld en/of geklopt bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (gelegen aan de [adres]) en/of
- meermalen, althans éénmaal, heeft geroepen om een sleutel en/of
- ( daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig en/of glimmend voorwerp, in zijn hand(en) heeft gehouden en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft getoond,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
2.
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere op/aan de openbare weg, te weten de Poldermolenweg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (gekentekend [kenteken]), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 3] heeft aangesproken terwijl deze [slachtoffer 3] in voornoemde auto zat als bestuurder met de woorden: "Uitstappen. Ik neem je auto mee" en/of
- ( daarbij) een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig en/of glimmend voorwerp, met de punt in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en/of
- ( daarbij) een handdoek, althans een (stoffen) voorwerp en/of een brandende aansteker in zijn hand(en) heeft gehouden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet opschieten anders ga ik steken" en/of "Je moet de auto starten en de sleutel erin laten";
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere op/aan de openbare weg, te weten de Poldermolenweg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëgening heeft weggenomen een personenauto (gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 3] heeft aangesproken terwijl deze [slachtoffer 3] in voornoemde auto zat als bestuurder met de woorden: "Uitstappen. Ik neem je auto mee" en/of
- ( daarbij) een (groot) mes, althans een scherp en/of puntig en/of glimmend voorwerp, met de punt in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en/of
- ( daarbij) een handdoek en/of een brandende aansteker in zijn hand(en) heeft gehouden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet opschieten anders ga ik steken" en/of "Je moet de auto starten en de sleutel erin laten".
3.
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van een auto en/of een autosleutel, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- de woning van die [slachtoffer 4] (gelegen aan het [adres] is binnengedrongen/binnengegaan en/of
- een mes van het aanrecht heeft gepakt en/of
- aan die [slachtoffer 4] meermalen, althans éénmaal, de woorden toe heeft gevoegd: "Geef me de autosleutel, ik moet een auto hebben" en/of
- ( vervolgens) de punt van voornoemd/een mes in de richting van die [slachtoffer 4] heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer 4] één of meerdere malen heeft geduwd en/of vastgepakt op/tegen/aan het lichaam en/of
- meermalen, althans éénmaal, (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 4],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
16.659421-13
1.
Primair
hij op of omstreeks 6 februari 2013 omstreeks 22:00 uur in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (respectievelijk bestuurster en inzittende van een personenauto gekentekend[kenteken]) en/of [slachtoffer 7] (bestuurder van een personenauto) en/of één of meerdere onbekend gebleven weggebruiker(s) van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (merk Volkswagen, type Golf, kleur blauw, gekentekend [kenteken]) met een hoge/aanzienlijke snelheid en/of zonder verlichting heeft gereden op de Oorweg op een rijbaan die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en/of (aldus) tegen de rijrichting in heeft gereden (zogenaamd spookrijden)
- waardoor voornoemde [slachtoffer 5] moest uitwijken om een frontale botsing met het door verdachte bestuurde voertuig te voorkomen en/of waardoor een aanrijding is ontstaan tussen de linkerspiegel van het door verdachte bestuurde voertuig en de linkerspiegel van het door die [slachtoffer 5] bestuurde voertuig en/of
- waardoor bestuurders van andere voertuigen welke hem, verdachte, tegemoet reden moesten uitwijken om een frontale botsing of aanrijding met het door verdachte bestuurde voertuig te voorkomen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Subsidiair
hij op of omstreeks 6 februari 2013 omstreeks 22:00 uur in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (respectievelijk bestuurster en inzittende van een personenauto gekentekend[kenteken]) en/of één of meerdere onbekend gebleven weggebruikers heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto (merk Volkswagen, type Golf, kleur blauw, gekentekend
[kenteken]) met een hoge/aanzienlijke snelheid en/of zonder verlichting gereden op de Oorweg op een rijbaan die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en/of (aldus) tegen de rijrichting in gereden (zogenaamd spookrijden)
- waardoor voornoemde [slachtoffer 5] moest uitwijken om een frontale botsing met het door verdachte bestuurde voertuig te voorkomen en/of waardoor een aanrijding is ontstaan tussen de linkerspiegel van het door verdachte bestuurde voertuig en de linkerspiegel van het door die [slachtoffer 5] bestuurde voertuig en/of
- waardoor bestuurders van andere voertuigen welke hem, verdachte, tegemoet reden moesten uitwijken om een frontale botsing of aanrijding met het door verdachte bestuurde voertuig te voorkomen.
2.
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Oorweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]) letsel en/of schade was toegebracht.
3.
Primair
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] (respectievelijk bestuurder en inzittende van een personenauto VW Passat gekentekend [kenteken]) van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (merk Volkswagen, type Golf, kleur blauw, gekentekend [kenteken]) op de Rijksweg A6 met een hoge/aanzienlijke snelheid
- gedurende langere tijd zeer dicht op een voor hem, verdachte, rijdende auto, te weten voornoemde VW Passat, heeft gereden en/of is blijven rijden en/of
- ( vervolgens) naast die VW Passat is gaan rijden en/of is blijven rijden en/of
- ( vervolgens) één of meerdere malen een ruk aan het stuur heeft gegeven naar rechts, althans zijn auto plotseling naar rechts heeft gestuurd en/of
- ( vervolgens) één of meerdere malen tegen die VW Passat is gereden/gebotst waardoor die [slachtoffer 8] de macht over het stuur is verloren en/of met die VW Passat in de rondte is gegaan en/of tegen een vangrail tot stilstand is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] (respectievelijk bestuurder en inzittende van een personenauto VW Passat, gekentekend [kenteken]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto (merk Volkswagen, type Golf, kleur blauw, gekentekend [kenteken]) op de Rijksweg A6 met een hoge/aanzienlijke snelheid
- gedurende langere tijd zeer dicht op een voor hem, verdachte, rijdende auto, te weten voornoemde VW Passat, gereden en/of blijven rijden en/of
- ( vervolgens) naast die VW Passat gaan rijden en/of blijven rijden en/of
- ( vervolgens) één of meerdere malen een ruk aan het stuur gegeven naar rechts, althans zijn auto plotseling naar rechts gestuurd en/of
- ( vervolgens) één of meerdere malen tegen die VW Passat gereden/gebotst waardoor die
[slachtoffer 8] de macht over het stuur is verloren en/of met die VW Passat in de rondte is gegaan en/of tegen een vangrail tot stilstand is gekomen.
4.
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Rijksweg A6, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9]) letsel en/of schade was
toegebracht.
07.660407-12
hij op of omstreeks 21 december 2012 in de gemeente Almere opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een aan hem door of namens de burgemeester op 3 december 2012 voor de periode 3 december 2012 tot en met 13 december 2012 opgelegd en op 13 december 2012 aansluitend voor de periode 13 december 2012 tot en met 31 december 2012 verlengd huisverbod (inhoudende het verbod de woning aan de [adres]te Almere te
betreden en/of daarin aanwezig te zijn en/of zich daarbij op te houden en het verbod contact op te nemen met [B])
- door de voortuin van deze woning te betreden en/of zich bij die woning op te houden en/of in de voortuin van die woning aanwezig te zijn en/of
- door haar aan te spreken.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte de aan hem bij parketnummer 16.659159-13 onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, de bij parketnummer 16.659421-13 onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 07.660407-12 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De officier van justitie heeft zich daarbij met name gebaseerd op de door de politie opgemaakte processen-verbaal van bevindingen en op de verklaringen van de aangevers in het dossier.
Ten aanzien van de bij parketnummer 16.659421-13 onder feit 1 primair en feit 3 primair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft de officier van justitie betoogd dat bewezen kan worden dat verdachte met zijn rijgedrag willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de inzittenden van de betreffende auto’s om het leven zouden komen. Verdachte heeft daarmee het voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers gehad, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat verdachte zich niets kan herinneren van hetgeen op
6 februari 2013 is gebeurd en dat zij daarom alleen kan spreken over wat gelet op de inhoud van het dossier naar de mening van verdachte logisch en redelijk voorkomt.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de rechtbank wegens gebrek aan bewijs niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte bij parketnummer 16.659159-13 onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, de bij parketnummer 16.659421-13 onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 07.660407-12 ten laste gelegde feit.
De verdediging heeft ten aanzien van het bij parketnummer 16.659159-13 onder feit 1 tenlastegelegde nog aangevoerd dat als de rechtbank bewezen verklaart dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit, sprake was van een ondeugdelijke poging, omdat de persoon die aangever buiten met een mes zag staan voor een dichte stevige voordeur stond, zodat het handelen van die persoon niet kon leiden tot de voltooiing van de ten laste gelegde poging tot afpersing dan wel poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
Ten aanzien van de bij parketnummer 16.659421-13 onder 1 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte op het moment van het plegen van deze feiten een blinde vlek had waardoor hij totaal niet wist wat hij deed. Door de geestestoestand van verdachte kan daarom niet worden gesteld dat verdachte het voorwaardelijk opzet op de dood van de inzittenden van de andere auto’s heeft gehad.
Ten aanzien van het bij de parketnummer 07.660407-12 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van overtreding van het huisverbod, nu verdachte zich op uitdrukkelijk verzoek van zijn moeder naar haar woning heeft begeven.
De verdediging heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van het bij parketnummer 16.659159-13 onder 3 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kregen op 6 februari 2013 om 21.20 uur de opdracht te gaan naar de [adres] te [woonplaats ]. Er zou een man voor de deur van die woning staan schreeuwen en de man zou daarbij een broodmes in zijn handen hebben. De man zou roepen om een sleutel van een voertuig. Om 21.33 uur kregen verbalisanten de melding om te gaan naar het adres [adres]in [woonplaats ]. Bij die woning aangekomen zagen verbalisanten dat alle deuren open stonden en dat er licht in de gehele woning brandde. Om 21.40 uur kregen verbalisanten de melding te gaan naar de [adres] in [woonplaats ]. Daar zou bij het tankstation een persoon van zijn auto, een blauwe Volkswagen Golf met kenteken [kenteken], zijn beroofd. [2] De verdachte van de beroving had bij pomp zeven van het tankstation zijn zwarte tas achtergelaten. Naast deze zwarte tas lagen drie brandstofslangen op de grond. In de tas zaten onder andere een zilverkleurig koksmes en een sleutel. [3]
Verbalisant [verbalisant 3] vertelde dat het opgegeven signalement mogelijk de hem bekende persoon [verdachte] kon zijn en dat hij wist dat de moeder van [verdachte] op de
[adres]in [woonplaats ] woonachtig was (de rechtbank neemt aan dat de verbalisanten hier een schrijffout maken in de straatnaam.) De in de bij het tankstation in de zwarte tas aangetroffen sleutel bleek te passen op de voordeur van de woning aan de [adres]. [4]
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hoorden op 6 februari 2013 om 21.56 uur dat het bij de beroving weggenomen voertuig op de A6 bij de afslag Almere Haven reed. Verbalisanten zagen op de A6 ter hoogte van de afslag Almere Haven een Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] staan. De auto stond tegen de geleiderail aan in de middenberm en in tegengestelde richting van het doorgaande verkeer. [5] De bestuurder van deze auto verklaarde dat hij was aangereden door een Volkswagen Golf. [6] Terwijl verbalisanten met de inzittenden van de Volkswagen Passat spraken hoorden zij dat er nog een aanrijding was geweest op de Noorderdreef in Almere Haven. De bestuurster van de bij die aanrijding betrokken auto verklaarde dat zij met haar zoon in haar blauwe Honda Civic reed toen op de Noorderdreef een auto recht op hen af kwam rijden. [7]
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] kregen op 6 februari 2013 om 23.10 uur de melding “man is woning ingegaan op [adres] te [woonplaats ]. Man heeft mes uit keukenla gepakt en heeft de bewoners bedreigd met dit mes. Ook heeft hij onder bedreiging met dit mes de autosleutels geëist”. Bij deze melding werd als signalement van de dader doorgegeven een man, 1.80 lang, blond haar met inhammen, donkere jas en spijkerbroek. Verbalisanten zijn direct richting het [adres] gereden. Het [adres] is gelegen achter stadsboerderij “De Kemphaan”. Op de [adres] ter hoogte van de ingang van “De Kemphaan” zagen verbalisanten een man lopen die voldeed aan het opgegeven signalement. De man had een verdwaasde blik in zijn ogen en verbalisanten roken dat de man de geur van benzine om zich heen had. Verbalisanten hebben de man aangehouden. De man bleek te zijn [verdachte]. [8]
Aangever [slachtoffer 1], wonende aan de [adres] in [woonplaats ], heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 februari 2013 omstreeks 21.30 uur iemand heel hard tegen de voordeur van zijn woning hoorde bonken en schoppen. [slachtoffer 1] was bang dat de persoon de deur in zou trappen, omdat in de deur een grote glazen ruit zat. [slachtoffer 1] is naar de voordeur gerend en zag dat een man aan het bonken en schreeuwen was. De man schreeuwde meerdere malen om een autosleutel. De man had ook een mes. [slachtoffer 1] schrok daar erg van. De man bleef doorgaan met schreeuwen en schoppen. Toen [slachtoffer 1] boven uit het raam keek was de man weg. [9]
Getuige [slachtoffer 2], wonende aan de [adres] in [woonplaats ], heeft bij de politie verklaard dat zij een onwijs hard gebonk op de voordeur hoorde. Ze zag een man voor de deur staan. De man ging niet weg, maar hij bleef roepen om een sleutel. [slachtoffer 2] herinnerde zich dat de man een groot mes in zijn hand had. [10]
Aangever [slachtoffer 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 februari 2013 omstreeks 21.40 uur met de auto van benadeelde [A], een Volkswagen Golf, kleur blauw, kenteken [kenteken] [11] , bij pomp vier van de BP benzinepomp aan de [adres] in [woonplaats ] wilde tanken. [slachtoffer 3] zat met draaiende motor in zijn auto te wachten tot hij op kon rijden. Ineens zag hij iemand bij het bestuurdersportier staan. Deze persoon opende het bestuurdersportier. De man had blond kort voorover gekamd haar met grote inhammen aan de bovenzijde. De man zei “uitstappen, ik neem je auto mee”. [slachtoffer 3] zag dat de man in zijn linkerhand een groot vleesmes vast had. De punt van het mes wees in de richting van [slachtoffer 3]. De man had in zijn rechterhand een zwarte handdoek vast en daarbij een aansteker. Terwijl de man sprak zag [slachtoffer 3] dat hij kennelijk een vlammetje wilde maken met de aansteker kennelijk met de bedoeling om de handdoek in brand te steken. De man zei “je moet opschieten, anders ga ik je steken”. [slachtoffer 3] had de sleutel uit het contact genomen en is uitgestapt. De man zei daarop “je moet de sleutel erin laten en de auto starten”. [slachtoffer 3] had de auto weer gestart, de man stapte in en reed met hoge snelheid weg. [12]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft beelden van de beveiligingscamera bekeken. Hij zag een man met een lichte haarkleur, een gemillimeterd kapsel en inhammen in zijn haarlijn naar een pomp lopen en daar een zwarte tas op de grond neerzetten. Verder is gezien dat deze man twee brandstofslangen uit de pomp pakte en de mondstukken van deze slangen richtte op de zwarte tas die op de grond stond. Vervolgens is gezien dat er een voertuig tot stilstand kwam. Op de beelden is gezien dat de man richting dit voertuig is gelopen. De bestuurder is uitgestapt en de man is ingestapt, waarna het voertuig is weggereden in de richting van de Polderdreef. De verbalisant zag dat het om een volkswagen Golf ging. [13]
Aangever [slachtoffer 8] heeft bij de politie verklaard dat hij in de avond van 6 februari 2013 op de A6 richting Amsterdam reed in zijn auto, Volkswagen Passat, kenteken [kenteken] [14] , samen met zijn collega [slachtoffer 9]. Hij reed tussen de afslag Almere Stad en Almere Haven. Voor hem reed een auto welke hij wilde inhalen. [slachtoffer 8] gaf richting aan en was op de linkerbaan gaan rijden. Opeens naderde er een auto heel dicht achter hem. De auto zat heel dicht op zijn auto. [slachtoffer 8] zag dat het een Volkswagen was. Op het moment dat [slachtoffer 8] naar rechts ging, ging de Volkswagen mee. [slachtoffer 8] reed 110 tot 120 kilometer per uur. Op het moment dat [slachtoffer 8] op de rechterbaan reed voelde hij een harde tik tegen de linker achterkant van zijn auto. Daarna volgde meteen nog een aantal tikken tegen de linker achterkant van de auto. De laatste tik was tegen het linker middengedeelte van de auto. Door deze tik ging de auto draaien. De auto raakte de middenrail en kwam uiteindelijk tot stilstand op de linkerbaan, met de neus richting Lelystad. De Volkswagen reed door. [15] [slachtoffer 8] verklaarde dat het de Volkswagen was die hij eerder die avond bij het BP tankstation had gezien. [16]
Getuige [slachtoffer 9] heeft bij de politie verklaard dat hij naast [slachtoffer 8](de rechtbank begrijpt dat dat [slachtoffer 8] is) in de auto zat en dat zij op de A6 reden toen [slachtoffer 8]zei dat er een auto heel hinderlijk achter hem zat. Nadat [slachtoffer 8]een andere auto had ingehaald voelde [slachtoffer 9] dat hun auto van achteren geraakt werd. De auto begon te draaien en kwam uiteindelijk met een klap tot stilstand tegen de vangrail in de middenberm met de neus richting Lelystad. [17] Die auto ging er gelijk vandoor. [18]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat hij werd ingehaald door de bestuurder van een auto en dat een andere auto die met hoge snelheid aan kwam rijden gelijk achter die auto ging plakken. De bestuurder van deze andere auto stuurde opzettelijk naar rechts en ramde daardoor de auto voor hem aan de linkerzijkant. De auto voor hem ging tollen en kwam omgekeerd tegen de vangrail in de middenberm tot stilstand. De andere auto reed door. [19]
Onderzoek aan de Volkswagen Passat en de Volkswagen Golf wees uit dat de schade op beide voertuigen precies in elkaar past en dat de schade past bij de verklaring van aangever [slachtoffer 8]. [20]
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft bij de politie verklaard dat zij in haar auto, Honda Civic, kenteken[kenteken] [21] , op 6 februari 2013 omstreeks 22.00 uur op de Oorweg te Almere reed. Ze reed onder de A6 door richting Almere Stad. [slachtoffer 5] zag dat een personenauto recht op haar af kwam rijden. De auto had geen lichten aan, terwijl het buiten donker was. Daardoor kwam de auto uit het niets op haar af. De auto reed in het midden van de twee rijstroken. [slachtoffer 5] gooide haar stuur om naar rechts en kwam op de “kleine” vluchtstrook terecht. Toen zij dat deed kwam de auto die recht op haar afkwam tegen haar linker zijspiegel aan. De auto reed haar spiegel eraf en schaafde langs de linkerkant van haar auto. De auto was gelijk verdwenen. [22] [slachtoffer 5] zag dat er links aan de achterzijde van haar auto schade zat, waarbij er een donkere kleur lak zat. [slachtoffer 5] verklaarde dat als zij geen ruk aan het stuur had gegeven de andere auto frontaal op haar was geklapt. [23]
Getuige [slachtoffer 6] verklaarde dat hij bij zijn moeder in de Honda Civic op de passagiersstoel zat en dat ter hoogte van ’t Oor zijn moeder plotseling aan haar stuur trok en de berm aan de rechterzijde inreed. Daarna voelde [slachtoffer 6] gelijk een klap. [slachtoffer 6] zag dat de tegenpartij doorreed. Hij liep de weg op en zag een spiegel liggen, vermoedelijk van de auto die doorgereden was. Op het moment van de aanrijding was het donker en de bestuurder van de andere auto had geen verlichting aan. [24]
Uit onderzoek bleek de behuizing van de door [slachtoffer 6] op de weg aangetroffen buitenspiegel te passen op de in beslag genomen Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken]. [25] Tevens is uit onderzoek gebleken dat de veroorzaakte schade passend is bij de verklaring van aangeefster [slachtoffer 5]. [26]
Getuige [slachtoffer 7] heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 februari 2013 omstreeks 21.55 uur over de Noorderdreef reed en dat hij ter hoogte van de A6 een Volkswagen Golf zonder verlichting met hoge snelheid uit de bocht zag vliegen. De bestuurder van de Volkswagen Golf reed op de weghelft van [slachtoffer 7] en kwam op hem afrijden. [slachtoffer 7] kon hem via de berm ontwijken. De bestuurder bleef op het midden van de weg doorrijden. [27]
Aangeefster [slachtoffer 4], wonende aan het [adres] in[woonplaats ], heeft bij de politie verklaard dat zij op 6 februari 2013 omstreeks 23.00 uur in haar woning was en dat zij opeens een mannenstem hoorde in de keuken. [28] Er liep een onbekende man in de keuken. De man pakte een gekarteld broodmes van het aanrecht. De man hield het mes in zijn linkerhand met de punt naar beneden gericht. De man zei “geef me de autosleutel, ik moet een auto hebben”. De man bleef maar vragen om de autosleutel en om een auto. Na meerdere malen vragen deed hij het mes omhoog en wees met de punt richting [slachtoffer 4]. Hij probeerde [slachtoffer 4] met flinke kracht omver te duwen. Ze raakten in een worsteling. De man maakte daarbij drie stekende bewegingen met het mes naar haar toe. [29] [slachtoffer 4] was keihard gaan gillen. Hierdoor was haar echtgenoot wakker geworden en naar beneden gekomen. Toen hij de man zag duwde hij hem naar buiten en de man rende weg. [30]
Getuige[getuige 2], zijnde de man van aangeefster [slachtoffer 4], heeft verklaard dat hij lag te slapen toen hij zijn vrouw hoorde gillen. Hij was naar beneden gerend en zag zijn vrouw in de bijkeuken in een worsteling met een man. [getuige 2] had de man naar buiten geduwd. Hij hoorde later van zijn vrouw dat de man een mes in zijn hand vasthield. [31]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 6 februari 2013 in de woning van zijn moeder was en dat hij (kennelijk) die avond de woning van zijn moeder had verlaten. Verdachte kan zich niet herinneren wat hij daarna heeft gedaan. Hij kan zich alleen herinneren dat er een busje met politie naar hem toe kwam rijden. [32] Verdachte heeft de aan hem door de politie getoonde zwarte tas, welke bij de benzinepomp werd gevonden met daarin onder andere een mes en een sleutel, herkend als zijn tas. Verdachte verklaarde dat de sleutel van hem en het mes van zijn moeder was. [33]
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem bij parketnummer 16.659159-13 onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht voorts op grond van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem bij parketnummer 16.659421-13 onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten
laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat:
- verdachte heeft verklaard dat hij op 6 februari 2013 in de woning van zijn moeder in Almere was en dat hij die avond deze woning heeft verlaten;
- daarna binnen een tijdsbestek van nog geen twee uur de bewezen verklaarde strafbare feiten plaatsvinden in Almere;
- bij de drie van de gepleegde strafbare feiten ([poging tot] afpersing) sprake is van dezelfde modus operandi, namelijk het bedreigen met een mes en het roepen om een autosleutel dan wel een auto;
- de op de weg gepleegde strafbare feiten zijn gepleegd met de Volkswagen Golf, welke auto bij de beroving bij het tankstation afhandig is gemaakt;
- dat bij het tankstation waar één van de strafbare feiten wordt gepleegd spullen worden gevonden waarover verdachte heeft verklaard dat die van hem dan wel van zijn moeder zijn;
- dat verdachte voldoet aan het opgegeven signalement;
- dat verdachte uiteindelijk op die avond vlak nadat het laatste strafbare feit op het [adres] werd gepleegd, nabij het plaats van delict, namelijk op de [adres], ruikend naar benzine door de politie wordt aangetroffen.
Nadere overweging 16.659159-13 feit 1 primair
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat ten aanzien van dit feit sprake is geweest van een ondeugdelijke poging omdat het handelen van verdachte niet kon leiden tot de voltooiing van de ten laste gelegde poging tot afpersing dan wel poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] volgt dat verdachte flink heeft gebonsd op en geschopt tegen de voordeur van de betreffende woning op het moment dat de bewoners thuis waren. De bewoners zijn ook naar de voordeur toegelopen, waar zij verdachte daar met een mes in zijn hand tegen de deur zagen bonken en schoppen en ze hem hoorden hem schreeuwen dat hij een autosleutel wilde hebben. Ze geven daarbij aan dat ze erg bang waren voor verdachte. Dat er sprake was van een stevige voordeur tussen verdachte en de bewoners sluit niet uit dat de bewoners op enig moment zo bang zouden worden voor wat verdachte mogelijk kon doen dat zij de voordeur zouden openen. Daardoor had de door verdachte in gang gezette poging tot afpersing kunnen slagen. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is geweest van een absoluut dan wel relatief ondeugdelijke poging tot afpersing. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw op dit punt.
Nadere overweging 16.659159-13 feit 2 primair
Verdachte heeft verklaard dat het niet mogelijk kan zijn geweest dat hij, zoals aangever zegt, een handdoek in de benzine gedrenkt en een aansteker en een mes in zijn handen heeft gehad en dat hij met die aansteker ook nog heeft geprobeerd om de handdoek aan te steken. Het is te onwaarschijnlijk dat hij al deze handelingen heeft verricht op hetzelfde moment, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit voornoemd bewijs volgt dat bij de tas van verdachte, welke werd aangetroffen bij de benzinepomp, drie brandstofslangen op de grond lagen en dat de politie aangaf dat verdachte naar benzine rook op het moment dat ze hem aanhielden. Dat verdachte de handdoek in de benzine heeft gedrenkt is daarmee zeer wel mogelijk. Daar komt bij dat het aangehaalde bewijs niet uitsluit dat verdachte de door aangever genoemde voorwerpen tegelijk in zijn handen heeft gehad, terwijl ook naar ervaringsregels mogelijk is dat meerdere handelingen worden verricht door iemand die een aantal voorwerpen in zijn handen heeft.
Nadere overweging 16.659421-13 feit 1 primair
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [slachtoffer 5], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] vast dat verdachte op de Noorderdreef met een aanzienlijke snelheid op het midden van de weg heeft gereden en dat hij daarbij geen verlichting voerde, terwijl het donker was. Verdachte is op het midden van de weg blijven rijden ondanks dat er tegemoetkomend verkeer aan kwam. De hem tegemoetkomende auto’s voerden wel verlichting en verdachte heeft deze auto’s dus moeten zien aankomen. Desondanks is verdachte op het midden van de weg door blijven rijden met bijna frontale botsingen tot gevolg.
De rechtbank is van oordeel dat het in het donker zonder verlichting met een aanzienlijke snelheid midden op een weg tegen het verkeer in rijden en daarbij recht op tegemoetkomende auto’s afrijden zonder uit te wijken ertoe leidt dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zich in de hem tegemoetkomende auto's bevindende personen door zijn toedoen zouden verongelukken en dat daarmee het opzet van de verdachte in de zin van voorwaardelijk opzet op de dood van die personen was gericht.
De rechtbank heeft zich voor wat betreft het voorwaardelijk opzet gebaseerd op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte. De mogelijke geestesgesteldheid van verdachte op het moment van het plegen van dit feit speelt daarbij geen rol. Dat verdachte ten tijde van het plegen van dit feit een ‘blinde vlek’ had en dat verdachte geen idee had wat hij deed kan daarom niet leiden tot het oordeel dat verdachte geen voorwaardelijk opzet heeft kunnen hebben op de dood van de slachtoffers. De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsvrouw.
Nadere overweging 16.659421-13 feit 3 primair
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [slachtoffer 8], [slachtoffer 9] en [getuige 1] vast dat verdachte op de snelweg A6 met aanzienlijke snelheid dicht achter de auto van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] is gaan rijden en dat hij dicht achter die auto is blijven rijden. Op het moment dat [slachtoffer 8] zijn auto naar rechts stuurde is verdachte naast de auto van [slachtoffer 8] gaan rijden en heeft zijn auto naar rechts gestuurd. Verdachte is daarbij meerdere malen tegen de auto van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] gebotst, waardoor de auto van [slachtoffer 8] in de rondte is gegaan en uiteindelijk tegen de vangrail tot stilstand is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich, door op de snelweg met een aanzienlijke snelheid meerdere malen tegen een andere auto te botsen, willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zich in die auto bevindende personen door zijn toedoen zouden verongelukken. Hierdoor was het opzet van de verdachte in de zin van voorwaardelijk opzet op de dood van die personen gericht.
De rechtbank heeft zich voor wat betreft het voorwaardelijk opzet gebaseerd op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte. De mogelijke geestesgesteldheid van verdachte op het moment van het plegen van dit feit speelt daarbij geen rol. Dat verdachte ten tijde van het plegen van dit feit een ‘blinde vlek’ had en dat verdachte geen idee had wat hij deed zoals door hem gesteld, kan daarom niet leiden tot het oordeel dat verdachte geen voorwaardelijk opzet heeft kunnen hebben op de dood van de slachtoffers. De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsvrouw.
Bewezenverklaring feit onder parketnummer 07.660407-12
Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] hebben gerelateerd dat zij op 21 december 2012 werden gestuurd naar de [adres] in [woonplaats ], waar een man zou lopen die een verwarde indruk maakte. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat aan verdachte [verdachte] een huisverbod was uitgereikt voor het adres [adres]. [34] Ter plaatse zagen verbalisanten dat verdachte [verdachte] voor de voortuin van de woning gelegen aan de [adres]stond. Zij hoorden dat [verdachte] naar [B] liep en begon te schreeuwen dat hij nog geld kreeg. Verbalisanten kregen het huisverbod van de moeder van verdachte te zien waarop stond dat het huisverbod tot 31 december 2012 liep. [35]
Uit de in het dossier opgenomen beschikking volgt dat het bij de eerdere beschikking van
3 december 2012 aan verdachte [verdachte] opgelegde huisverbod voor een periode van tien dagen was verlengd met een periode van achttien dagen tot 31 december 2012. Het huisverbod gold voor de woning gelegen aan de [adres]te [woonplaats ]. Verdachte mocht deze woning niet betreden, niet in de woning aanwezig zijn, zich niet bij de woning ophouden en geen contact opnemen met zijn moeder [B]. Verbalisant[verbalisant 8]heeft op de verlengingbeschikking de aantekening gemaakt dat verdachte ten tijde van de uitreiking op 19 december 2012 niet wilde tekenen voor ontvangst. [36]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 21 december 2012 op de openbare weg voor het huis van zijn moeder stond. Verdachte verklaarde dat de politie de verlenging van het huisverbod op 19 december 2012 aan hem wilde uitreiken, maar dat hij toen niet wilde tekenen voor ontvangst. [37]
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat de politie probeerde om de verlenging van het huisverbod op 19 december 2012 aan hem uit te reiken overeenkomt met de aantekening van verbalisant [verbalisant 8] op de beschikking. Verdachte wist dus dat het huisverbod was verlengd en dat hij op 21 december 2012 nog niet bij de woning van zijn moeder mocht komen. Dit verweer faalt reeds omdat de stelling, dat verdachte zich op uitdrukkelijk verzoek van zijn moeder naar haar woning had begeven, niet wordt ondersteund door de stukken en door verdachte ook niet aannemelijk wordt gemaakt.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 december 2012 in Almere het aan hem opgelegde huisverbod heeft overtreden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16.659159-13
1.
op 6 februari 2013 in de gemeente Almere op de openbare weg, te weten de [adres], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een autosleutel, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
- meermalen heeft geklopt bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gelegen aan de [adres] en
- meermalen heeft geroepen om een sleutel en
- daarbij een mes in zijn hand heeft gehouden en aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft getoond,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
op 6 februari 2013 in de gemeente Almere op de openbare weg, te weten de Poldermolenweg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (gekentekend [kenteken]), toebehorende aan [A], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 3] heeft aangesproken terwijl deze [slachtoffer 3] in voornoemde auto zat als bestuurder met de woorden: "Uitstappen. Ik neem je auto mee" en
- daarbij een mes, met de punt in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en
- daarbij een handdoek en een aansteker in zijn hand(en) heeft gehouden en
- vervolgens die [slachtoffer 3] de woorden heeft toegevoegd: "Je moet opschieten anders ga ik steken" en "Je moet de auto starten en de sleutel erin laten".
3.
op 6 februari 2013 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van een auto en een autosleutel, toebehorende aan die [slachtoffer 4],
- de woning van die [slachtoffer 4] gelegen aan het [adres] is binnengegaan en
- een mes van het aanrecht heeft gepakt en
- aan die [slachtoffer 4] meermalen de woorden toe heeft gevoegd: "Geef me de autosleutel, ik moet een auto hebben" en
- vervolgens de punt van voornoemd mes in de richting van die [slachtoffer 4] heeft gehouden en
- die [slachtoffer 4] heeft geduwd en vastgepakt aan het lichaam en
- stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 4],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
16.659421-13
1.
Primair
op 6 februari 2013 omstreeks 22:00 uur in de gemeente Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] (respectievelijk bestuurster en inzittende van een personenauto gekentekend[kenteken]) en [slachtoffer 7] (bestuurder van een personenauto) van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (merk Volkswagen, type Golf, kleur blauw, gekentekend [kenteken]) met een aanzienlijke snelheid en zonder verlichting heeft gereden op de Oorweg op een rijbaan die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer en aldus tegen de rijrichting in heeft gereden (zogenaamd spookrijden)
- waardoor voornoemde [slachtoffer 5] moest uitwijken om een frontale botsing met het door verdachte bestuurde voertuig te voorkomen en waardoor een aanrijding is ontstaan tussen de linkerspiegel van het door verdachte bestuurde voertuig en de linkerspiegel van het door die [slachtoffer 5] bestuurde voertuig en
- waardoor een bestuurder van een ander voertuig welke hem, verdachte, tegemoet reed moesten uitwijken om een frontale botsing of aanrijding met het door verdachte bestuurde voertuig te voorkomen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
op 6 februari 2013 in de gemeente Almere, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Oorweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]) letsel en/of schade was toegebracht.
3.
Primair
op 6 februari 2013 in de gemeente Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] (respectievelijk bestuurder en inzittende van een personenauto VW Passat gekentekend [kenteken]) van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (merk Volkswagen, type Golf, kleur blauw, gekentekend [kenteken]) op de Rijksweg A6 met een aanzienlijke snelheid
- gedurende langere tijd zeer dicht op een voor hem, verdachte, rijdende auto, te weten voornoemde VW Passat, heeft gereden en is blijven rijden en
- vervolgens naast die VW Passat is gaan rijden en is blijven rijden en
- vervolgens meerdere malen een ruk aan het stuur heeft gegeven naar rechts en
- vervolgens meerdere malen tegen die VW Passat is gebotst waardoor die [slachtoffer 8] de macht over het stuur is verloren en met die VW Passat in de rondte is gegaan en tegen een vangrail tot stilstand is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
4.
op 6 februari 2013 in de gemeente Almere, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Rijksweg A6, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9]) letsel en/of schade was toegebracht.
07.660407-12
op 21 december 2012 in de gemeente Almere opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een aan hem door of namens de burgemeester op 3 december 2012 voor de periode 3 december 2012 tot en met 13 december 2012 opgelegd en op 13 december 2012 aansluitend voor de periode 13 december 2012 tot en met 31 december 2012 verlengd huisverbod (inhoudende het verbod de woning aan de [adres]te Almere te betreden en daarin aanwezig te zijn en zich daarbij op te houden en het verbod contact op te nemen met [B])
- door zich bij die woning op te houden en
- door haar aan te spreken.
De rechtbank verbetert in de bewezenverklaring een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het bij parketnummer 16.659159-13 onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 en het bij parketnummer 16.659421-13 onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4, en het onder parketnummer 07.660407-12 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van parketnummer 16.659159-13 feit 1 primair en feit 3:
Telkens: poging tot afpersing.
Ten aanzien van parketnummer 16.659159-13, feit 2 primair:
afpersing.
Ten aanzien van parketnummer 16.659421-13 feit 1 primair, feit 3 primair:
Telkens: poging tot doodslag.
Ten aanzien van parketnummer 16.659421-13 feit 2 en feit 4:
Telkens: overtreding van artikel 7, eerste lid onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van parketnummer 07.660407-12:
Handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid of artikel 9, eerste lid van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod.

7.STRAFBAARHEID

Geen sprake van afwezigheid van alle schuld
De verdediging heeft subsidiair verzocht om verdachte ten aanzien van de bij parketnummer 16.659159-13 onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten en de bij parketnummer 16.659421-13 onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten niet bij zijn volle bewustzijn. Hij weet zich van het gebeuren helemaal niets te herinneren. Het is volledig onduidelijk waarom verdachte op 6 februari 2013 dergelijk gedrag heeft vertoond. Door de geestestoestand waarin verdachte verkeerde kan hem geen enkel verwijt worden gemaakt, zodat hij zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt dat verdachte blijkens het rapport van de psychiater van 3 april 2013 niet wilde meewerken aan het psychiatrische onderzoek. Uit het proces-verbaal ter terechtzitting van 16 april 2013 blijkt voorts dat verdachte evenmin wilde meewerken aan (verder) gedragsdeskundig onderzoek noch aan een observatie in het Pieter Baan Centrum. Ter zitting van 3 september 2013 is niet gebleken dat verdachte hierover een andere mening was toegedaan. Dat verdachte niet wenst mee te werken aan enig gedragsdeskundig onderzoek is zijn eigen verantwoordelijkheid. De weigering tot medewerking leidt er echter wel toe dat de rechtbank geen beschikking heeft over rapporten met informatie over de mate van (on)toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt, in de van zijn zijde betoogde zin, van wat hij heeft gedaan wordt dan ook niet ondersteund door enige informatie in het dossier. Het feit dat verdachte zegt zich niets meer te kunnen herinneren en de onverklaarbaarheid van zijn gedrag zijn onvoldoende om aan te nemen dat het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend. Bij gebreke daarvan is de rechtbank van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten volledig aan verdachte toegerekend dienen te worden. Ontslag van alle rechtsvervolging is daarom niet aan de orde. De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsvrouw op dit punt.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier van justitie heeft voorts gevorderd om ten aanzien van de onder parketnummer 16.659421-13 bewezen verklaarde feiten een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van tien jaar op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft uiterst subsidiair naar voren gebracht dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten komt en de rechtbank tot het oordeel komt dat geen sprake is van afwezigheid van alle schuld, de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf in aanzienlijke mate dient te worden gematigd. Een gevangenisstraf van maximaal twee jaar is in dat geval passend, aldus de raadsvrouw.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft op 6 februari 2013 in korte tijd een aaneenschakeling van ernstige strafbare feiten gepleegd. Verdachte heeft met het plegen van deze feiten de slachtoffers enorm veel angst aangejaagd en ernstig gevaar veroorzaakt voor zijn medeweggebruikers. Dat de slachtoffers van het rijgedrag van verdachte er relatief goed vanaf zijn gekomen is niet aan verdachtes handelen te danken. Verdachte heeft de slachtoffers willekeurig uitgekozen en heeft geen enkel respect getoond voor zijn medemens. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ondervinden. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan overtreding van een aan hem opgelegd huisverbod.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 23 augustus 2013 volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. In 2008 is verdachte veroordeeld voor een poging tot afpersing en wapenbezit.
De reclassering vermeldt in het rapport van Tactus Verslavingszorg d.d. 22 maart 2013 dat de kern van de problematiek bij verdachte ligt in de middelenproblematiek en de mogelijk aanwezige persoonlijkheidsproblematiek. Als gevolg hiervan is verdachte de afgelopen jaren in een spiraal van negatieve gebeurtenissen terecht gekomen die hebben gemaakt dat er op vrijwel alle leefgebieden problemen zijn ontstaan, welke hij niet zelf het hoofd kan bieden. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Behandeling en begeleiding in een ambulant kader zal verre van toereikend zijn om de problematiek aan te pakken. Een behandeling in de reguliere zorg zal met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitlopen op weer een mislukking wat verdachte alleen maar weer opnieuw in zijn cirkel van falen, gebruiken en andere gevolgen van dien zal brengen. Een behandeling in een forensische verslavingskliniek is de enige manier om verdachte te helpen. Hiervoor zal verdachte echter wel moeten meewerken aan het uitvoeren van diagnostiek en een indicatiestelling door het NIFP. Aangezien verdachte weigert hieraan mee te werken heeft de reclassering geen uitvoerbaar en passend plan op kunnen stellen. De reclassering adviseert daarom om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de omvang en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De oriëntatiepunten van het LOVS in acht genomen acht de rechtbank voor feiten als thans bewezenverklaard de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend. Verdachte heeft niet willen meewerken aan enig gedragsdeskundig onderzoek. Als gevolg daarvan heeft de rechtbank geen informatie gekregen over de persoonlijke problematiek van verdachte en over welke behandeling noodzakelijk is om aan die problematiek te werken teneinde de kans op herhaling in de toekomst te verminderen. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de genoemde oriëntatiepunten, dan wel een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Daar komt bij dat verdachte ook ter zitting heeft aangegeven niet mee te willen werken aan een behandeling in een kliniek. De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaar opleggen. De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten gelet op de gevaarzetting voor de medeweggebruikers een rijontzegging van deze duur rechtvaardigen.

10.DE BENADEELDE PARTIJEN

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte bij parketnummer 16.659159-13 onder 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 554,26, ter zake van materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partij ingediende vordering, nu voldoende aannemelijk is dat door het door verdachte gepleegde feit schade aan de (ruit van de) voordeur is ontstaan. De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de door de benadeelde partij ingediende vordering moet worden afgewezen, omdat de vordering niet met stukken is onderbouwd dus niet kan worden vastgesteld dat er daadwerkelijk onherstelbare schade aan de voordeur is ontstaan.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting op van het strafgeding nu de vordering op geen enkele wijze is onderbouwd met stukken, waaruit kan worden opgemaakt dat er door het bij parketnummer 16.659159-13 onder 1 bewezen verklaarde feit schade aan de voordeur is ontstaan. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte bij parketnummer 16.659159-13 onder 2 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.579,90, waarvan
€ 79,90 ter zake van materiële schade en € 1.500,00 ter zake van immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de gevorderde kosten voor materieel geleden schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw is van mening dat het voor immaterieel geleden schade gevorderde bedrag dient te worden gematigd. Er is geen medische verklaring overgelegd waaruit blijkt welke impact het feit op de benadeelde partij heeft gehad. Daarnaast is de door de benadeelde partij ter onderbouwing bij de vordering gevoegde zaak waarbij een bedrag van € 1.600,00 aan immateriële schade is toegekend van een heel ander kaliber, aldus de raadsvrouw.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bij parketnummer 16.659159-13 onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.579,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dit bedrag toewijzen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [A] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte bij parketnummer 16.659159-13 onder 2 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 372,61, waarvan
€ 222,61 ter zake van materiële schade en € 150,00 ter zake van immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde gevorderde kosten voor materieel geleden schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot afwijzing van de gevorderde kosten voor immaterieel geleden schade nu deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de vordering tot schadevergoeding kan worden toegewezen voor zover deze ziet op de gevorderde kosten voor materieel geleden schade. De raadsvrouw is van mening dat de vordering voor wat betreft de immateriële schade moet worden afgewezen, omdat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [A] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bij parketnummer 16.659159-13 onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 222,61 ter zake van de materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dit bedrag toewijzen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij dient voor het meerdere, te weten het voor immaterieel geleden schade gevorderde bedrag, te worden afgewezen nu deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Het bewezen verklaarde feit is immers niet tegen benadeelde [A] gepleegd.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 4] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte bij parketnummer 16.659159-13 onder 3 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 14,45, ter zake van materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de door de benadeelde partij ingediende vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bij parketnummer 16.659159-13 onder 3 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 14,45, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dit bedrag toewijzen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 8] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte bij parketnummer 16.659421-13 onder 3 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.209,19, waarvan
€ 459,19 ter zake van materiële schade en € 1.750,00 ter zake van immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de door de benadeelde partij ingediende vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft daarbij opgemerkt dat er een vrij hoog bedrag aan immateriële schade wordt gevraagd.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bij parketnummer 16.659421-13 onder 3 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 459,19 aan materiële schade en een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil. De rechtbank zal de vordering dan ook tot een bedrag van
€ 1.959,19 toewijzen.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde bedrag aan immateriële schade een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 9] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte bij parketnummer 16.659421-13 onder 3 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.545,53, waarvan
€ 45,53 ter zake van materiële schade en € 1.500,00 ter zake van immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de door de benadeelde partij ingediende vordering geheel moet worden afgewezen, omdat deze vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd en de impact van het gebeuren op de benadeelde partij daardoor niet kan worden vastgesteld.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij
[slachtoffer 9] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bij parketnummer 16.659421-13 onder 3 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.545,53, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dit bedrag toewijzen. De rechtbank overweegt daarbij ten aanzien van de immateriële schade dat een vergoeding van € 1.500,00, gelijk aan de vergoeding die aan benadeelde partij [slachtoffer 8] wordt toegekend, passend is. De rechtbank ziet in de beperkte(re) onderbouwing door benadeelde [slachtoffer 9] geen aanleiding om een lagere vergoeding toe te kennen dan aan [slachtoffer 8] is toegekend die in dezelfde auto zat.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

12.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 45, 57, 287 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 7 en 179 van de wegenverkeerswet 1994 en artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het bij parketnummer 16.659159-13 onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde, het bij parketnummer 16.659421-13 onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde, en het onder parketnummer 07.660407-12 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat bij parketnummer 16.659159-13 onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3, bij parketnummer 16.659421-13 onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde, en onder parketnummer 07.660407-12 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 5 jaar;
Benadeelde partijen
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te Almere, van een bedrag van € 1.579,90 (zegge: vijftienhonderdnegenenzeventig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 6 februari 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.579,90 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [A], wonende te Almere van een bedrag van € 222,61 (zegge: tweehonderdtweeëntwintig euro en eenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 6 februari 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 222,61 ten behoeve van het slachtoffer [A] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [A] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [A], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [A] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te Almere, van een bedrag van € 14,45 (zegge: veertien euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 6 februari 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 14,45 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8], wonende te Almere, van een bedrag van € 1.959,19 (zegge: negentienhonderdnegenenvijftig euro en negentien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 6 februari 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.959,19 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9], wonende te Almere, van een bedrag van € 1.545,53 (zegge: vijftienhonderdvijfenveertig euro en drieënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 6 februari 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.545,53 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout voorzitter, mrs. H. Vegter en
B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013009890, doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 145
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 13
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 14 + foto’s blz. 17 en 18
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 14
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 20
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 21
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 22
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 29
9.Proces-verbaal van aangifte, blz. 41
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 36
11.Proces-verbaal van aangifte, blz. 43
12.Proces-verbaal van aangifte, blz. 44
13.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 14
14.Proces-verbaal van aangifte, blz. 50
15.Proces-verbaal van aangifte, blz. 51
16.Proces-verbaal van aangifte, blz. 50
17.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 54
18.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 55
19.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 56
20.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 73 + foto’s blz. 84, 85 en 86
21.Proces-verbaal van aangifte, blz. 53
22.Proces-verbaal van aangifte, blz. 52
23.Proces-verbaal van aangifte, blz. 53
24.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 63
25.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 69 + proces-verbaal van bevindingen, blz. 74
26.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 74 met als bijlagen foto’s, blz. 79, 80, 81
27.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 65
28.Proces-verbaal van aangifte, blz. 24
29.Proces-verbaal van aangifte, blz. 25
30.Proces-verbaal van aangifte, blz. 26
31.Proces-verbaal van verhoor getuige, opgenomen in aanvullend proces-verbaal
32.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2013
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 141
34.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 december 2012 nr. PL2543 2012089903-14, blz. 1
35.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 december 2012 nr. PL2543 2012089903-14, blz. 2
36.Beschikking van de burgemeester
37.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 september 2012