Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 januari 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 11 juli 2013.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
niethoefden te kiezen respectievelijk aan wat hen
nietverwijtbaar is.
nietvan plan zou zijn geweest de huurbetalingen voor te zetten vanaf 1 januari 2008, had hij Stena korte tijd na zijn besluit te stoppen met JJ moeten informeren. Dat had uiterlijk medio 2007 moeten gebeuren. Dan had Stena een half jaar lang de tijd gekregen maatregelen te nemen haar schade te beperken, voordat JJ op 1 januari 2008 een lege vennootschap was geworden die geen verhaal meer bood. Indien [gedaagde sub 2] zo had gehandeld, had hij persoonlijk geen onrechtmatige daad gepleegd tegenover Stena. De beslissing te stoppen met de onderneming van JJ was immers op zichzelf een verantwoorde ondernemersbeslissing, ook al heeft die tot gevolg dat Stena een groot deel van de resterende huurtermijn niet met JJ zou kunnen afmaken en niet door JJ betaald zou krijgen.
welvan plan de huurbetalingen voort te zetten per 1 januari 2008. Maakt dat het oordeel in 4.11 anders? Nee, [gedaagde sub 2] moest Stena ook in dit geval informeren over de komende veranderingen. De waarschuwingstermijn van een half jaar verandert daardoor dus niet. Die veranderingen leidden er immers toe dat JJ een bijna lege vennootschap zou worden zonder enige verdiencapaciteit en zonder verhaal te bieden, terwijl de vennootschap die de huurbetalingen overnam, JA, daartoe in het geheel niet was verplicht en er dus elk moment zonder meer mee kon stoppen zonder vooraankondiging aan Stena. Dat was ook precies wat in oktober 2010 gebeurde. Voor die situatie had [gedaagde sub 2] Stena dienen te behoeden. Dat deed [gedaagde sub 2] niet, terwijl hij deze situatie zelf in het leven riep met het oog op een aan zijn zijde gelegen belang en wens: het zich verwerven van een positie op de consultancymarkt.