Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties,
- de brief van 27 juni 2013 van [verzoeker] met producties,
- het verweerschrift met producties,
- de mondelinge behandeling.
- brieven van partijen over de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling afgesproken aanhouding
2.De feiten
Voor details verwijs ik gaarne naar het geneeskundige rapport. Hieruit kunt u opmaken dat er bij betrokkene sprake was van pre-existente geringe schouderklachten die volgens betrokkene geen relatie hadden met de klachten van na het ongeval.”
3.Het verzoek
4.De beoordeling
.Dit is echter onvoldoende grond om het verzoek van [verzoeker] dat de rechtbank voor recht verklaart dat er causaal verband bestaat tussen de door [verzoeker] sinds het ongeval ondervonden schouderklachten, te kunnen toewijzen. Toewijzing van dit verzoek houdt immers in dat tussen partijen in rechte vast komt te staan dat alle schouderklachten die [verzoeker] thans ervaart volledig en uitsluitend aan het ongeval moeten worden toegerekend. Zoals hiervoor is overwogen is echter niet uitgesloten dat ook de pre-existente klachten bij de beoordeling betrokken moeten worden. Bovendien heeft [B] verzuimd inzichtelijk te maken in hoeverre zijn diagnose is gebaseerd op zijn eigen onderzoek en analyse. Het ontbreekt de rechtbank aan medische kennis en inzicht om op grond van de thans beschikbare gegevens vast te kunnen stellen welke consequenties er verbonden moeten worden aan de door [A] verstrekte informatie. Voor verduidelijking op dit punt is nader onderzoek door een onafhankelijke medisch deskundige noodzakelijk, waarvoor het deelgeschil niet de geëigende procedure is. Dit nog daargelaten dat in deze procedure een dergelijk verzoek niet is gedaan.