ECLI:NL:RBMNE:2013:4843
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor het telen en bewerken van hennep in een professionele kwekerij
Op 6 september 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het telen, bewerken en verwerken van hennep in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 mei 2011. De rechtbank heeft het vonnis gewezen op tegenspraak, na een onderzoek ter terechtzitting op 23 augustus 2013. De officier van justitie vorderde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zou worden verklaard, terwijl de verdediging zich beriep op de bekennende verklaring van de verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een professionele hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, waar meer dan 1400 hennepplanten aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met artikel 3 onder B van de Opiumwet, en dat er geen rechtvaardigingsgrond voor zijn handelen was. De verdachte werd als strafbaar beschouwd en er werd geen omstandigheid gevonden die zijn strafbaarheid uitsloot.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk, en een werkstraf van 160 uren geëist. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De rechtbank besloot uiteindelijk tot een werkstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met het relatief geringe aandeel van de verdachte in de hennepteelt en de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet.