ECLI:NL:RBMNE:2013:4775

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
16-995354-09 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van asbestvrijgave rapporten en gevaar voor de openbare gezondheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het valselijk opmaken van rapporten met betrekking tot asbestverwijdering. De verdachte, geboren in 1963 en werkzaam als laborant, was verantwoordelijk voor de eindbeoordeling na asbestsanering in een kantoorpand in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 december 2007 tot en met 11 januari 2008 rapporten heeft opgesteld waarin hij valselijk heeft vermeld dat er geen asbesthoudende materialen aanwezig waren, terwijl dit in werkelijkheid wel het geval was. Dit leidde tot het onterecht vrijgeven van ruimtes waarin nog asbest aanwezig was, wat gevaar voor de openbare gezondheid met zich meebracht.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op verschillende data, waarbij de verdachte niet zelf aanwezig was maar vertegenwoordigd werd door zijn advocaat. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het aan de schuld van de verdachte te wijten zijn dat asbest in de bodem en lucht werd gebracht, en valsheid in geschrifte door het opmaken van rapporten die bestemd waren om als bewijs te dienen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk de rapporten had vervalst met het oogmerk deze als echt te gebruiken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en hem veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/995354-09 (P)
vonnis van de meervoudige kamer van 14 mei 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1963] te [geboorteplaats] (Joegoslavië)
woonachtig aan de [adres], [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden 5 maart 2012, 14 december 2012, 11 april 2013, 15 april 2013 en 13 mei 2013. De zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] BV (parketnummer 16/995016-11), [medeverdachte 2] (parketnummer 16/995350-09), [medeverdachte 3] (parketnummer 16/995349-09),[medeverdachte 4] (parketnummer 16/995351-09) en [medeverdachte 5] (parketnummer 16/995391-09).
Verdachte, die niet ter terechtzitting is verschenen, heeft zich ter terechtzitting laten vertegenwoordigen door mr. E.J. Eijsberg, advocaat te Capelle aan den IJssel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen de raadman naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 14 december 2012 gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
Feit 1:het aan de schuld van verdachte te wijten is dat in een pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] asbest(vezels) in de bodem en/of lucht werd(en) gebracht waarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor anderen te duchten was;
Feit 2:Verdachte in vereniging geschriften valselijk heeft opgemaakt of vervalst met het oogmerk om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken door anderen;

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, beide feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor beide ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Met betrekking tot het eerste ten laste gelegde feit heeft de verdediging betoogd dat niet is gebleken dat in de periode dat verdachte in het pand aan de [adres] werkzaam is geweest, te weten de periode van 7 december 2007 tot 11 januari 2008, asbest(vezels) in de bodem/ lucht zijn gebracht. Alle rapporten waaruit zou kunnen volgen dat asbest(vezels) in de bodem/ lucht zijn gebracht dateren uit februari, maart, april en mei 2008 en zeggen derhalve niets over de ten laste gelegde periode. Bovendien volgt niet uit het dossier dat daadwerkelijk personen zijn blootgesteld aan gezondheidsrisico’s, doordat zij na de vrijgaven door verdachte in door hem vrijgegeven ruimten zijn geweest waarin nog asbestverontreiniging aanwezig was.
Met betrekking tot het tweede ten laste gelegde feit heeft de verdediging gesteld dat uit de door Aksys, TNO, BME en Amos opgestelde rapporten niet volgt dat verdachte vrijgaverapporten onjuist heeft ingevuld, nu uit deze rapporten niet volgt dat op plaatsen die verdachte heeft vrijgegeven asbest is aangetroffen. Bovendien, ook al zou uit deze rapporten volgen dat asbest is aangetroffen op plaatsen die verdachte heeft vrijgegeven, dan is, nu die rapporten geruime tijd na de vrijgaven door verdachte zijn opgemaakt, niet uitgesloten dat die stoffen door onbevoegden in de ruimte terecht zijn gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs [1]
Algemeen
Het kantoorcomplex aan de [adres] te [vestigingsplaats], bestaande uit een zestal geschakelde onderdelen A t/m F, is eigendom van Uni-Invest BV (hierna: Uni-Invest). [2] In het voorjaar van 2007 zijn door Uni-Invest voorbereidingen getroffen voor een renovatie van het pand, waaronder een asbestsanering. Uni-Invest heeft op 10 oktober 2007 aan [medeverdachte 1] B.V. (hierna: [medeverdachte 1]) opdracht gegeven tot verwijdering van asbest in het complex.
Blijkens de overzichtstekening/ foto stond gebouw F vrij geïsoleerd ten opzichte van de andere bouwdelen. [3] Na 17 oktober 2007 was de verbinding tussen A en F afgesloten met een houten schot. Het betrof geen hermetische afsluiting. De bovenzijde van het houten schot was open. [4]
[medeverdachte 1] heeft voor de wettelijke eindbeoordelingen na asbestverwijdering in het kantoorpand [adres] te[vestigingsplaats] vanaf december 2007 [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) ingeschakeld. Verdachte was destijds werkzaam als laborant bij [bedrijf] en heeft een aantal eindbeoordeling na asbestsanering verricht. De werkzaamheden van verdachte als laborant betroffen eindcontrole en vrijgave van een containment (een afgeschermde ruimte of buitenlocatie) waarna -na verwijdering van het containment- op de betreffende vrijgegeven locaties verdere werkzaamheden plaatsvonden.
De eindbeoordeling na asbestsanering in een containment is geregeld in artikel 4.51.a van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Hier is beschreven dat een eindbeoordeling bestaat uit een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting.
Met betrekking tot feit 2: De door verdachte opgestelde rapporten
Vrijgaverapporten van verdachte in bouwdeel F
Blijkens rapport 07.14971/3 heeft verdachte op 10 december 2007 de eerste verdieping van blok F vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 7 m2 asbesthoudende beplating boven raamkozijnen inclusief rachelwerk zijn verwijderd. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Verder is vermeld dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden. [5]
Blijkens rapport 07.14971/4, meting 1, heeft verdachte op 11 december 2007 het trappenhuis in blok F vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 1m2 losse asbesthoudende restanten tussen raamkozijn en plafond zijn verwijderd bij kamer 5. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Verder is vermeld dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden. [6]
Blijkens rapport 07.14971/4, meting 2, heeft verdachte op 11 december 2007 in Blok F het trappenhuis en gang begane grond en eerste etage zijn vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 1m2 losse asbesthoudende restanten tussen raamkozijn en plafond zijn verwijderd. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Verder is vermeld dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden. [7]
Blijkens rapport 07.14971/5, meting 1, heeft verdachte op 12 december 2007 de CV ruimte in blok F vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 2m2 plafondbeplating bij de cv ruimte uit het huis inclusief rachelwerk is verwijderd. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Verder is vermeld en dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden. [8]
Blijkens rapport 07.14971/5, meting 2, heeft verdachte op 12 december 2007 de woonkamer in blok F vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 4 m2 asbesthoudende restanten tussen raamkozijn en constructiedelen zijn verwijderd en dat een deel van het verlaagde plafond is weggehaald. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden. [9]
Blijkens rapport 07.14971/5, derde meting, heeft verdachte op 12 december 2007 de keuken in blok F vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat 3 m2 asbesthoudende restanten tussen raamkozijn en constructiedelen en dat een deel van het verlaagde plafond is weggehaald. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden. [10]
Rapporten van derden met betrekking tot gebouw F
Amos Milieutechniek B.V. (hierna Amos) heeft op 29 april 2008 de asbestsaneringen in het complex onderzocht. [11] In het rapport van 29 mei 2008 is vermeld dat op een kleefmonster van het regelwerk in gebouw F diverse asbestvezels zijn aangetroffen, evenals op een kleefmonster van regelwerk in de doorgang van gebouw F. [12]
BME Asbestconsult B.V. (hierna: BME) heeft op 5 juni 2008 de concentratie asbestvezels in het Blok F van het complex onderzocht. [13] Blijkens het rapport van 26 juni 2008 zijn op diverse locaties restanten van asbesthoudend materiaal aangetroffen: op de begane grond op de vloer in het toilet, op de vloer bij de pui bij de trap, tussen de kantlatten ter plaatse van de pui bij de trap en op de vloer van de cv ruimte in het woonhuis. Op de verdieping op het systeemplafond van de meterkast en tussen de kantlatten ter plaatse van de pui bij de trap. [14]
Tevens zijn een aantal kleefmonsters genomen. Op de volgende kleefmonsters is amosiet aangetroffen:
- op binnenkozijn van kamer 109, 1e verdieping; [15]
- op kabelgoot in de keuken,1e verdieping; [16]
- op kabelgoot in de hal bij meterkast, 1e verdieping; [17]
- boven kozijn van trap aan de buitengevel, 1e verdieping; [18]
- boven kozijn bij trap en meterkast, 1e verdieping. [19]
Vrijgaverapporten van verdachte in gebouw B
Blijkens rapport 07.14971/8, meting 1, heeft verdachte op 19 december 2007 de 3e verdieping van gebouw B, gang, meterkast en liftschacht vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat asbesthoudende beplating aan de buitenkant van de lift en boven de branddeur en asbesthoudende strookjes in de meterkast zijn verwijderd en dat alles achter de afgeplakte delen is uitgesloten van de vrijgave. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden. [20]
Blijkens rapport 07.14971/8, meting 3 heeft verdachte op 19 december 2007 de 2e verdieping van gebouw B, gang, meterkast en liftschacht vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat asbesthoudende beplating aan de buitenkant van de lift en boven de branddeur en asbesthoudende strookjes in de meterkast zijn verwijderd en dat alles achter de afgeplakte delen is uitgesloten van de vrijgave. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden. [21]
Blijkens rapport 07.14971/8, meting 3 heeft verdachte op 19 december 2007 de 1e verdieping van gebouw B, gang, meterkast en liftschacht vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat asbesthoudende beplating aan de buitenkant van de lift en boven de branddeur en asbesthoudende strookjes in de meterkast zijn verwijderd en dat alles achter de afgeplakte delen is uitgesloten van de vrijgave. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden. [22]
Blijkens rapport 08.15185/4, meting 1, heeft verdachte op 11 januari 2008 het trappenhuis in blok B, begane grond tot en met derde etage, vrijgegeven. In het rapport is vermeld dat asbesthoudende stroken van de muur zijn afgeharkt en de kappen, na saneren van de wandcontactdozen, duurzaam zijn gecoat. Alles achter de afgeplakte delen is uitgesloten van vrijgave. Onder het kopje “visuele inspectie” is vermeld dat de ruimte droog en stofvrij was en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen. Vermeld is verder dat de ruimte zonder beschermende middelen betreden mag worden. [23]
Rapporten en getuigenverklaringen met betrekking tot gebouw B
Aksys B.V. (hierna: Aksys) heeft op 2 en 4 februari 2008 een asbestinventarisatie in het gebouw uitgevoerd. In het rapport van 11 februari 2008 is vermeld dat in de drie trappenhuizen en de twee noodtrappenhuizen van de bouwonderdelen A, B, C en D in het verleden amosiet (bruine asbest) bepaling heeft gezeten en dat op nagenoeg alle verdiepingen van alle trappenhuizen visueel restanten van dit materiaal zijn aangetroffen. In enkele gevallen gaat het zelfs om grote brokstukken. [24]
Getuige [getuige], als laborant betrokken bij het door Aksys in februari 2008 uitgevoerde onderzoek, heeft verklaard dat hij onderzoek heeft ingesteld in de bouwdelen A, B, C en D en zoveel materiaal rond de kozijnen zag zitten dat hij het vreemd vond dat de ruimten ooit konden zijn vrijgegeven door een laboratorium. [25]
BME Asbestconsult B.V. (hierna: BME) heeft in maart/april 2008 een volledige asbestinventarisatie van het gebouw uitgevoerd. In het rapport van 28 april 2008 is vermeld dat op genomen kleefmonsters van stof op de constructie van de liften en stof op het dak van de liftkooi in bouwdeel A/B duidelijk asbestvezels zijn aangetroffen. [26]
In het rapport van Amos van 29 mei 2008 is vermeld dat vrijwel alle moeilijk bereikbare locaties, zoals holten en naden van de trappenhuizen tussen de bouwdelen A/B nog resten asbesthoudend stucwerk bevatten. Verder zijn op meerdere locaties in het trappenhuis A/B resten asbesthoudend stucwerk aangetroffen tussen de kieren van de trap. [27]
TNO Bouw en ondergrond (hierna TNO) heeft op verzoek van de Milieupolitie te Utrecht op 28 maart 2008 een visuele inspectie uitgevoerd op de 2e en 3e verdieping van het complex. In het rapport van 17 april 2008 is vermeld dat tijdens deze inspectie veel asbestverdachte restanten in de directe omgeving van de trappenhuizen zijn aangetroffen en dat restanten asbesthoudende stuclaag zijn aangetroffen op de wanden van de trappenhuizen. Vooral op de moeilijk bereikbare plaatsen en in de dakopbouw is veel van de stuclaag achtergebleven. Daarnaast zijn losse restanten stuclaag aangetroffen op de stalen constructiedelen van de trap. Restanten amosiethoudend board zijn op diverse plaatsen rondom de trappenhuizen aangetroffen, op houten rachelwerk, in kabelgoten, op kozijnen en richels en los op de vloer in het complex. [28]
Bewijsoverwegingen
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde rapporten valselijk heeft opgemaakt. Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte in deze rapporten heeft vermeld bij de visuele inspectie geen asbesthoudende materialen te hebben aangetroffen, terwijl uit de hiervoor genoemden, later opgemaakte rapporten, volgt dat er nog duidelijk asbest aanwezig was op door verdachte vrijgegeven plaatsen.
De rechtbank overweegt dat uit het genoemde bewijsmiddelen volgt dat het niet om een enkel incident gaat. In dat geval zou immers sprake kunnen zijn van het abusievelijk uitvoeren van een onjuiste of onvolledige controle, maar gezien de aard en de aantallen onvolkomenheden die uit de later opgestelde rapporten naar voren komen, is de rechtbank van oordeel dat van toeval geen sprake kan zijn maar dat verdachte de genoemde rapporten bewust heeft vervalst met het oogmerk om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Gezien de plaatsen waar in gebouw F asbest is aangetroffen, in kabelgoten, boven kozijnen, tussen kantlatten en de hoeveelheid asbest is niet voorstelbaar dat onbevoegden met schoeisel de gebieden hebben herbesmet, zoals de verdediging heeft aangevoerd. Daarbij komt dat gebouw F geïsoleerd stond en de verbinding tussen gebouw A en F na 17 oktober 2007 was afgesloten met een houten schot, wat herbesmetting nog moeilijker voorstelbaar maakt. Weliswaar was de doorgang niet hermetisch afgesloten, maar personen konden er geen gebruik van maken en daardoor met hun schoeisel ook geen herbesmetting veroorzaken. Dit verweer kan dan ook niet slagen.
Gezien de plaatsen waar in gebouw B asbest is aangetroffen, op stucwerk tussen de kieren van de trap, op de wanden van de trappenhuizen alsmede op houten rachelwerk, in kabelgoten, op kozijnen en richels en los op de vloer, is evenmin voorstelbaar dat onbevoegden met schoeisel deze gebieden hebben herbesmet, zoals de verdediging heeft aangevoerd. Dit verweer wordt eveneens verworpen.
Met betrekking tot feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de onder feit 2 ten laste gelegde rapporten opzettelijk valselijk heeft opgemaakt door valselijk te vermelden dat hij bij visuele inspectie geen asbesthoudende materialen heeft aangetroffen, terwijl deze nog wel aanwezig waren. Gelet op het feit dat de containments waar deze rapporten op zagen, vervolgens zijn afgebroken en op deze plekken andere renovatie- en sloop- en opruimwerkzaamheden hebben plaatsgevonden acht de rechtbank tevens bewezen dat dat dit achtergebleven asbest op de bodem of de lucht terecht is gekomen. Nu verdachte degene is geweest die de betreffende, nog vervuilde, containments heeft vrijgegeven, is de verdere verspreiding van deze materialen aan verdachtes schuld te wijten. Dit betekent dat de rechtbank verdachte ook voor dit feit zal veroordelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
(1)
het aan verdachtes schuld te wijten is geweest dat op een of meer tijdstippen in de periode van 07 december 2007 tot en met 11 januari 2008 te Utrecht in een kantoorpand aan de [adres], wederrechtelijk een stof, te weten asbest en/of asbestvezels, op de bodem en in de lucht werden gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of
levensgevaar voor anderen te duchten was,
immers zijn door verdachte uitgevoerde metingen en/of vrijgaven niet op de juiste wijze en/of onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd, en heeft verdachte vervolgens containments vrijgegeven, die niet vrijgegeven hadden mogen worden omdat daar nog asbest(vezels) in waren achtergebleven,
waarna het asbest en/of die asbestvezels bij later, door anderen uitgevoerde
renovatie- en/of sloop- en/of opruimwerkzaamheden vrijkwamen en/of verder
en/of opnieuw door het pand werden verspreid;
(2.) op meer tijdstippen in de periode van 07 december 2007 tot en met 11
januari 2008, te Utrecht, meerdere rapportages eindcontrole na asbestverwijdering met rapportnummers 07.14971/3 en 07.14971/4 en 07.14971/5 en 07.14971/8 en 08.15185/4,
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte:
in vrijgaverapporten met rapportnummers:
07.14971/3 meting 1; en
07.14971/4 meting 1; en
07.14971/4 meting 2; en
07.14971/5 meting 1; en
07.14971/5 meting 2; en
07.14971/5 meting 3; en
07.14971/8 meting 1; en
07.14971/8 meting 2; en
07.14971/8 meting 3; en
08.15185/4 meting 1;
- onder het kopje 'visuele inspectie' telkens aangegeven dat de gecontroleerde ruimten droog en stofvrij waren en dat er geen restanten verwijderd materiaal zijn aangetroffen; en
- aangegeven dat de geïnspecteerde ruimten WEL zonder beschermde middelen
betreden kon(den) worden;
terwijl in werkelijkheid in de gecontroleerde ruimten nog wel asbest en asbesthoudende materialen aanwezig waren en deze ruimten nog niet zonder beschermende middelen konden worden betreden; zulks met het oogmerk om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

6. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
Feit 1: het aan zijn schuld te wijten zijn dat dat wederrechtelijk een stof op of in de bodem of in de lucht wordt gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is
Feit 2: valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor het hen bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van 2 jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft -mocht verdachte niet worden vrijgesproken- het opleggen van een lagere straf bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft vrijgaveformulieren van containments opzettelijk valselijk opgemaakt door hierin te vermelden dat bij de visuele inspectie geen asbesthoudende materialen zijn waargenomen, terwijl dat nog wel het geval was. Hierdoor zijn containments vrijgegeven waarin nog asbest aanwezig was en konden nadelige gevolgen voor het milieu en voor personen ontstaan. Asbestvezels kunnen bij inademing diep in de longen doordringen, wat op een termijn van tientallen jaren buikvlieskanker, longvlieskanker en stoflongen kan veroorzaken.
De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten zeer ernstig en rekent het verdachte zwaar aan dat hij als daartoe gespecialiseerd laborant niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen bij het uitvoeren van de hem verstrekte opdracht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 februari 2013 waaruit blijkt dat verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld, maar niet voor een soortgelijk feit.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak, het bewezen verklaarde dateert uit 2007. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officieren van justitie, acht de rechtbank dan ook niet meer op zijn plaats. Het voorgaande neemt echter niet weg dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig feiten.
Alles overziende acht de rechtbank verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uur, te vervangen door hechtenis voor de duur 40 dagen als verdachte die werkstraf niet naar behoren verricht, passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63, 173b en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1:
het aan zijn schuld te wijten zijn dat dat wederrechtelijk een stof op of in de bodem of in de lucht wordt gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is
Feit 2: valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd
Strafoplegging:
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 80 uur, te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, en mrs. L.M.G. de Weerd en M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 mei 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
het aan verdachtes schuld te wijten is geweest dat op een of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 07 december 2007 tot en met 11 januari 2008 te
Utrecht in een (kantoor)pand aan de [adres], wederrechtelijk een stof,
te weten asbest en/of asbestvezels, op en/of in de bodem en/of in de lucht
werd(en) gebracht, terwijl daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of
levensgevaar voor (een) ander(en) te duchten was,
immers is/zijn (een) door of namens verdachte uitgevoerde meting(en) en/of
asbestinventarisatie(s) en/of vrijgave(n) niet op de juiste wijze en/of
onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd, en heeft verdachte vervolgens een of meer
containment(s) vrijgegeven, die niet vrijgegeven hadden mogen worden omdat
daar nog asbest(vezels) in (vast)zat(en) en/of lag(en) en/of was/waren
achtergebleven,
waarna het asbest en/of die asbestvezels bij later, door anderen uitgevoerde
renovatie- en/of sloop- en/of opruimwerkzaamheden vrijkwamen en/of verder
en/of opnieuw door het pand werden verspreid;art 173b ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op een of
meer tijdstippen in of omstreeks te periode van 07 december 2007 tot en met 11
januari 2008, te Utrecht, althans in Nederland, meerdere rapportages
eindcontrole na asbestverwijdering met rapportnummers 07.14971/3 en/of
07.14971/4 en/of 07.14971/5 en/of 07.14971/8 en/of 08.15185/4,
zijnde (een) geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit
te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte
en/of zijn mededader(s):
in vrijgaverapport(en) met rapportnummer(s):
07.14971/3 meting 1; en/of
07.14971/4 meting 1; en/of07.14971/4 meting 2; en/of
07.14971/5 meting 1; en/of
07.14971/5 meting 2; en/of
07.14971/5 meting 3; en/of
07.14971/8 meting 1; en/of
07.14971/8 meting 2; en/of
07.14971/8 meting 3; en/of
08.15185/4 meting 1;
- onder het kopje 'visuele inspectie' telkens aangegeven dat de gecontroleerde
ruimte(n) droog en/of stofvrij was/waren en/of dat er geen restanten
verwijderd materiaal zijn aangetroffen; en/of
- aangegeven dat de inspectie visueel akkoord was; en/of
- aangegeven dat de geïnspecteerde ruimte(n) WEL zonder beschermde middelen
betreden kon(den) worden;
terwijl in werkelijkheid in de gecontroleerde ruimte(n) nog wel asbest en/of
asbesthoudend(e) materia(a)l(en) aanwezig waren en/of deze ruimten nog niet
zonder beschermende middelen konden worden betreden;
zulks met het oogmerk om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken.
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie, met dossiernummer nr. PL0971/08-011216 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 5596.
2.doorgenummerde pagina 13
3.doorgenummerde pagina 3106.
4.doorgenummerde pagina 322.
5.doorgenummerde pagina’s 2352- 2356.
6.doorgenummerde pagina’s 2358-2362.
7.doorgenummerde pagina’s 2373-2377
8.doorgenummerde pagina’s 2385-2389.
9.doorgenummerde pagina’s 2396-2400.
10.doorgenummerde pagina’s 2410-2414.
11.doorgenummerde pagina 2920.
12.doorgenummerde pagina 2925.
13.doorgenummerde pagina 3263.
14.doorgenummerde pagina 3266.
15.doorgenummerde pagina 3278.
16.doorgenummerde pagina 3286.
17.doorgenummerde pagina 3287.
18.doorgenummerde pagina 3289.
19.doorgenummerde pagina 3290.
20.doorgenummerde pagina’s 2464-2468.
21.doorgenummerde pagina’s 2469-2473.
22.doorgenummerde pagina’s 2474-2478.
23.doorgenummerde pagina’s 2670-2674.
24.doorgenummerde pagina 2772.
25.doorgenummerde pagina’s 327 en 328
26.doorgenummerde pagina 2859.
27.doorgenummerde pagina 2923.
28.doorgenummerde pagina’s 2815 en 2817.