ECLI:NL:RBMNE:2013:4701

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
16/701335-12 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering na veroordeling voor medeplegen overval op zonnestudio

Op 1 oktober 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, een vonnis gewezen in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van een overval op een zonnestudio. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten ter hoogte van € 5.000,-. Dit bedrag is gebaseerd op de aangifte van een getuige die meldde dat er een dagopbrengst van ongeveer € 500,- uit de kassalade was weggenomen, en dat er tussen de € 6.000,- en € 7.000,- uit de kluis was gestolen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen, beoordeeld. De verdediging heeft betoogd dat de vordering afgewezen moest worden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in staat is om het bedrag te betalen, gezien zijn huidige en toekomstige draagkracht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de verdachte verplicht om het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 5.000,- aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft bepaald dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor dit bedrag, met de mogelijkheid van bevrijding indien een van de mededaders betaalt. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2013, waarbij mr. L.M.G. de Weerd niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701335-12 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 1 oktober 2013
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte]
geboren op[1988] te [geboorteplaats],
wonende op het adres[adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in de PI Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen, Caissonweg 2 te Almere.
Raadsman mr. C.W. Plaat, advocaat te Utrecht

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
 het strafdossier onder parketnummer 16/701335-12 waaruit blijkt dat veroordeelde op 1 oktober 2013 door de meervoudige kamer in deze rechtbank is veroordeeld tot de in die uitspraak vermelde straf.
 de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
 de overige stukken;
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 17 september 2013 is de officier gehoord.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 5.000,--.
2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 1 oktober 2013 heeft de rechtbank bewezen verklaard dat veroordeelde
– kort gezegd – samen met anderen een overval op een zonnestudio heeft gepleegd.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van de in de strafzaak genoemde bewijsmiddelen het oordeel dat de veroordeelde door middel van het begaan van de bewezenverklaarde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten:
- de aangifte van[W] waarin hij aangeeft dat er een dagopbrengst uit de kassalade is weggenomen ten bedrage van ca € 500,00 en dat er een bedrag van € 6.000,-- tot € 7.000,-- is weggenomen uit de kluis;
- de mededeling van [medeverdachte] aan[A] dat de opbrengst 5 rooitjes was.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, subsidiair is dit bedrag niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van veroordeelde, mede gelet op zijn leeftijd, niet toereikend zullen zijn om voormeld bedrag te betalen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aanwenden van haar matigingsbevoegdheid niet is aangewezen.

3.Toegepaste wettelijke bepalingen.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing.

De rechtbank:
 stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 5.000,--;
 legt veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 5.000,-- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
 bepaalt dat veroordeelde voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is met dien verstande dat indien en voor zover (een van) de mededaders van veroordeelde betaalt/betalen, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 oktober 2013.
Mr. L.M.G. de Weerd is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.