Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 april 2013;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 oktober 2013.
2.De feiten
agreement” gesloten. In deze “
agreement” is onder meer het volgende vermeld:
“Colubris Environment B.V. (…) and K-Pack Water Treatment B.V. (…) Agreed that COLUBRIS will take an interest in K-PACK of 50% of the shares. (…)”
COLUBRIS zal een belang van minimaal 50% nemen in K-PACK. De voorwaarden hiervoor moeten nog overeengekomen worden. Bij de aandelen verdeling moeten afspraken gemaakt worden waarin preferente aandelen padstellingen voorkomen.
[gedaagde] BEHEER krijgt de mogelijkheid om een nader te bepalen aandelenbelang te nemen in COLUBRISS zoals beschreven in punt 3 en 4.
Boven het belang van 50% krijgt COLUBRIS de mogelijkheid om jaarlijks 10% van de aandelen van K-PACK over te nemen tot een maximum van 100 %.
[gedaagde] BEHEER krijgt als compensatie de mogelijkheid om naar ratio aandelen te verwerven in COLUBRIS.
Er wordt een nieuwe B.V. opgericht door Colubris met de naam K-Pack Water Technology B.V.
Er moet nu € 100.000 aan K-Pack Water Treatment B.V. verstrekt worden om continuering van de onderneming zeker te stellen. Hiervoor wordt een lening verstrekt aan [gedaagde] in privé. Deze lening is direct opeisbaar indien enige bepaling in deze overeenkomst niet wordt nagekomen. De rente bedraagt 4,5 %. Zekerheden: positieve- negatieve hypotheekverklaring op de eigen woning van de heer [gedaagde] en diens echtgenote.
NJ1998, 363 en HR 25 februari 2000,
NJ2000, 471). De rechtbank dient daarom met de toepassing van voornoemde bepaling terughoudend te zijn. Het ligt op de weg van[gedaagde], die zich op genoemde bepaling beroept, om feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat de vordering tot nakoming van de overeenkomst van geldlening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (vgl. HR 16 januari 1987,
NJ1987, 553).[gedaagde] heeft evenwel niet gesteld dat sprake is van onaanvaardbaarheid, zodat aan een inhoudelijke toetsing van het kennelijke beroep op artikel 6:248 lid 2 BW niet wordt toegekomen. Het verweer van[gedaagde] wordt daarom verworpen.
NJ1997, 222). Degene die zich op dwaling beroept dient bij betwisting door de wederpartij belast te worden met het bewijs van de feiten die dwaling opleveren (vgl. HR 8 oktober 1999,
NJ1999, 781).
NJ1933, 458 en HR 18 september 1992,
NJ1992, 747).[gedaagde] legt aan het gestelde onrechtmatig handelen en zijn beroep op vernietiging hetzelfde feitencomplex ten grondslag. Zoals hiervoor is overwogen is niet komen vast te staan dat Colubris opzettelijk onjuiste mededelingen aan[gedaagde] heeft gedaan en is het bedrag dat[gedaagde] van Colubris heeft geleend niet betaald aan Colubris, maar aan K-Pack Water Treatment, een vennootschap waarin[gedaagde] (indirect) alle aandelen hield. Bovendien valt zonder onderbouwing, die[gedaagde] niet heeft gegeven, niet in te zien waarom het (uiteindelijk) aanvragen van het faillissement van K-Pack Water Treatment als onrechtmatig handelen van Colubris dient te worden beschouwd.[gedaagde] heeft immers zelf het faillissement aangevraagd en gesteld noch gebleken is dat Colubris bij deze aanvraag betrokken was.
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)