ECLI:NL:RBMNE:2013:3965

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
28 september 2013
Zaaknummer
C-16-332863 - HA ZA 12-1242
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over geldlening en intentieovereenkomst in het kader van bedrijfsovername

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, ging het om een geschil tussen Colubris Environment B.V. en een gedaagde, die betrokken was bij een overeenkomst van geldlening en een intentieovereenkomst in het kader van een bedrijfsovername. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet kon aantonen dat de overeenkomst van geldlening was vernietigd op grond van dwaling of bedrog. De rechtbank verwierp het verweer van de gedaagde dat de vordering tot vernietiging was verjaard, en stelde vast dat de gedaagde gehouden was tot betaling van het geleende bedrag van € 100.000,00 aan Colubris. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat er sprake was van bedrog of dwaling, en dat de gedaagde niet kon bewijzen dat hij de overeenkomst niet zou hebben gesloten bij een juiste voorstelling van zaken. De rechtbank wees de vorderingen van de gedaagde in reconventie af, omdat hij niet had aangetoond dat Colubris onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met contractuele rente, en stelde de proceskosten vast. Het vonnis werd uitgesproken op 30 april 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/332863 / HA ZA 12-1242
Vonnis van 30 april 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COLUBRIS ENVIRONMENT B.V.,
gevestigd te Winterswijk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. E.H. Steentjes te Lichtenvoorde,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten.
Partijen zullen hierna Colubris en[gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 april 2013;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het proces-verbaal van comparitie van 23 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 10 juli 2009 hebben Colubris en K-Pack Water Treatment B.V. (hierna: K-Pack Water Treatment) schriftelijk een “
agreement” gesloten. In deze “
agreement” is onder meer het volgende vermeld:
“Colubris Environment B.V. (…) and K-Pack Water Treatment B.V. (…) Agreed that COLUBRIS will take an interest in K-PACK of 50% of the shares. (…)”
2.2.
Eveneens op 10 juli 2009 hebben K-Pack Water Treatment en[gedaagde] Beheer B.V. (hierna:[gedaagde] Beheer) enerzijds en Colubris anderzijds een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De inhoud van deze overeenkomst luidt – voor zover van belang – als volgt:
“(…)Verklaren hierbij te zijn overeengekomen als volgt:
1.
COLUBRIS zal een belang van minimaal 50% nemen in K-PACK. De voorwaarden hiervoor moeten nog overeengekomen worden. Bij de aandelen verdeling moeten afspraken gemaakt worden waarin preferente aandelen padstellingen voorkomen.
2.[gedaagde]
[gedaagde] BEHEER krijgt de mogelijkheid om een nader te bepalen aandelenbelang te nemen in COLUBRISS zoals beschreven in punt 3 en 4.
3.
Boven het belang van 50% krijgt COLUBRIS de mogelijkheid om jaarlijks 10% van de aandelen van K-PACK over te nemen tot een maximum van 100 %.
4.[gedaagde]
[gedaagde] BEHEER krijgt als compensatie de mogelijkheid om naar ratio aandelen te verwerven in COLUBRIS.
(…)”
2.3.
Op 31 juli 2009 hebben[gedaagde], zowel handelend als bevoegd bestuurder van[gedaagde] Beheer als voor zich, enerzijds en Colubris anderzijds een intentieovereenkomst gesloten. Het relevante deel van de inhoud van deze, door[gedaagde] pro se en namens[gedaagde] Beheer ondertekende, overeenkomst luidt als volgt:
“(…)In overweging nemende dat:
[gedaagde] is directeur en enig aandeelhouder van[gedaagde] Beheer B.V. Op 21 juli hebben partijen besprekingen gevoerd over een mogelijke samenwerking en overname van[gedaagde] Beheer B.V. danwel van een van haar dochtermaatschappijen. Op grond van deze besprekingen wensen partijen de onderstaande afspraken vast te leggen en willen zij overeenkomen dat deze afspraken daar waar nodig in separate overeenkomsten worden vastgelegd.
“[gedaagde]” en “COLUBRIS” verklaren hierbij te zijn overeengekomen als volgt:
1.
Er wordt een nieuwe B.V. opgericht door Colubris met de naam K-Pack Water Technology B.V.
(…)
5.
Er moet nu € 100.000 aan K-Pack Water Treatment B.V. verstrekt worden om continuering van de onderneming zeker te stellen. Hiervoor wordt een lening verstrekt aan [gedaagde] in privé. Deze lening is direct opeisbaar indien enige bepaling in deze overeenkomst niet wordt nagekomen. De rente bedraagt 4,5 %. Zekerheden: positieve- negatieve hypotheekverklaring op de eigen woning van de heer [gedaagde] en diens echtgenote.
(…)
8. [gedaagde] krijgt de mogelijkheid maximaal 5 % van de aandelen Colubris Environment B.V. te verkrijgen, elk groot: nominaal € 100. De huidige statuten van Colubris Environment voorzien nog niet in deze aandelen. Dit moet allemaal nog geregeld worden. De verkrijgingswaarde van de aandelen wordt bepaald op basis van een nog nader te omschrijven formule. Op grond van de thans geldende maatstaven is de waarde van alle aandelen Colubris Environment B.V. ca € 10.000.000. 5% hiervan bedraagt € 500.000,-.
9. Het verkrijgen van die aandelen geschiedt doordat [gedaagde] 50% van de winst van K-Pack Water Technology BV aanwendt voor de aankoop van deze aandelen.
13. [gedaagde] heeft per 31-12-2007 een schuld aan[gedaagde] Beheer B.V. van ca € 82.000. Deze schuld is verder opgelopen in 2008 en 2009. Hiervoor wordt een overeenkomst van geldlening gemaakt waarbij rente en aflossingstermijnen worden afgesproken. De rente en aflossingen worden ingehouden op het netto salaris.
(…)”
2.4.
Colubris als schuldeiser enerzijds en K-Pack Water Treatment B.V. en[gedaagde] gezamenlijk als schuldenaar anderzijds hebben op 31 juli 2009 een overeenkomst van geldlening (hierna: de overeenkomst van geldlening) gesloten. De inhoud van deze overeenkomst luidt – voor zover relevant – als volgt:
“VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
- dat schuldenaar wegens ter leen ontvangen gelden schuldig is aan schuldeiser een bedrag van maximaal € 100.000 onder hierna te vermelden bedingen. De lening wordt ter beschikking gesteld in de vorm van een rekening-courant krediet zodat alleen over het opgenomen geld rente voldaan moet worden. Deze lening is uitsluitend bedoeld om de crediteuren van K-Pack Water Treatment B.V. te voldoen ten einde de continuïteit van de goederenstroom te waarborgen. Schuldeiser heeft ervoor gekozen de heer [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor terugbetaling van deze lening.
(…)
Artikel 1
De schuldenaar zal over het geleende kapitaal een rente verschuldigd zijn van 4,5%, welke rente maandelijks moet worden voldaan door overmaking van de rente op de bankrekening van schuldeiser.
(…)
Artikel 3
Als zekerheid tot terugbetaling van de lening zullen de volgende zekerheden worden verstrekt:
De heer [gedaagde] en mevrouw …….. (naam echtgenote) stellen zich mede hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de lening en ter meerdere zekerheid wordt door [gedaagde] en diens echtgenote [A] een positieve/negatieve hypotheekverklaring verstrekt ten gunste van Colubris Environment B.V. op de eigen woning aan [adres], te [woonplaats]
(…)”
2.5.
Het door[gedaagde] en[gedaagde] Beheer van Colubris geleende bedrag van € 100.000,00 is medio augustus 2009 in contanten door Colubris aan een daartoe gemachtigde medewerker van[gedaagde] (Beheer) afgegeven. Het bedrag is vervolgens door[gedaagde] Beheer aan K-Pack Water Treatment ter beschikking gesteld. Van het bedrag van € 100.000,00 is een deel, ter grootte van € 85.500,00, door K-Pack Water Treatment betaald aan Redox Production B.V. (hierna: Redox), een dochteronderneming van Colubris. Redox was op dat moment een van de schuldeisers van K-Pack Water Treatment.
2.6.
K-Pack Water Treatment B.V. is, nadat haar naam is gewijzigd in Totaal Eau B.V., op 8 september 2009 in staat van faillissement verklaard.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
Colubris vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van[gedaagde] tot betaling aan Colubris van een bedrag van € 114.540,28, te vermeerderen met de contractuele rente over de oorspronkelijke hoofdsom vanaf 1 september 2012 tot de dag der algehele voldoening. Dit voorgaande met veroordeling van[gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Colubris legt aan haar vordering ten grondslag dat[gedaagde] toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van geldlening door het geleende bedrag van € 100.000,00, alsmede de contractuele rente daarover, niet aan Colubris te betalen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Colubris in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan. Primair roept[gedaagde] de vernietiging van de overeenkomst van geldlening in op grond van bedrog, subsidiair op grond van dwaling. Meer subsidiair stelt[gedaagde] dat sprake is van rechtsverwerking. Ook meer subsidiair, voor zover de overeenkomst van geldlening niet vernietigd is of wordt, beroept[gedaagde] zich op de redelijkheid en billijkheid.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Na wijziging van eis ter comparitie, vordert[gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair te verklaren voor recht dat de overeenkomst van geldlening van 31 juli 2009 vanwege wilsgebreken door[gedaagde] is vernietigd bij brief van 20 mei 2012;
II. subsidiair deze overeenkomst van geldlening van 31 juli 2009 primair op grond van bedrog te vernietigen en subsidiair op grond van dwaling;
III. Colubris te veroordelen tot nakoming van de intentieovereenkomst van 31 juli 2009, meer met name dat zij aan[gedaagde] een bedrag zal voldoen gelijk aan vijftig procent van de winst van K-Pack Water Technology B.V.;
IV. Colubris op grond van onrechtmatig handelen te veroordelen tot voldoening van de door[gedaagde] geleden schade, begroot op € 114.540,28, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 september 2012;
V. Colubris te veroordelen in de proceskosten.
3.6.
[gedaagde] legt aan zijn reconventionele vorderingen – samengevat – ten grondslag dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming, dan wel dat Colubris onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Als gevolg van deze tekortkoming, dan wel onrechtmatige daad heeft[gedaagde] schade geleden.
3.7.
Colubris voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van[gedaagde] in zijn vorderingen, althans tot afwijzing daarvan.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen beide geschillen gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Vast staat dat Colubris en[gedaagde] een overeenkomst van geldlening hebben gesloten op grond waarvan Colubris een bedrag van € 100.000,00 heeft geleend aan[gedaagde]. Ook staat vast dat[gedaagde] op grond van de overeenkomst gehouden is dit bedrag, alsmede contractueel overeengekomen rente, te betalen aan Colubris.
Verjaring beroep op bedrog of verjaring
4.3.
[gedaagde] voert als verweer aan dat hij de overeenkomst van geldlening bij brief van 20 mei 2012 schriftelijk, buitengerechtelijk heeft vernietigd. Voorts vordert hij in deze procedure, bij wijze van verweer, de overeenkomst te vernietigen. Volgens[gedaagde] is er sprake van twee gronden voor vernietiging van de overeenkomst van geldlening. Primair is er sprake van bedrog door Colubris en subsidiair voert hij aan dat hij heeft gedwaald.
4.4.
Het door Colubris gevoerde verweer dat de vordering tot vernietiging is verjaard op grond van artikel 3:52 lid 1 aanhef en onder c BW, wordt verworpen waar het het in reconventie door[gedaagde] gevoerde verweer betreft. Voor zover Colubris niet berust in de buitengerechtelijke vernietiging door[gedaagde] bij brief van 20 mei 2012, omdat deze brief al dan niet kan worden gezien als vernietigingsverklaring, is van belang dat[gedaagde] op grond van artikel 3:51 lid 3 BW te allen tijde in rechte een beroep kan doen op een vernietigingsgrond ter afwering van een op de rechtshandeling steunende vordering. De vraag of de brief van 20 mei 2012 als vernietigingsverklaring dient te worden beschouwd behoeft daarom geen beantwoording. Toepassing van artikel 3:51 lid 3 BW staat aan het beroep van Colubris op verjaring in conventie in de weg. Dit beroep wordt daarom verworpen.
4.5.
Ongeacht de gegrondheid van het beroep op vernietiging van de overeenkomst van geldlening, is[gedaagde] gehouden tot betaling van de door Colubris gevorderde hoofdsom van € 100.000,00. Indien het beroep slaagt, dient[gedaagde] het bedrag immers terug te betalen als onverschuldigd door Colubris aan hem betaald, indien het beroep op vernietiging faalt dient hij dit te doen op grond van verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst tussen partijen.[gedaagde] wordt niet gevolgd waar hij betoogt dat betaling van (een deel van) dit bedrag door K-Pack Water Treatment aan Redox meebrengt dat het bedrag in het vermogen van Colubris is teruggevloeid. Dit betoog wordt ook door Colubris bestreden door erop te wijzen dat sprake is van verschillende vennootschappen, waarbij betaling plaatsvond aan Redox als crediteur. Voorts heeft zij onweersproken aangevoerd dat Colubris niets van het bedrag heeft ontvangen. Dit alles brengt mee dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen, behoudens voor zover de twee meer subsidiaire beroepen van[gedaagde] op rechtsverwerking of de redelijkheid en billijkheid slagen.
Rechtsverwerking (meer subsidiair)
4.6.
Het verweer van[gedaagde], dat sprake is van rechtsverwerking, wordt verworpen. Van rechtsverwerking kan slechts sprake zijn indien de schuldeiser zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht. Enkel tijdsverloop dan wel louter stilzitten van de schuldeiser is op zichzelf niet voldoende om rechtsverwerking aan te nemen. Voor rechtsverwerking is vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden waardoor hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard ingeval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de gestelde feiten en omstandigheden geen sprake is van rechtsverwerking. Weliswaar heeft Colubris geen terugbetaling gevorderd van het bedrag van € 100.000,00 in de periode dat[gedaagde] nog bij haar, althans bij K-Pack Water Technology in dienst was, maar het tijdsverloop of het stilzitten is op zichzelf niet voldoende om rechtsverwerking aan te nemen. Ook uit het feit dat terugvordering niet in de lijn der verwachting lag omdat het met het sluiten van de overeenkomst van geldlening beoogde doel niet is behaald, K-Pack Water Treatment is desondanks gefailleerd, volgt niet dat sprake is van rechtsverwerking. Het verweer van[gedaagde] wordt daarom verworpen.
Redelijkheid en billijkheid (meer subsidiair)
4.8.
Waar[gedaagde] betoogt dat het volstrekt in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat Colubris het geldbedrag opeist terwijl het al bij haar is teruggekeerd, overweegt de rechtbank het volgende.[gedaagde] heeft kennelijk bedoeld een beroep te doen op de beperkende werking van artikel 6:248 lid 2 BW. Op grond van dit artikellid is een tussen partijen op grond van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit laatste criterium gaat verder dan de stelling van[gedaagde] dat opeising in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn (vgl. HR 9 januari 1998,
NJ1998, 363 en HR 25 februari 2000,
NJ2000, 471). De rechtbank dient daarom met de toepassing van voornoemde bepaling terughoudend te zijn. Het ligt op de weg van[gedaagde], die zich op genoemde bepaling beroept, om feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat de vordering tot nakoming van de overeenkomst van geldlening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (vgl. HR 16 januari 1987,
NJ1987, 553).[gedaagde] heeft evenwel niet gesteld dat sprake is van onaanvaardbaarheid, zodat aan een inhoudelijke toetsing van het kennelijke beroep op artikel 6:248 lid 2 BW niet wordt toegekomen. Het verweer van[gedaagde] wordt daarom verworpen.
4.9.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat ten aanzien van de hoofdsom belang ontbreekt bij[gedaagde] bij vernietiging van de overeenkomst, zodat de primaire en subsidiaire reconventionele vorderingen zullen worden afgewezen. Omdat het beroep van[gedaagde] op vernietiging van de overeenkomst nog bespreking behoeft waar het de door Colubris gevorderde contractuele rente betreft wordt – desalniettemin – ten aanzien van de (in reconventie) ingeroepen vernietiging, dan wel de gevorderde gerechtelijke vernietiging het volgende overwogen.
Bedrog (primair)
4.10.
Voorgaande brengt mee dat nu nog beoordeeld dient te worden of sprake is van bedrog door Colubris, zoals[gedaagde] stelt en Colubris betwist.
4.11.
[gedaagde] stelt dat hij tot het sluiten van de overeenkomst is overgegaan vanuit de veronderstelling dat hij in geval van faillissement van K-Pack Water Treatment door de curator zou kunnen worden aangesproken voor een bedrag van € 82.003,00. Deze veronderstelling is bij[gedaagde] naar eigen zeggen ontstaan doordat Colubris, ondersteund door haar adviseur Novel Accountants, beweerde dat K-Pack Water Treatment een rekening-courantvordering had op[gedaagde] Beheer van € 82.003,00. Deze informatie was volgens[gedaagde] niet juist omdat, naar later is gebleken,[gedaagde] Beheer een vordering had op K-Pack Water Treatment van € 130.181,00.
4.12.
Op grond van artikel 3:44 lid 1 BW is een rechtshandeling vernietigbaar wanneer zij door bedrog tot stand is gekomen. Bedrog is volgens het derde lid van genoemd artikel aanwezig wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep.
4.13.
Het beroep op bedrog faalt. Niet is komen vast te staan dat Colubris, zoals[gedaagde] aan zijn beroep op bedrog ten grondslag legt, opzettelijk onjuiste mededelingen aan[gedaagde] heeft gedaan. In reactie op het verweer van Colubris dat zij geen onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven of onjuiste mededelingen heeft gedaan aan[gedaagde], heeft[gedaagde] geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit het opzet van Colubris tot het doen van onjuiste mededelingen blijkt. Dit klemt omdat[gedaagde] niet heeft weersproken dat, zo er al onjuiste mededelingen zijn gedaan, deze niet opzettelijk zijn gedaan maar berusten op een vergissing van de accountant van Colubris. Reeds hierom faalt dit beroep van[gedaagde]. Daarbij komt dat[gedaagde] niet uitdrukkelijk stelt dat hij tot het sluiten van de overeenkomst van geldlening is bewogen door Colubris. Voor zover dit toch in zijn stellingen besloten ligt, kan het beroep niet slagen omdat hij geen concrete feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat er causaal verband bestaat tussen de mededelingen van Colubris – waaruit de veronderstelling van[gedaagde] voortvloeit dat er sprake was van een rekening-courantschuld van K-Pack Water Treatment aan[gedaagde] Beheer – en het sluiten van de overeenkomst van geldlening. De omstandigheden die[gedaagde] aanvoert hebben alleen betrekking op het ontstaan van veronderstellingen die kennelijk bij hem geleefd, maar zeggen niets over de wijze waarop Colubris[gedaagde] ertoe zou hebben bewogen de overeenkomst van geldlening te sluiten. Dit brengt mee dat ook niet kan worden vastgesteld of het voor een succesvol beroep op bedrog vereiste causale verband tussen de vermeende mededelingen van Colubris en de totstandkoming van de overeenkomst, aanwezig is. Ook hierop strandt het beroep van[gedaagde] op bedrog.
Dwaling (subsidiair)
4.14.
Op grond van artikel 6:228 BW is een overeenkomst vernietigbaar wanneer zij tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Volgens artikel 6:228 lid 1 BW kan een onjuiste voorstelling van zaken alleen dan aanleiding tot vernietiging geven, indien de overeenkomst onder invloed van die voorstelling tot stand is gekomen en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. De partij die zich op dwaling beroept, zal aannemelijk moeten maken dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet, of althans niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten (vgl. HR 17 januari 1997,
NJ1997, 222). Degene die zich op dwaling beroept dient bij betwisting door de wederpartij belast te worden met het bewijs van de feiten die dwaling opleveren (vgl. HR 8 oktober 1999,
NJ1999, 781).
4.15.
Anders dan Colubris aanvoert, is niet vereist dat het doen van de onjuiste mededelingen aan haar verwijtbaar is. Indien haar accountant namens haar onjuiste mededelingen heeft gedaan aan[gedaagde] en eventuele dwaling te wijten is aan die mededelingen, dan behoren deze mededelingen tot de risicosfeer van Colubris.
4.16.
Het beroep van[gedaagde] op dwaling faalt. Hiertoe wordt het volgende overwogen.[gedaagde] grondt zijn beroep op dwaling op de bij hem levende veronderstelling dat Colubris kennelijk de bedoeling had om[gedaagde] € 100.000,00 te laten betalen voor de overname van de activiteiten van K-Pack Water Treatment door Colubris. Dit wordt door Colubris uitdrukkelijk weersproken en volgt ook niet uit de door[gedaagde] gestelde feiten. Enige onderbouwing van deze stelling van[gedaagde] ontbreekt. Dat Colubris aan[gedaagde] had kunnen voorstellen om € 100.000,00 te investeren in een nieuw op te richten vennootschap, zodat de (volgens[gedaagde] schimmige) transactie met € 100.000,00 niet nodig zou zijn geweest, is niet meer dan een hypothese en kan daarom niet dienen ter onderbouwing van de stelling van[gedaagde] dat hij dwaalde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van geldlening.
4.17.
Verder is van belang dat[gedaagde] de stelling van Colubris niet heeft weersproken dat de overeenkomst van geldlening is gesloten met het oog op een schuld van € 82.003,00 van[gedaagde] aan[gedaagde] Beheer. Door terbeschikkingstelling van het bedrag van € 100.000,00 aan[gedaagde] Beheer, zou[gedaagde] een aanzienlijke schuld aan[gedaagde] Beheer aflossen en daarmee, zo was het plan, ontkomen aan aansprakelijkheid in het geval van een faillissement van deze laatste of van K-Pack Water Treatment, welke vennootschap een schuld had aan[gedaagde] Beheer. Deze gang van zaken wordt onderschreven door het e-mailbericht van 19 oktober 2009 van de accountant van Colubris waarnaar[gedaagde] verwijst.
4.18.
Voorts heeft[gedaagde] niet weersproken dat een ander doel van het sluiten van de overeenkomst was dat het geld, nadat het door[gedaagde] aan[gedaagde] Beheer en vervolgens aan K-Pack Water Treatment ter beschikking zou zijn gesteld, zou dienen ter verzekering van de goederenstroom aan K-Pack Water Treatment en de voortzetting van de samenwerkingsafspraken met Colubris en dat de goederenstroom aan K-Pack Water Treatment uiteindelijk ook daadwerkelijk is verzekerd. Bezien in het licht van deze niet weersproken feiten, vormen de stellingen van[gedaagde] onvoldoende onderbouwing op het punt van de gestelde dwaling.
4.19.
Waar is komen vast te staan dat[gedaagde] een rekening-courantschuld had aan[gedaagde] Beheer van € 82.003,00, valt zonder een op dit punt ontbrekende nadere onderbouwing van de zijde van[gedaagde], niet in te zien dat en waarom[gedaagde] uitging van een rekening-courantschuld van € 82.003,00 van K-Pack Water Treatment aan[gedaagde] Beheer. Door[gedaagde] zijn ter onderbouwing van zijn stellingen op dit punt geen bescheiden in het geding gebracht waaruit blijkt dat sprake was van zowel een rekening-courantschuld van € 82.003,00 van K-Pack Water Treatment aan[gedaagde] Beheer als van een rekening-courantschuld van € 82.003,00[gedaagde] aan[gedaagde] Beheer. Dit brengt mee dat uitgegaan dient te worden van de niet-weersproken stellingen van Colubris, die worden ondersteund door het e-mailbericht van 19 oktober 2009 van haar accountant waarnaar door[gedaagde] wordt verwezen. De stelling van[gedaagde] dat hij de overeenkomst van geldlening niet zou hebben gesloten zonder de volgens hem incorrecte informatie dat sprake was van een rekening-courantschuld van K-Pack Water Treatment aan[gedaagde] Beheer, kan gelet op het voorgaande geen stand houden.
4.20.
Hoewel[gedaagde] stelt dat door Colubris is toegezegd K-Pack Water Treatment buiten een faillissement te houden, valt uit zijn stellingen niet af te leiden dat deze (niet uitgekomen) verwachting is terug te voeren op een onjuiste voorstelling omtrent een omstandigheid die reeds bij het sluiten van de overeenkomsten aanwezig was. Daarmee betreft de gestelde dwaling een misrekening in een uitsluitend toekomstige omstandigheid. Ditzelfde geldt voor de door[gedaagde] geschetste gang van zaken omtrent de wijze waarop de betaling van het geleende bedrag is geschied, enkele crediteuren van K-Pack Water Treatment werden voldaan en de overname van het klantenbestand en activiteiten van K-Pack Water Treatment door Colubris en betaling daarvoor is vormgegeven. Dat crediteuren van K-Pack Water Treatment zijn benadeeld kan ook overigens niet bijdragen aan het oordeel dat sprake is van dwaling omdat[gedaagde] de betalingen die zijn verricht aan Renox zelf heeft geaccordeerd.
4.21.
Voorgaande leidt tot de slotsom dat[gedaagde] de feiten en omstandigheden die hij aan zijn beroep op dwaling ten grondslag legt, onvoldoende heeft onderbouwd. Het als verweer gevoerde beroep op vernietiging wordt daarom verworpen. Uit verwerping van het beroep op vernietiging vloeit verder voort dat de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst van geldlening bij brief van 31 juli 2009 buitengerechtelijk is vernietigd, wordt afgewezen. Voor zover die brief als vernietigingsverklaring kan worden opgevat, hetgeen[gedaagde] stelt doch Colubris betwist, komt immers geen werking toe aan die verklaring omdat, zoals hiervoor is overwogen, niet aan de eisen voor vernietigbaarheid is voldaan. De subsidiair gevorderde gerechtelijke vernietiging van de overeenkomst van geldlening strandt eveneens als gevolg van het hiervoor overwogene. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
4.22.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat het beroep op verjaring van Colubris in reconventie geen beoordeling meer behoeft.
4.23.
Na wijziging van eis ter terechtzitting, vordert[gedaagde] in reconventie verder – samengevat – nakoming van de intentieovereenkomst door Colubris en (voorwaardelijk) veroordeling van Colubris tot vergoeding schade die[gedaagde] stelt te hebben geleden door onrechtmatig handelen van Colubris.
4.24.
Naar de rechtbank de stellingen van partijen begrijpt, is door Colubris een vennootschap opgericht met de naam K-Pack Water Technology B.V. waarin activiteiten, het klantenbestand en (een deel van) het personeel van K-Pack Water Treatment zouden worden ondergebracht. Partijen zijn in de intentieovereenkomst overeengekomen dat[gedaagde] de mogelijkheid kreeg maximaal vijf procent van de aandelen in Colubris te verwerven (artikel 8) en dat het verkrijgen van die aandelen zou geschieden doordat[gedaagde] vijftig procent van de winst van de (nieuwe) vennootschap K-Pack Water Technology zou aanwenden voor de aankoop van deze aandelen (artikel 9).
4.25.
[gedaagde] stelt dat Colubris haar verplichting om vijftig procent van de door
K-Pack Water Technology gerealiseerde winst uit te keren, niet is nagekomen. Er is volgens[gedaagde] winst behaald, zoals volgens hem blijkt uit twee door hem overgelegde verklaringen van de heren [B] en [C]. Zij verklaren – kort gezegd – dat tijdens een kerstviering in 2010 door de controller van Colubris, de heer [D], is medegedeeld dat K-Pack Water Technology een winst had behaald van meer dan € 160.000,00, althans richting de € 200.000,00.
4.26.
Colubris betwist tot afdracht van vijftig procent van de winst van K-Pack Water Technology op grond van de overeenkomst gehouden te zijn. De winst diende volgens Colubris aangewend te worden om aandelen in Colubris te verwerven. Voorts heeft K-Pack Water Technology geen winst gemaakt, zodat ook hierom geen afdracht hoeft plaats te vinden. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst Colubris naar de door haar overgelegde jaarrekeningen van K-Pack Water Technology over de jaren 2010 en 2011 en de voorlopige cijfers over de eerste drie kwartalen van 2012. De door de heren [B] en [C] genoemde bedragen waren geconsolideerde jaarcijfers van de Colubris Groep die bestaat uit zes à zeven vennootschappen, aldus Colubris.
4.27.
De juistheid van de door Colubris overgelegde jaarrekeningen, met name de daaruit blijkende resultaten van K-Pack Water Technology, wordt door[gedaagde] niet weersproken. Uit de door Colubris overgelegde jaarrekening over het jaar 2010 en de toelichting daarop blijkt dat K-Pack Water Technology in dat jaar een negatief resultaat na belastingen heeft behaald van € 12.711,00. In 2011 is een negatief resultaat behaald van € 208.420,00, zo blijkt uit de jaarrekening over het jaar 2011. De eerste drie kwartalen voor het jaar 2012 (tot en met 30 september 2012) laten een negatief resultaat na belastingen zien van € 56.234,00. Waar[gedaagde] nakoming van de intentieovereenkomst vordert door een betaling van vijftig procent van door K-Pack Water Technology gemaakte winst te verlangen, dient deze vordering te worden afgewezen omdat uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat K-Pack Water Technology geen winst heeft gemaakt in de jaren 2010, 2011 en in de eerste drie kwartalen van 2012.[gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat dit na het derde kwartaal van 2012 anders is, zodat een vordering tot betaling van andere winst te onbepaald is om te kunnen worden toegewezen.
Onrechtmatig handelen Colubris
4.28.
De voorwaarde waaronder[gedaagde] in reconventie zijn vordering uit hoofde van onrechtmatige daad heeft ingesteld is vervuld, het beroep op vernietiging van de overeenkomst van geldlening is verworpen. Dit brengt mee dat deze vordering beoordeling behoeft.
4.29.
Waar[gedaagde] aan zijn verweer in conventie en kennelijk aan zijn primaire en subsidiaire vordering in reconventie ten grondslag legt dat sprake is van bedrog en van misleidende mededelingen door Colubris, kan hij zijn vordering – die mede gegrond is op artikel 6:162 BW – niet alleen tezamen met een vordering tot vernietiging, maar ook afzonderlijk, en zelfs zonder dat vernietiging van de overeenkomst van geldlening wordt gevorderd, instellen (vgl. HR 16 december 1932,
NJ1933, 458 en HR 18 september 1992,
NJ1992, 747).[gedaagde] legt aan het gestelde onrechtmatig handelen en zijn beroep op vernietiging hetzelfde feitencomplex ten grondslag. Zoals hiervoor is overwogen is niet komen vast te staan dat Colubris opzettelijk onjuiste mededelingen aan[gedaagde] heeft gedaan en is het bedrag dat[gedaagde] van Colubris heeft geleend niet betaald aan Colubris, maar aan K-Pack Water Treatment, een vennootschap waarin[gedaagde] (indirect) alle aandelen hield. Bovendien valt zonder onderbouwing, die[gedaagde] niet heeft gegeven, niet in te zien waarom het (uiteindelijk) aanvragen van het faillissement van K-Pack Water Treatment als onrechtmatig handelen van Colubris dient te worden beschouwd.[gedaagde] heeft immers zelf het faillissement aangevraagd en gesteld noch gebleken is dat Colubris bij deze aanvraag betrokken was.
4.30.
[gedaagde] stelt wel dat sprake is van een paulianeuze transactie, een verdachte transactie in de zin van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), dan wel een onrechtmatige transactie, maar laat na concreet te stellen waarom hiervan sprake zou zijn en bovendien wordt de stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Vanwege het ontbreken van ter zake doende stellingen en onderbouwing, kan niet worden vastgesteld of sprake is van een transactie met de door[gedaagde] gegeven kwalificaties en volgt hieruit niet dat sprake is van schending van een norm en daarmee van onrechtmatig handelen van Colubris.
4.31.
De hypothese van[gedaagde] dat er sprake is van handelen in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt wanneer er willens en wetens onjuiste informatie is verstrekt door Colubris, vormt in ieder geval onvoldoende onderbouwing van het gestelde onrechtmatig handelen, dan wel van de geschonden norm.
4.32.
Bij het voorgaande komt dat[gedaagde], geen nadere stellingen heeft betrokken en heeft onderbouwd met feiten in reactie op het verweer van Colubris dat de gestelde schade niet kan worden gesteld op de achteruitgang in zijn vermogen omdat door betaling door[gedaagde] aan[gedaagde] Beheer de rekening-courantschuld die van[gedaagde] aan[gedaagde] Beheer teniet is gegaan. Zoals hiervoor in conventie is overwogen, heeft[gedaagde] niet weersproken dat de overeenkomst van geldlening is gesloten met het oog op een schuld van[gedaagde] aan[gedaagde] Beheer. Door betaling van het bedrag van € 100.000,00 aan[gedaagde] Beheer, zou[gedaagde] een aanzienlijke schuld aan[gedaagde] Beheer aflossen en daarmee ontkomen aan aansprakelijkheid in het geval van een faillissement van deze laatste. Door deze betaling is een schuld van[gedaagde] aan[gedaagde] Beheer teniet gegaan, zodat[gedaagde] niet kan worden gevolgd dat zijn vermogen van[gedaagde] met het door hem gestelde bedrag van € 114.540,28, vermeerderd met rente, is verminderd.
4.33.
Dit alles leidt tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat Colubris onrechtmatig jegens[gedaagde] heeft gehandeld en dat de door[gedaagde] gestelde schade, bij gebreke van voldoende onderbouwing, evenmin is komen vast te staan. Zijn op deze grondslag gebaseerde reconventionele vordering zal daarom worden afgewezen.
Overige
4.34.
De door Colubris in conventie gevorderde contractuele rente ter hoogte van € 14.040,28 over de periode van 9 september 2009 tot 1 september 2012 zal als niet weersproken worden toegewezen. De gevorderde contractuele rente van 4,5 procent, naar de rechtbank aanneemt per jaar, vanaf 1 september 2009 zal, als evenmin weerspoken, ook worden toegewezen.
4.35.
Colubris heeft een bedrag van € 500,00 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Colubris heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden afgewezen.
4.36.
[gedaagde] zal als de in conventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Colubris op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 76,17
- griffierecht 3.621,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.539,17
4.37.
[gedaagde] zal als de in reconventie eveneens in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Colubris worden begroot op € 1.421,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00) aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt[gedaagde] om aan Colubris te betalen een bedrag van € 114.040,28 (éénhonderdveertienduizendveertig euro en achtentwintig eurocent), te vermeerderen met de contractuele rente van 4,5% per jaar over het bedrag van € 100.000,00 vanaf 1 september 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt[gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Colubris tot op heden begroot op € 6.539,17,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt[gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Colubris tot op heden begroot op € 1.421,00,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2014. [1]

Voetnoten

1.type: CTH/4065