De kantonrechter overweegt ten aanzien van [gedaagde sub 1] als volgt. Uit de door Defam overgelegde stukken blijkt dat Defam op 4 oktober 2006 en op 26 april 2007 een schriftelijke aanmaning aan [gedaagde sub 1] heeft gezonden. Defam heeft dus de verjaring van haar vordering in beginsel tijdig – want vóór 3 mei 2007 – gestuit (artikel 3:317 BW). Daarna heeft Defam nog een aanmaning (aankondiging dagvaarding) aan [gedaagde sub 1] gezonden op 30 mei 2007, zodat er op dat moment een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar is gaan lopen. Deze nieuwe verjaringstermijn loopt dan tot 30 mei 2012. Defam heeft vervolgens op 20 maart 2012 wederom een aanmaning (aankondiging dagvaarding) gezonden aan [gedaagde sub 1], zodat ook deze (laatste) verjaring tijdig is gestuit.
Het verweer van [gedaagde sub 1] dat voornoemde aanmaningen hem niet hebben bereikt, kan hem niet baten en wel op grond van het volgende. Artikel 3:37 lid 3 BW bepaalt dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als deze door hem is ontvangen. Het antwoord op de vraag wanneer kan worden gezegd dat een verklaring door de geadresseerde is ontvangen, wordt noch in de wettekst noch in de daarbij behorende toelichting gegeven. Indien de ontvangst van de verklaring wordt betwist, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg mee dat de afzender in beginsel feiten en omstandigheden dient te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Als adres in vorenbedoelde zin kan in beginsel – behoudens andersluidend beding – worden aangemerkt de woonplaats van de geadresseerde in de zin van artikel 1:10 BW en voorts het adres waarvan de afzender op grond van verklaringen of gedragingen van de geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt (zie Hoge Raad, 14 juni 2013, NJ 2013/391). Artikel 3:37 lid 3 BW bepaalt tevens dat indien een verklaring degene tot wie deze gericht is niet heeft bereikt, deze verklaring toch haar werking heeft indien, onder meer, dit niet bereiken het gevolg is van een eigen handeling van die persoon of van andere omstandigheden die zijn/haar persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij/zij het nadeel draagt.
Uit de door Defam overgelegde stukken leidt de kantonrechter af dat zij de aanmaningen heeft gezonden aan het woonadres van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst. Defam heeft gesteld dat de reden dat de aanmaningen [gedaagde sub 1] niet zouden hebben bereikt er in is gelegen dat [gedaagde sub 1] is verhuisd zonder zijn adreswijziging aan Defam door te geven, iets waartoe hij op grond van de algemene voorwaarden verplicht was.
[gedaagde sub 1] heeft niet betwist dat de aanmaningen naar het bij Defam bekende adres zijn verzonden, dat deze daar ook zijn aangekomen en dat deze brieven hem niet hebben bereikt door zijn verhuizing, maar voert slechts aan dat hij niet gebonden zou zijn aan de algemene voorwaarden, omdat hij de kredietovereenkomst niet zou hebben ondertekend. Echter, òfwel [gedaagde sub 1] heeft de kredietovereenkomst niet ondertekend en is daaraan en aan de algemene voorwaarden niet gebonden, in welk geval van verjaring geen sprake kan zijn. Op deze situatie zien de overwegingen 4.5, 4.6 en 4.7. Ofwel [gedaagde sub 1] heeft de kredietovereenkomst wèl ondertekend en is daaraan èn aan de algemene voorwaarden gebonden, in welk geval beoordeeld dient te worden of de vordering is verjaard. Deze laatstgenoemde situatie ligt hier voor. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat de algemene voorwaarde van Defam, die bepaalt dat kredietnemers een adreswijziging door moeten geven, naar haar oordeel geldig is (vgl. Hof Arnhem, 16 oktober 2012, LJN BY1109). In dat geval kan het Defam – zoals zij ook heeft betoogd – niet worden tegengeworpen dat de aanmaningen [gedaagde sub 1] niet hebben bereikt, terwijl [gedaagde sub 1] verzuimd heeft zijn verplichting tot het doorgeven van adreswijzigingen na te komen.
Aldus staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat Defam de aanmaningen heeft verzonden naar een adres waarvan zij redelijkerwijs mocht aannemen dat [gedaagde sub 1] aldaar door haar kon worden bereikt en dat de aanmaningen daar zijn aangekomen, terwijl het (eventueel) niet ontvangen van de aanmaningen door [gedaagde sub 1] het gevolg is van zijn eigen handeling, dan wel van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt, te weten het schenden van zijn verplichting tot het doorgeven van een adreswijziging.
Gelet op het voorgaande, is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de vordering van Defam ten aanzien van [gedaagde sub 1] niet is verjaard.