12.BESLISSING
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten
* een wapen, kleur zwart, inclusief een patroonhouder en 1 knalpatroon;
* een wapen, gelijkend op een bijl met 2 messen;
* een wapen, sierwapen, dolkachtig met 2 messen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 1.287,55 (zegge: eenduizendtweehonderdzevenentachtig euro en vijfenvijftig eurocent), waarvan € 1.150 wegens immateriële schade, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 25 november 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 1.162,76 (zegge: eenduizendeenhonderdtweeenzestig euro en zesenzeventig eurocent), waarvan € 1.150 wegens immateriële schade, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 25 november 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 1.150 (zegge: eenduizendeenhonderdtvijftig euro) wegens immateriële schade, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 25 november 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.287,55 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.162,76 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.150,- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader/mededaders (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. Z.J. Oosting en H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2013.