ECLI:NL:RBMNE:2013:3808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
19 september 2013
Zaaknummer
C-07-175560 - HL ZA 10-1236
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na deskundigenbericht over gebreken aan een woning met betrekking tot lekkage, garagedak, beplating opbouw en buitengevelkozijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 september 2013 een eindvonnis uitgesproken naar aanleiding van een deskundigenbericht over gebreken aan een woning. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Douma, hebben schadevergoeding gevorderd van de gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.C. van Vuren en mr. E.R. van Schaik, vanwege lekkage in de badkamer, gebreken aan het garagedak, de beplating van de opbouw en de buitengevelkozijnen. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen al vastgesteld dat er gebreken waren en heeft een deskundige ingeschakeld om de schade te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de lekkage in de badkamer en de schade aan het garagedak het gevolg waren van constructiefouten en gebrekkige uitvoering door de gedaagden. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers toegewezen, waarbij de schade aan het garagedak is vastgesteld op € 12.625,22, de schade door lekkage in de badkamer op € 3.150,00 en € 1.192,00 voor gevolgschade, en de schade aan de buitengevelkozijnen op € 45.585,98. De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade en hen veroordeeld tot betaling van de totale schadevergoeding van € 58.211,20, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn ook buitengerechtelijke kosten en kosten van de deskundige toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de eisers begroot op € 10.665,93.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/07/175560 / HL ZA 10-1236
Vonnis van 25 september 2013
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats 1],
2.
[eiseres sub 2],
wonende te[woonplaats 1],
eisers,
advocaat mr. E. Douma te Almere,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1].,
gevestigd te[vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.C. van Vuren te Rotterdam,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. H.C. van Vuren te Rotterdam,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te[woonplaats 3],
gedaagde,
advocaat mr. H.C. van Vuren te Rotterdam,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te[woonplaats 1],
gedaagde,
advocaat mr. E.R. van Schaik te Lelystad.
Partijen zullen hierna[eisers] c.s.,[gedaagden ] (voor [gedaagde sub 1]., [gedaagde sub 2] en[gedaagde sub 3] gezamenlijk) en [gedaagde sub 4] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 februari 2012
  • het deskundigenbericht met bijlagen van 5 november 2012
  • de conclusie na deskundigenbericht van[gedaagde sub 4] van 9 januari 2013
  • de akte na deskundigenbericht van[gedaagden ] van 9 januari 2013
  • de conclusie na deskundigenbericht van[eisers] c.s. van 9 januari 2013
  • de beslissing van de rechtbank terzake de begroting van het loon van de deskundige van 16 januari 2013
  • de conclusie van antwoord na deskundigenbericht van[gedaagden ] van 27 februari 2013
  • de antwoordconclusie na deskundigenrapport van[eisers] c.s. van 27 februari 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In haar tussenvonnis van 30 november 2011 heeft de rechtbank geoordeeld op de volgende punten voorlichting door een deskundige nodig te achten:
A. in het geschil tussen[eisers] c.s. en[gedaagde sub 4] terzake
1. lekkage badkamer en gevolgschade plafond hal,
en
B. in het geschil tussen[eisers] c.s. en[gedaagden ] terzake
2. garagedak
3. beplating opbouw
4. buitengevelkozijnen.
Bij tussenvonnis van 1 februari 2012 heeft de rechtbank het onderzoek door een deskundige bevolen. De deskundige heeft op 5 november 2012 zijn rapport afgerond, eerst nadat hij partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich schriftelijk uit te laten op het concept-rapport, en vervolgens bij de rechtbank ingediend. Partijen hebben hier in twee schriftelijke rondes op kunnen reageren. De rechtbank zal thans de onderzochte punten achtereenvolgens bespreken.
In het geschil tussen[eisers] c.s. en[gedaagde sub 4]
Ad 1. Lekkage badkamer en gevolgschade plafond hal
2.2.
De deskundige is tot de conclusie gekomen dat er lekkage is geweest in de badkamer en dat lekkagesporen waarneembaar zijn bij de lamp in het plafond in de hal en ter plaatse van de meterkast in de hal. De deskundige benoemt meerdere onvolkomenheden in de badkamer, waarbij hij opmerkt dat de hoofdoorzaak is het onvoldoende verlijmen van de afvoerpijp, het opzetstuk en de afvoerput. De oorzaak van de lekkage is een combinatie van deze onvolkomenheden.
2.3.
Koelewijn geeft in zijn reactie aan dat het er voor moet worden gehouden dat de lekkage geheel is veroorzaakt door de niet verlijmde afvoer(put). Dit is een constructiefout die aan[gedaagden ] is te wijten.
2.4.
De rechtbank overweegt dat ook[gedaagde sub 4] niet langer betwist dat er sprake was van lekkage die zijn oorzaak vindt in gebreken in de badkamer die ten tijde van de overdracht van de woning door[gedaagde sub 4] aan[eisers] c.s. aanwezig waren. Onder r.o. 4.8 van het tussenvonnis van 30 november 2011 heeft de rechtbank reeds overwogen dat[gedaagde sub 4] niet betwist heeft dat deze lekkage in de badkamer een normaal gebruik van de woning in de weg staat.[gedaagde sub 4] heeft mitsdien niet de woning geleverd die hij had moeten leveren. Er is sprake van een tekortkoming aan de zijde van[gedaagde sub 4] en hij is op grond daarvan aansprakelijk voor de dientengevolge door[eisers] c.s. geleden schade.
2.5.
Koelewijn brengt nog naar voren dat het een constructiefout is waarvoor[gedaagden ] aansprakelijk is. De rechtbank merkt daarover op dat thans niet aan de orde is de vraag of[gedaagden ] als bouwer van de woning in deze een verwijt kan worden gemaakt (waarbij de rechtbank ten overvloede opmerkt dat[gedaagde sub 4] ter comparitie heeft verklaard dat hij de badkamer heeft aangelegd). Op deze plaats gaat het om de vraag of[gedaagde sub 4] als verkoper van de woning jegens[eisers] c.s. als kopers aansprakelijk is voor de schade, welke vraag bevestigend wordt beantwoord.
2.6.
Ten aanzien van de hoogte van de schade heeft de deskundige opgemerkt dat hij de schade raamt op € 3.150,00 inclusief BTW. Hij geeft aan het door[eisers] c.s. genoemde bedrag ad € 4.531,00 niet te kunnen beoordelen wegens het ontbreken van een specificatie van de kosten. De rechtbank overweegt dat in de door[eisers] c.s. overgelegde productie 31 weliswaar de werkzaamheden zijn gespecificeerd, maar niet de kosten. Hoewel uitgangspunt dient te zijn dat[eisers] c.s. de geleden schade vergoed krijgt, dat wil zeggen dat zij, indien zij reeds kosten heeft gemaakt, de daadwerkelijk gemaakte kosten vergoed krijgt (zie r.o. 2.2 van het tussenvonnis van de rechtbank van 1 februari 2012), heeft[eisers] c.s. haar kosten op dit punt onvoldoende onderbouwd. De rechtbank volgt de deskundige in zijn kostenraming. Een bedrag van € 3.150,00 is mitsdien toewijsbaar terzake de geleden schade.
Blijkens het rapport heeft de deskundige zich enkel uitgelaten over de gevorderde kosten van herstel van de badkamer ter hoogte van € 4.531,00, maar niet over de kosten van het verhelpen van de gevolgschade ter hoogte van € 1.192,00. Dit bedrag is toewijsbaar, nu uit het rapport van de deskundige volgt dat deze schade een gevolg is van de lekkage in de badkamer en nu dit bedrag niet is betwist door[gedaagde sub 4].
In het geschil tussen[eisers] c.s. en[gedaagden ]
Vooraf
2.7.
Voor het eerst in de akte na deskundigenbericht stelt[gedaagden ] dat[gedaagde sub 4] niet ingevolge art. 6:89 BW binnen bekwame tijd bij[gedaagden ] heeft geprotesteerd, hetgeen aan toewijzing van de vordering van[eisers] c.s. als rechtsopvolger van[gedaagde sub 4] in de weg staat. Eveneens voor het eerst in de akte na deskundigenbericht stelt[gedaagden ] dat de schade aanzienlijk is verergerd, omdat[gedaagde sub 4] niet tijdig heeft geprotesteerd.[eisers] c.s. draagt als rechtsopvolger van[gedaagde sub 4] eigen schuld.
De rechtbank is van oordeel dat[gedaagden ] in een zeer laat stadium van de procedure deze punten naar voren brengt. De rechtbank acht dit in strijd met de goede procesorde en reeds daarom zal de rechtbank op deze punten geen acht slaan. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat[gedaagde sub 4] ter comparitie heeft verklaard dat[gedaagden ] eerder voor herstel van lekkages is ingeschakeld, zodat reeds daarom[gedaagden ] op de hoogte was van deze gebreken.
Ad 2. Garagedak
2.8.
De deskundige schrijft in zijn rapport ten aanzien van de oorzaak van de lekkages dat de loodslabben niet goed zijn aangebracht, waardoor het water via de spouw naar beneden loopt. Hierdoor is de dakplaat aangetast en vindt er lekkage in de garage plaats. Daarnaast is ter plaatse van het kozijn de opstand te laag, welke te lage opstandhoogte in combinatie met het ontbreken van afschot lekkages tot gevolg kan hebben.
2.9.
Prefab betwist de constatering van de deskundige ten aanzien van de loodslabben. Voorts voert[gedaagden ] aan dat de deskundige zelf bevestigt dat inwatering heeft plaatsgevonden door de gebrekkige uitvoering van de muurafdekkers. Dat is te wijten aan[gedaagde sub 4].
De rechtbank overweegt dat[gedaagden ] deze punten ook reeds naar voren heeft gebracht in haar reactie op het concept-rapport van de deskundige. De deskundige heeft op heldere wijze antwoord gegeven op de gestelde vragen (bladzijde 21 en 22 van het rapport) zowel ten aanzien van de loodslabben als ten aanzien van de gebrekkige uitvoering van de muurafdekkers. De deskundige antwoordt dat dit laatste wel heeft bijgedragen aan de progressie van de aantasting, maar dat bij een correcte afwerking en detaillering van de loodslabben die door[gedaagden ] zijn aangebracht de kozijnen niet zouden zijn aangetast.
2.10.
Voor zover[gedaagden ] klaagt dat de foto’s zijn gemaakt, nadat de muren zijn opgebroken hetgeen wellicht de situatie kan hebben gewijzigd en dat de deskundige afgaat op enkel foto’s van[eisers] c.s., merkt de rechtbank het volgende op. Bij brief van 28 mei 2008 heeft[eisers] c.s.[gedaagden ] geïnformeerd over de lekkage en gesommeerd de gebreken te herstellen. Bij brief van 13 augustus 2008 heeft[eisers] c.s. geschreven zelf tot herstel over te gaan, nu[gedaagden ] niet heeft gereageerd. Voorts is[gedaagden ] eind december 2008 geïnformeerd over het door ZNEB te verrichten onderzoek en vervolgens uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn, doch[gedaagden ] is niet ter plaatse geweest.[gedaagden ] heeft derhalve voldoende gelegenheid gehad zelf ter plaatse aanwezig te zijn. In deze situatie kan bewijs thans niet anders geleverd worden dan door indertijd gemaakte foto’s en het rapport van ZNEB.[eisers] c.s. heeft op dat punt al het mogelijke gedaan, wat zij kon doen.
2.11.
De rechtbank is van oordeel dat[gedaagden ] geen zwaarwegende bezwaren tegen het rapport van de deskundige naar voren heeft gebracht. De deskundige heeft reeds helder gereageerd op de door[gedaagden ] naar voren gebrachte opmerkingen. Hetgeen[gedaagden ] nu nogmaals naar voren brengt is niet onderbouwd met een eigen deskundigenbericht. De rechtbank zal dan ook het rapport van de deskundige volgen.
2.12.
Uit het rapport van de deskundige volgt dat de oorzaak van de lekkage in de garage ligt bij door[gedaagden ] verrichte werkzaamheden. De deskundige begroot de totale herstelkosten op € 10.875,00. Dit bedrag wijkt 14% af van het door[eisers] c.s. aangegeven bedrag van € 12.625,22, hetgeen volgens de deskundige een acceptabele afwijking is. De rechtbank volgt de deskundige ook in haar laatste opmerking. De werkelijke door[eisers] c.s. geleden schade komt derhalve voor vergoeding in aanmerking. Het bedrag ad € 12.625,22 zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de opmerkingen dat het verbeteren van het afschot en het vervangen van dakplaten was meegenomen in het keuringsrapport van Eigen Huis Bouwkundig Advies het volgende. Dit rapport was opgemaakt in het kader van de aankoop van de woning door[eisers] c.s. van[gedaagde sub 4]. Dit rapport kan hoogstens van invloed zijn op de relatie[eisers] c.s. en[gedaagde sub 4], maar dit vrijwaart[gedaagden ] niet.
De deskundige heeft voorts geconstateerd dat onvoldoende afschot heeft bijgedragen tot de lekkage. Het aldus aanbrengen van het afschot is aan[gedaagden ] te wijten. De kosten die gemaakt zijn om dit probleem op te lossen, kunnen dan ook gezien worden als schade die voor rekening van[gedaagden ] dient te komen. Dat[eisers] c.s. ervoor hebben gekozen dit probleem op een andere wijze, namelijk door middel van extra hemelwaterafvoeren, op te lossen doet hier niet aan af.
Ad 3.Beplating opbouw
2.13.
De deskundige heeft op de vraag wat c.q welke de oorzaak/oorzaken is/zijn geweest dat de balken achter de opbouw zijn verrot, als volgt geantwoord:
“Uit de inventarisatie is gebleken er geen ventilatievoorzieningen in het achterhout van de beplating zijn opgenomen. Dit heeft geresulteerd in een lichte verkleuring van het achterhout. Tevens is ter plaatse van de hemelwaterafvoer houtrot in het achterhout geconstateerd aan de zijkant van de dakopbouw. Dit gebrek is veroorzaakt door inwatering. Dit kan zijn door een gebrekkige aansluiting van de afvoerleiding op de staduitloop of een gebrekkige aansluiting van de beplating. Aangezien de beplating is vervangen is dit nu niet meer te constateren.
De verkleuring en beginnende aantasting van de overige delen van het achterhout worden veroorzaakt door het ontbreken van ventilatievoorzieningen.”
Hieruit volgt dat ter plaatse van de hemelwaterafvoer niet met voldoende mate van zekerheid gezegd kan worden wat de oorzaak van de schade is.[gedaagden ] kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor dit deel van de schade. Voor de overige delen geldt dat de deskundige constateert dat dit te wijten is aan het ontbreken van ventilatievoorzieningen. Dit is aan[gedaagden ] te verwijten.
Het gaat in deze niet om de situatie dat er meerdere oorzaken zijn aan te wijzen die de totale schade kunnen hebben veroorzaakt (zoals bedoeld in art. 6:99 BW), maar om de situatie dat voor een gedeelte van de schade de oorzaak onduidelijk is – immers het gedeelte ter plaatse van de hemelwaterafvoer - en voor het overige deel van de schade de oorzaak wel is aan te wijzen.[gedaagden ] is aansprakelijk voor dat laatstgenoemde deel van de schade. De rechtbank begroot de schade op grond van art. 6:97 BW op 75% van de totale herstelwerkzaamheden.
Hetgeen hiervoor is opgemerkt onder r.o. 2.10 en 2.11 is ook hier van belang.
2.14.
De rechtbank heeft reeds onder r.o. 4.25 van het tussenvonnis van 30 november 2011 geoordeeld, dat tussen partijen vaststaat dat de kosten van de herstelwerkzaamheden € 5.017,75 bedragen. Dit is een bindende eindbeslissing. De rechtbank ziet geen reden hierop terug te komen, mede gezien het feit dat de deskundige de kosten heeft geraamd op € 7.300,00.[gedaagden ] heeft met haar algemene opmerking de door[eisers] gevorderde en gespecificeerde kosten onvoldoende betwist, terwijl ‘dakrand’ en ‘muren balkon’ bovendien geen betrekking hebben op de onderhavige kosten, maar op de post ‘muurafdekkers/voegwerk’ (zie r.o. 4.20 van het tussenvonnis van 30 november 2011).
De rechtbank begroot de schade op 75% van de gemaakte kosten, derhalve op een bedrag van € 3.763,31.
Ad 4. Buitengevelkozijnen
2.15.
De deskundige schrijft dat er gebreken aan de kozijnen zijn geconstateerd met name houtrot en lekkages. De gebreken zijn veroorzaakt door een onzorgvuldige uitvoering van de waterdichte aansluiting van de kozijnen.
Naar aanleiding van vragen van[gedaagden ] op het concept-rapport van de deskundige heeft de deskundige een nadere uitleg gegeven op het punt van de oorzaak (bladzijde 23 van het rapport). Hij schrijft dat de schade niet is ontstaan door het aanbrengen van een lat en het afkitten, maar door een onzorgvuldige uitvoering en het ondeskundig aanbrengen van de DPC folie.
Prefab reageert uitgebreid op het rapport van de deskundige. De rechtbank overweegt evenwel dat[gedaagden ] deze punten ook reeds naar voren heeft gebracht in haar reactie op het concept-rapport van de deskundige. De deskundige heeft op heldere wijze antwoord gegeven op de gestelde vragen. Hetgeen hiervoor is opgemerkt onder r.o. 2.10 en 2.11 is ook hier van belang.
De rechtbank zal dan ook het rapport van de deskundige volgen. Het door de deskundige geconstateerde gebrek kan aan[gedaagden ] worden verweten.
2.16.
De deskundige heeft een begroting gemaakt van de herstelkosten. De deskundige maakt daarbij de opmerking dat niet meer te controleren is of elk kozijn of elk bovendetail dat verbeterd is daadwerkelijk was aangetast. Wel schrijft hij dat het noodzakelijk was een structureel herstel uit te voeren.
Ondanks dat de deskundige niet over elk kozijn een oordeel heeft kunnen geven, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het rapport van de deskundige, mede in het licht van het in opdracht van[eisers] c.s. opgestelde rapport van ZNEB en de overgelegde facturen waaruit tevens blijkt dat twee kozijnen alsnog niet in hun geheel vervangen hoefden te worden, met voldoende mate van zekerheid vaststaat dat de door[eisers] c.s. verrichte werkzaamheden noodzakelijk waren om de schade te herstellen. Ten aanzien van de binnenwanden wordt nog opgemerkt dat de gebruikte foto’s dateren van voor de herstelwerkzaamheden, zodat deze kunnen bijdragen aan het bewijs. De deskundige begroot de kosten op € 44.000,00. Dit bedrag wijkt 3,4% af van het door[eisers] aangegeven bedrag. De deskundige merkt daarover op dat gezien deze geringe afwijking mag worden uitgegaan van het door[eisers] c.s. opgegeven bedrag. De rechtbank volgt de deskundige daarin, zodat het bedrag van € 45.585,98 kan worden toegewezen.
Concluderend
2.17.
In haar tussenvonnis van 30 november 2011 heeft de rechtbank eindbeslissingen genomen over een aantal vorderingen. De conclusies uit genoemd tussenvonnis en uit het bovenstaande zijn de volgende.
2.18.
Vorderingen jegens[gedaagde sub 4]
[eisers]c.s. vorderen van[gedaagde sub 4] vergoeding van schade ter zake de volgende gebreken:
a. Garagedak
waarvoor € 12.625,22 toewijsbaar is (r.o. 4.6 van het tussenvonnis van 30 november 2011);
b. Lekkage badkamer en gevolgschade plafond hal
waarvoor € 3.150,00 en € 1.192,00 toewijsbaar is (r.o. 2.6 hiervoor);
c. Buitengevelkozijnen
waarvoor € 45.585,98 toewijsbaar is (r.o. 4.14 van het tussenvonnis van 30 november 2011).
2.19.
Vorderingen jegens[gedaagden ][eisers]
c.s. vorderen van[gedaagden ] vergoeding van schade ter zake de volgende gebreken:
a. Garagedak
waarvoor € 12.625,22 zal worden toegewezen (r.o. 2.12 hiervoor);
b. Muurafdekkers/voegwerk
welke vordering van[eisers] c.s. zal worden afgewezen (r.o. 4.22 van het tussenvonnis van 30 november 2011);
c. Beplating opbouw
waarvoor € 3.763,31 zal worden toegewezen (r.o. 2.14 hiervoor);
d. Buitengevelkozijnen
waarvoor € 45.585,98 zal worden toegewezen (r.o. 2.16 hiervoor).
2.20.
Voor wat betreft de schade aan het garagedak en aan de buitengevelkozijnen zijn[gedaagde sub 4] en[gedaagden ] elk hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank zal de vordering aldus toewijzen.
2.21.
[eisers] c.s. vordert betaling van de wettelijke rente vanaf 2 februari 2010 ten aanzien van, voor zover nu nog van belang, de lekkage in de badkamer en de beplating van de opbouw. Gezien de sommatie van de advocaat van[eisers] c.s. aan[gedaagde sub 4] en aan[gedaagden ] van 19 januari 2010 om binnen twee weken tot betaling over te gaan, is de rente vanaf de gevorderde datum toewijsbaar.
[eisers]c.s. vordert voorts ten aanzien van de schade aan het garagedak en de buitengevelkozijnen betaling van de wettelijke rente met ingang van de dag der dagvaarding, hetgeen eveneens kan worden toegewezen.
2.22.
[eisers]c.s. heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Deze worden door[gedaagde sub 4] niet betwist, zodat deze jegens[gedaagde sub 4] zullen worden toegewezen.
Prefab heeft de kosten wel betwist. Daarover het volgende.[eisers] c.s. heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal toewijzen.
2.23.
[eisers]c.s vordert voorts vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde deskundige ter hoogte van € 2.027,85. Deze kosten komen op grond van art. 6:96 lid 2 sub b als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking.
2.24.
[eisers]c.s. vordert[gedaagden ] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 374,77 voor verschotten en € 894,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 894,00).
2.25.
[gedaagden ] en[gedaagde sub 4] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van[eisers] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding €  98,93
- griffierecht 1.885,00
- deskundigen 6.000,00
- salaris advocaat
2.682,00(3,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal €  10.665,93

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt[gedaagden ] en[gedaagde sub 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan[eisers] c.s. te betalen een bedrag van € 58.211,20 (achtenvijftig duizendtweehonderdelf euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt[gedaagde sub 4] om aan[eisers] c.s. te betalen een bedrag van € 4.342,00 (vierduizenddriehonderdtweeënveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 2 februari 2010 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt[gedaagden ] om aan[eisers] c.s. te betalen een bedrag van € 3.763,31 (drieduizendzevenhonderddrieënzestig euro en éénendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 2 februari 2010 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt[gedaagden ] en[gedaagde sub 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan[eisers] c.s. te betalen een bedrag van € 1.788,00 (éénduizendzevenhonderdachtentachtig euro) aan buitengerechtelijke kosten en een bedrag van € 2.027,85 (tweeduizendzevenentwintig euro en vijfentachtig eurocent) aan kosten van de deskundige,
3.5.
veroordeelt[gedaagden ] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.268,77, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na dit vonnis,
3.6.
veroordeelt[gedaagden ] en[gedaagde sub 4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van[eisers] c.s. tot op heden begroot op € 10.665,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na dit vonnis,
3.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2013.