ECLI:NL:RBMNE:2013:3807

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
19 september 2013
Zaaknummer
C-07-197633 - HL ZA 12-86
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheek op woonboot en rechten op ligplaats

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eisers] c.s. en de Gemeente Lelystad over de rechten op een ligplaats voor een woonboot. [Eisers] c.s. hebben een hypotheek afgesloten bij ING Bank N.V. voor hun woonboot, maar de ligplaats is niet als onderpand opgenomen in de hypotheekakte. De Gemeente heeft in het verleden afspraken gemaakt met [eisers] c.s. over de ligplaats, maar kan deze nu niet nakomen omdat alle ligplaatsen in de woonschepenhaven zijn verleend aan derden. ING heeft geprobeerd de woonboot executoriaal te verkopen vanwege betalingsachterstanden, maar de verkoop is bemoeilijkt door het feit dat de woonboot zich nog op een tijdelijke ligplaats bevond. De rechtbank oordeelt dat er geen pandrecht op de ligplaats is gevestigd en dat de Gemeente haar verplichtingen jegens [eisers] c.s. niet kan nakomen. De rechtbank stelt vast dat de Gemeente tekortschiet in haar verplichtingen en dat [eisers] c.s. recht heeft op schadevergoeding. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 25 september 2013
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/07/197633 / HL ZA 12-86 van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. D. van de Klomp te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LELYSTAD,
zetelend te Lelystad,
gedaagde,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/07/202291 / HL ZA 12-171 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LELYSTAD,
zetelend te Lelystad,
eiseres,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam Zuidoost,
gedaagde,
advocaat mr. L.A.L. Westerwoudt te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s., de Gemeente en ING genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 november 2012
  • de akte wijziging eis alsmede akte overlegging producties van [eisers] c.s.
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 april 2013
  • de brief van mr. D. van de Klomp, de advocaat van [eisers] c.s. van 17 april 2013
  • de brief van mr. F.W.J. van der Steen, de behandelend advocaat van de Gemeente van 19 april 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 december 2012
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 april 2013.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eisers] c.s. bewoonden van 1988 tot 2008 het woonschip met de naam [naam ], hierna ‘het woonschip’. ING heeft twee maal een hypothecaire geldlening aan [eisers] c.s. verstrekt.
In de eerste hypotheekakte van 14 juli 1999 staat voor zover hier van belang:
“Terzake van de vordering is door de onderzetter (Rb:[eiseres sub 2]) casu quo de kredietnemer met de bank overeengekomen dat ten behoeve van de bank recht van hypotheek en pandrecht worden gevestigd op de in deze akte omschreven goederen, tot zekerheid als hierna vermeld. (…)
a. verleent de onderzetter bij deze aan de bank, die van de onderzetter aanvaardt, recht van hypotheek op het hierna onder het opschrift “Onderpand en titel” omschreven schip en de zaken die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip zijn verbonden;
b. geeft de onderzetter bij deze in pand aan de bank, die in pand van de onderzetter aanvaardt, alle rechten die in de Bepalingen van Zekerheidstelling zijn genoemd in artikel 10;
c. geeft de onderzetter voorzoveel nodig bij voorbaat in pand aan de bank, die in pand aanvaardt, het scheepstoebehoren dat niet onder het recht van hypotheek valt.
(…)
Bepalingen inzake de zekerheidstelling
Op deze hypotheekstelling en verpanding alsmede op alle bij en krachtens deze akte nog plaats te vinden verpandingen zijn – voor zover daarvan bij deze akte niet is afgeweken – van toepassing de Bepalingen van Zekerheidstelling met de tekst van welke bepalingen, die de onderzetter heeft ontvangen, de onderzetter bekend is.
(…)
Onderpand en titel
Het recht van hypotheek wordt verleend op:
Het stalen motorschip genaamd [naam ]’ (…)
met inbegrip van scheepstoebehoren, alsmede zaken, die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip zijn verbonden. (…)”
In de tweede hypotheekakte van 10 juni 2003 staat voor zover hier van belang:
“Terzake van de vordering is door de onderzetter (Rb:[eiseres sub 2]) casu quo de kredietnemer met de bank overeengekomen dat ten behoeve van de bank recht van hypotheek en pandrecht worden gevestigd op de in deze akte omschreven goederen, tot zekerheid als hierna vermeld. (…)
a. verleent de onderzetter bij deze aan de bank, die van de onderzetter aanvaardt, recht van hypotheek op het hierna onder het opschrift “Onderpand en titel” omschreven schip en de zaken die uit hoofde van hun bestemming blijvend met het schip zijn verbonden;
b. geeft de onderzetter bij deze in pand aan de bank, die in pand van de onderzetter aanvaardt, alle rechten die in de Bepalingen van Zekerheidstelling zijn genoemd in artikel 10;
c. geeft de onderzetter voorzoveel nodig bij voorbaat in pand aan de bank, die in pand aanvaardt, het scheepstoebehoren dat niet onder het recht van hypotheek valt.
(…)
Bepalingen inzake de zekerheidstelling
Op deze hypotheekstelling en verpanding alsmede op alle bij en krachtens deze akte nog plaats te vinden verpandingen zijn – voor zover daarvan bij deze akte niet is afgeweken – van toepassing de Bepalingen van Zekerheidstelling met de tekst van welke bepalingen, die de onderzetter heeft ontvangen, de onderzetter bekend is.
(…)
Onderpand en titel
Het recht van hypotheek wordt verleend op:
de eigendom van het motorschip genaamd[naam ](…) als binnenschip teboekgesteld ten kantore van de dienst van het Kadaster en de Openbare Registers te Rotterdam,[brandmerk]
[brandmerk],(…)”
3.2.
Art. 10 van de Algemene bepalingen van zekerheidstelling voor schepen luidt als volgt:

Artikel 10. Verpanding
De verlening aan de bank van zekerheid op zaken of rechten omvat, voor het geval dat nodig is om de bank in de desbetreffende rechten te doen treden, mede verpanding aan de bank van alle rechten die onderzetter en/of schuldenaar terzake van het onderpand heeft/hebben of zal/zullen hebben krachtens welke titel en jegens wie dan ook, alsmede de bevoegdheid van de bank die rechten aan zichzelf te verpanden.
Tot de in het vorige lid bedoelde rechten behoren onder meer die terzake van een vordering tot ontbinding van de overeenkomst uit hoofde waarvan het onderpand werd verkregen, die tot vergoeding, welke in de plaats van het onderpand treedt, die wegens verbeurdverklaring, sloop of gedeeltelijke ontmanteling, die wegens verhuur of vordering, die wegens schade door enig toeval, waartegen verzekerd is, die welke kunnen worden geldend gemaakt in geval van maatregelen, daden of verzuimen, welke het gebruik van het onderpand verhinderen of beperken en die welke kunnen worden ontleend aan overheidssteun, subsidies, garanties en andere faciliteiten.”
Art. 18 van dezelfde bepalingen luidt, voor zover van belang:
“Artikel 18. Slotbepalingen
1. Een niet rechtstreeks aan de wet ontleend(e), aan de bank toekomend(e) recht of bevoegdheid houdt mede in een door onderzetter en/of schuldenaar aan de bank verleende volmacht om de desbetreffende rechtshandelingen namens onderzetter en/of schuldenaar uit te oefenen of te verrichten, zoals het onderwerpen van geschillen aan arbitrage of bindend advies, het aangaan van dadingen, het innen van vorderingen in en buiten rechte en het geven van kwijting daarvoor, alles voor rekening van schuldenaar. (…)”
3.3.
In 1995 heeft [eisers] c.s. (samen met andere betrokkenen) een afspraak met de Gemeente gemaakt die is vastgelegd in de brief van 1 augustus 1995. Daarin staat voor zover hier van belang:
“ 1. De gemeente Lelystad realiseert op haar kosten uiterlijk op 1 september 1995 drie tijdelijke
afmeervoorzieningen (meerpalen) ten behoeve van de woonschepen van uw cliënten in het Havendiep te Lelystad. Uw cliënten zullen uiterlijk op 1 september 1995 hun huidige ligplaats verlaten en afmeren aan de vorenbedoelde tijdelijke afmeervoorzieningen in het Havendiep.
(…)
2. Nadat de woonschepenhaven aan het Havendiep in zijn definitieve vorm is gerealiseerd (goedgekeurd bestemmingsplan) krijgen uw cliënten een definitieve ligplaats in deze Haven toegewezen. Indien realisatie van de definitieve woonschepenhaven aan het Havendiep onverhoopt mocht uitblijven, zal binnen de gemeentegrenzen een voor betrokkenen aanvaardbare definitieve ligplaats worden aangewezen. Uw cliënten zijn niet eerder gehouden het Havendiep te verlaten dan nadat op die nieuwe definitieve ligplaats de gebruikelijke nutsvoorzieningen zijn aangelegd.
(…)”
3.4.
Sinds 1995 lag het woonschip op de tijdelijke afmeervoorziening in het Havendiep te Lelystad.
3.5.
Vanwege een achterstand in de betaling van de hypotheekverplichtingen wilde de ING in 2007 overgaan tot executoriale verkoop.
3.6.
Bij brief van 30 november 2007 schreeft ING aan de Gemeente dat zij voornemens was het woonschip executoriaal te verkopen, maar dat het feit dat het woonschip nog in de tijdelijke afmeervoorziening lag, een waarde drukkend effect had. Ondanks verzoeken daartoe had mevrouw[eiseres sub 2] het woonschip niet verplaatst naar de officiële ligplaats. De ING schreef:
“ING is echter bevoegd deze verplaatsing
namensmevrouw[eiseres sub 2] te bewerkstelligen. In dit verband wordt gewezen op de hypotheekakte d.d. 10 juni 2003 (…), waarin de Algemene Bepalingen van Zekerheidsstelling voor Schepen (…) van toepassing zijn verklaard. Artikel 1 van de slotbepalingen van voornoemde algemene bepalingen bepaalt dat een niet rechtstreeks aan de wet ontleend, aan de ING toekomend recht of bevoegdheid mede inhoudt in een door de hypotheekverstrekker aan ING verleende volmacht om de desbetreffende rechtshandelingen (i.c. verplaatsen van de woonboot naar de officiële ligplaats) namens de hypotheekgever uit te oefenen of te verrichten. Met ander woorden, ING is daartoe door mevrouw[eiseres sub 2] gemachtigd.
Met het oog op de naderende executieveiling, zie ik graag binnen vijf werkdagen na heden door u schriftelijk bevestigd dat na verplaatsing van de woonboot naar de officiële ligplaats (door ING namens mevrouw[eiseres sub 2]), de gemeente de benodigde, overdraagbare, ligplaatsvergunning zal verstrekken aan, en de huurovereenkomst zal sluiten met de veilingkoper.”
3.7.
Bij brief van 21 december 2007 heeft de Gemeente als volgt gereageerd aan ING:
“(…)
Het college heeft in haar besluit van 18 december 2007 besloten de gevraagde medewerking aan de verplaatsing van het woonschip te verlenen onder de volgende opschortende voorwaarden.
1. Alle schade die eventueel uit de verplaatsing zou voorvloeien, hoe ook genaamd en in welke hoedanigheid dan ook, komt voor rekening van de ING-Bank;
(…)
5. Het schip kan eerst geleverd worden aan de koper nadat een ligplaatsvergunning op grond van de Woonschepenverordening is afgegeven De gemeente garandeert dat aan de koper op eerste aanvraag binnen veertien dagen na ontvangst van die aanvraag een vergunning wordt afgegeven indien deze vergunning voor het huidige woonschip wordt aangevraagd en aan dat schip geen ingrijpende wijzigingen in de uiterlijke verschijningsvorm worden aangebracht.
(…)”
ING heeft deze brief voor akkoord ondertekend.
3.8.
Op 8 juli 2008 is het woonschip executoriaal verkocht. Blijkens het proces-verbaal van veiling betrof de verkoop het woonschip. De totale koopsom bedroeg € 89.500,00.
3.9.
[eisers] c.s. ligt sinds de executoriale verkoop van het woonschip met een plezierjacht op de tijdelijke afmeervoorziening in het Havendiep. Voor het eerst bij brief van 3 juni 2009 heeft de rechtsbijstandverlener van [eisers] c.s. de Gemeente gesommeerd om op grond van de overeenkomst van 1 augustus 2005 een definitieve ligplaats in de woonschepenhaven aan het Havendiep ter beschikking te stellen omdat het bestemmingsplan op 26 februari 2009 was goedgekeurd. De Gemeente heeft hier niet aan voldaan.
3.10.
De woonschepenhaven aan het Havendiep heeft 20 plaatsen. Voor al deze plaatsen zijn aan derden ligplaatsvergunningen verstrekt. Een dergelijke vergunning kan door de rechthebbende onder bijzonder titel worden overgedragen.

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
[eisers] c.s. vordert  samengevat – na eiswijziging:
Primair:
veroordeling van de Gemeente tot toewijzing en afgifte van een definitieve ligplaats van 32,5 meter in de woonschepenhaven aan het Havendiep te Lelystad op straffe van een dwangsom;
voor recht te verklaren dat de Gemeente toerekenbaar is tekortgeschoten en de Gemeente te veroordelen tot betaling van € 70.000,00 onder bepaling dat de werking van deze verklaring voor recht en veroordeling wordt opgeschort totdat door middel van een onherroepelijke uitspraak van de rechter (in de executiefase) is vastgesteld dat het onder a) gevorderde en toegewezene niet uitvoerbaar is;
tot betaling van de buitengerechtelijke kosten;
tot betaling van de kosten van het geding.
Subsidair:
Primair:
veroordeling van de Gemeente tot toewijzing en afgifte van een definitieve ligplaats van 32,5 meter in de woonschepenhaven aan het Havendiep te Lelystad op straffe van een dwangsom;
tot betaling van de buitengerechtelijke kosten;
tot betaling van de kosten van het geding.
Subsidiair:
voor recht te verklaren dat de Gemeente toerekenbaar is tekortgeschoten en de Gemeente te veroordelen tot betaling van € 70.000,00;
tot betaling van de buitengerechtelijke kosten;
tot betaling van de kosten van het geding.
4.2.
De Gemeente voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.4.
De Gemeente vordert - samengevat - dat ING wordt veroordeeld om aan de Gemeente de schade te betalen die de Gemeente lijdt wanneer zij in de hoofdzaak wordt veroordeeld, met veroordeling van ING in de kosten van de vrijwaring.
4.5.
ING voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak

5.1.
[eisers] c.s. vordert ter nakoming van de met de Gemeente gesloten overeenkomst zoals vastgelegd in de brief van 1 augustus 1995, dat aan haar een ligplaats in de woonschepenhaven aan het Havendiep ter beschikking wordt gesteld.
5.2.
De Gemeente betwist dat zij (nogmaals) tot nakoming van de overeenkomst gehouden is. Uit art. 10 van de Algemene bepalingen van zekerheidstelling voor schepen volgt dat ook een zekerheidsrecht op de ligplaats is gevestigd en niet alleen op het woonschip. Door uitwinning van het onderpand is ING in de rechten van [eisers] c.s. getreden. ING heeft als gemachtigde van [eisers] c.s. het recht op een ligplaats in de woonschepenhaven ingenomen.
5.3.
De rechtbank overweegt dat uit beide hypotheekaktes volgt dat[eiseres sub 2] aan ING recht van hypotheek heeft verleend op het onderpand zijnde het woonschip. Daarnaast staat in beide aktes dat[eiseres sub 2] bij ING in pand heeft gegeven alle rechten die in art. 10 van de Bepalingen van Zekerheidstelling zijn genoemd. De vraag is mitsdien wat met art. 10 wordt bedoeld. Art. 10 bepaalt dat de verlening aan de bank van zekerheid op zaken of rechten – in dit geval: zekerheid op het woonschip – mede omvat, voor het geval dat nodig is om de bank in de desbetreffende rechten te doen treden – dus: de rechten op het woonschip – mede verpanding aan de bank van alle rechten die onderzetter terzake van het onderpand heeft – dus rechten die[eiseres sub 2] terzake het woonschip heeft. Het gaat dus om verpanding van rechten die[eiseres sub 2] terzake het woonschip heeft en die nodig zijn om ING in de zekerheidsrechten op het woonschip te treden. In lid 2 van art. 10 worden een aantal voorbeelden genoemd, zoals een vordering tot ontbinding van de overeenkomst uit hoofde waarvan[eiseres sub 2] het woonschip heeft gekregen, een recht op vergoeding die in de plaats van het woonschip treedt, rechten wegens verbeurdverklaring, sloop of gedeeltelijke ontmanteling van het woonschip, rechten wegens verhuur van het woonschip, een vordering wegens schade aan het woonschip die verzekerd is etc. Uit lid 1 volgt dat verpand zijn de rechten die direct betrekking hebben op het woonschip. Lid 2 onderbouwt dit door concrete voorbeelden te noemen.
De ligplaatsvergunning is een persoonlijk recht en geen zakelijk recht. De ligplaatsvergunning is weliswaar bedoeld om ter plaatse een schip te leggen, maar de vergunning heeft slechts indirect betrekking op het woonschip en is niet direct verbonden met het schip. De vergunning is niet nodig om ING in de zekerheidsrechten op het woonschip te doen treden. Het moge zo zijn dat een woonschip in de verkoop meer oplevert, wanneer daarbij een ligplaatsvergunning wordt verkocht, maar dit op zich maakt niet dat een ligplaatsvergunning nodig is om een woonschip te verkopen. Indien ING een pandrecht op de ligplaatsvergunning had willen vestigen, had zij dit expliciet in de akte kunnen opnemen.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen pandrecht is gevestigd op de ligplaatsvergunning. Een aan de ING toekomend(e) recht of bevoegdheid als bedoeld in art. 10 van de Algemene bepalingen van zekerheidstelling voor schepen is hier niet aan de orde. ING kon dan ook niet in de rechten van[eiseres sub 2] treden ten aanzien van deze vergunning. De rechtbank kan daarbij in het midden laten of ING indertijd ingevolge art. 18 van de Algemene bepalingen van zekerheidstelling voor schepen gerechtigd was het woonschip te verplaatsen van de tijdelijke ligplaats naar de ligplaats in de woonschepenhaven. Dat was een feitelijke handeling en in deze gaat het om de vraag of ING rechten had op de ligplaatsvergunning, hetgeen niet het geval is. Uit het vorenstaande volgt dat de Gemeente haar overeenkomst met [eisers] c.s. niet kon nakomen door een ligplaatsvergunning te verlenen aan ING dan wel aan de koper van het woonschip. De Gemeente is dan ook nog altijd gehouden haar overeenkomst jegens [eisers] c.s. na te komen.
De rechtbank kan voorts in het midden laten of [eisers] c.s. gerechtigd was de art. 10 en 18 van de Algemene bepalingen van zekerheidsstelling voor schepen te vernietigen.
5.4.
Door [eisers] c.s. wordt niet betwist de stelling van de Gemeente dat de woonschepenhaven aan het Havendiep 20 ligplaatsen heeft en dat de vergunningen voor deze ligplaatsen alle aan derden zijn verstrekt, zodat dit tussen partijen vaststaat. Dit betekent dat er op dit moment geen ligplaatsvergunning voor de woonschepenhaven kan worden verleend en dat de primaire vordering en de subsidiaire onder primaire vordering van [eisers] c.s. tot toewijzing en afgifte van een ligplaats in de woonschepenhaven in het Havendiep te Lelystad niet kan worden toegewezen.[eisers] c.s. stelt weliswaar dat de Gemeente de mogelijkheid heeft om te besluiten dat er nieuwe ligplaatsen worden gerealiseerd, maar [eisers] c.s. heeft geen vordering daartoe ingesteld, zodat de rechtbank deze stelling verder onbesproken kan laten.
5.5.
Nu de Gemeente gezien de vorige alinea haar verplichting uit de overeenkomst niet meer kan nakomen, komt zij tekort in de nakoming van haar verplichtingen en dient zij de schade die [eisers] c.s. dientengevolge lijdt te vergoeden. De subsidiaire onder subsidiaire vordering van [eisers] c.s. is derhalve (deels) toewijsbaar. De rechtbank komt nu toe aan de vraag wat de hoogte van de door [eisers] c.s. geleden schade is. Om deze schade vast te stellen moet een vergelijking worden gemaakt tussen twee situaties. Enerzijds de situatie zoals die zou zijn geweest indien de Gemeente niet ten onrechte vergunning had verleend aan de koper van het woonschip voor de voor [eisers] c.s. bedoelde ligplaats. In dat geval hadden [eisers] c.s. nu de beschikking gehad over een ligplaats, maar daar staat wellicht tegenover dat de executieverkoop van het woonschip minder had opgebracht. Anderzijds moet gekeken worden naar de feitelijke situatie, namelijk dat [eisers] c.s. thans niet de beschikking heeft over een ligplaats en wellicht op een andere wijze een ligplaats zal moeten verwerven, met daarbij meegenomen de feitelijke opbrengst van de executieverkoop. De rechtbank zal [eisers] c.s. in de gelegenheid stellen haar schade bij akte nader te onderbouwen. De Gemeente zal daar op kunnen reageren.
in de vrijwaringszaak
5.6.
Gezien de vordering in de vrijwaringszaak zal de rechtbank de Gemeente de gelegenheid geven een akte te nemen over hetgeen in de hoofdzaak is ingebracht terzake de schade. ING zal daarop kunnen reageren.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 oktober 2013voor het nemen van een akte door [eisers] c.s. over hetgeen is vermeld onder r.o. 5.5, waarna de Gemeente op de rol van
13 november 2013een antwoordakte kan nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de zaak in vrijwaring
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 november 2013voor het nemen van een akte door de Gemeente over hetgeen is vermeld onder r.o. 5.6, waarna ING op de rol van
11 december 2013een antwoordakte kan nemen,
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2013.