ECLI:NL:RBMNE:2013:3792

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
UTR 12-2604
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit subsidie Subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het College van Gedeputeerde Staten, waarbij aan eiser een subsidiebedrag werd toegekend voor het Subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer (SNL). In de bijlage bij het besluit van 17 juni 2011 werd vermeld dat er geometrische correcties konden plaatsvinden, wat invloed zou kunnen hebben op de oppervlakte van de beheereenheden. Eiser mocht erop vertrouwen dat als hij voor 15 oktober 2011 geen nieuwe beslissing ontving, het subsidiebedrag van € 21.986,73 definitief zou zijn. De rechtbank oordeelt dat aan eiser geen informatie is verstrekt over mogelijke wijzigingen na deze datum, waardoor het besluit van 17 juni 2011 op 15 oktober 2011 definitief is geworden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft aangetoond dat eiser tijdig op de hoogte is gesteld van mogelijke geometrische correcties. De rechtbank concludeert dat de verplichting van verweerder om het bedrag terug te vorderen, niet ten koste mag gaan van het vertrouwensbeginsel van eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het besluit van 7 november 2011, waarbij verweerder een bedrag van € 2.043,09 terugvorderde van eiser. Tevens wordt verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 156,- aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank op 22 augustus 2013.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 12/2604

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 augustus 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en

het College van Gedeputeerde Staten, verweerder

(gemachtigde: mr. C.E.B. Haazen).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2010 heeft verweerder eisers aanvraag voor subsidie voor het Subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer (SNL) gedeeltelijk goedgekeurd. Tegen dit besluit heeft eiser geen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 juni 2011 heeft verweerder aan eiser subsidie toegekend voor een bedrag van € 21.986,73. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 7 november 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder dit besluit gewijzigd en aan eiser subsidie toegekend voor een bedrag van € 19.943,64. Verweerder heeft van eiser een bedrag van € 2.043,09 teruggevorderd.
Bij besluit van 20 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard. Als gevolg hiervan heeft eiser alsnog recht op € 117,34 bovenop het bij het primaire besluit toegekende bedrag. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2013. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft bij brief van 29 maart 2013 met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek heropend en vragen gesteld aan verweerder. Verweerder en eiser hebben nadere standpunten ingenomen. Partijen hebben nadien de rechtbank toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen op het beroep.

Overwegingen

1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt voor 1 januari 2013.
2.
Allereerst is ambtshalve de vraag aan de orde of eiser terecht ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar, nu het door hem gemaakte bezwaar tegen het primaire besluit van 7 november 2011 door verweerder is ontvangen op 22 december 2011. De termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is, met inachtneming van artikel 6:7 van de Awb in samenhang met de artikelen 6:8, eerste lid, en 3:41, eerste lid, van de Awb, zes weken met ingang van de dag na toezending van het besluit. Deze termijn ving aan op 8 november 2011, zodat de laatste dag voor het indienen van bezwaar 19 december 2011 was. Blijkens het poststempel op de envelop heeft eiser het bezwaar op 19 december 2011 ter post bezorgd. Artikel 6:9, tweede lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het bezwaar, bij verzending per post, voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Het bezwaarschrift van eiser is ontvangen op 22 december 2011, zodat verweerder eiser terecht in zijn bezwaar heeft ontvangen.
3.
Het geschil gaat om de hoogte van de SNL-subsidie. Kort samengevat heeft eiser aangevoerd het niet eens te zijn met de in het bestreden besluit gehanteerde oppervlaktes op grond waarvan de betaling heeft plaatsgevonden. Eiser heeft ter onderbouwing verwezen naar de metingen die door de heer [A] van de Algemene inspectiedienst (AID) op 23 juni 2011 zijn gedaan. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de subsidiabele oppervlaktes geregeld wisselen en hij is van mening dat hij op de overheid moet kunnen vertrouwen.
4.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de oppervlaktes die de AID heeft vastgesteld, ten onrechte tevens de oppervlaktes bevatten van de op het perceel gelegen randenpakketten. Verweerder volgt daarom niet die meting voor het vaststellen van de oppervlaktes van het collectief beheer. Verweerder heeft de nieuwe kaartlaag het Agrarisch Areaal Nederland (AAN) naar aanleiding van het bezwaar van eiser ambtshalve opnieuw beoordeeld. Verweerder heeft de geconstateerde oppervlaktes in het bestreden besluit opgenomen. Aangezien de door eiser opgegeven oppervlaktes uit het betaalverzoek niet (volledig) zijn geconstateerd, acht verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond.
5.
Ter zitting heeft de rechtbank verweerder – in het kader van het door eiser gedane beroep op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel – de inhoud voorgehouden van de bijlage bij het besluit van 17 juni 2011. Hierin staat het volgende vermeld:

“Belangrijke informatie over betaalbeslissing SNL

(…)
Er bestaat nog een mogelijkheid dat er geometrische correcties worden doorgevoerd, waardoor de oppervlakte van de beheereenheden kan veranderen. Verandert er iets voor u dan krijgt u voor 15 oktober een nieuwe beslissing van ons (herbeschikking). Geld dat u te veel heeft ontvangen, moet u in dat geval terugbetalen. Verandert er niets dan verandert de huidige beslissing niet. U krijgt in dat geval geen bericht.”
Eiser heeft gesteld dat hij van verweerder geen bericht heeft ontvangen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat aan eiser persoonlijk een brief is gestuurd, waarin is gezegd dat er na 15 oktober 2011 nog wijzigingen zouden kunnen plaatsvinden. De rechtbank heeft bij brief van 29 maart 2013 het onderzoek heropend. Verweerder is verzocht stukken te verstrekken waaruit blijkt dat eiser door verweerder persoonlijk is geïnformeerd over de mogelijkheid dat na 15 oktober 2011 nog een geometrische correctie zou kunnen plaatsvinden als bedoeld in de bijlage bij het besluit van 17 juni 2011.
6.
Verweerder heeft hierop gereageerd bij brief van 15 april 2013. De rechtbank stelt naar aanleiding hiervan vast dat aan eiser niet een brief is gestuurd waarin is gezegd dat er na 15 oktober 2011 nog wijzigingen zouden kunnen plaatsvinden. De brief van 1 juli 2013, waar verweerder in zijn brief van 15 april 2013 naar verwijst, kan niet als zodanig gelden, nu daarin niet staat dat na 15 oktober 2011 nog een geometrische correctie zou kunnen plaatsvinden als bedoeld in de bijlage bij het besluit van 17 juni 2011.
7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser aan de bijlage bij het besluit van 17 juni 2011 - waar boven staat “
Belangrijke informatie over betaalbeslissing SNL” - het vertrouwen mogen ontlenen dat als hij voor 15 oktober 2011 geen nieuwe beslissing betreffende geometrische correcties zou hebben ontvangen hij recht zou hebben op het in het besluit van 17 juni 2011 genoemde subsidiebedrag van € 21.986,73. De tekst is ondubbelzinnig en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit van 17 juni 2011 op 15 oktober 2011 definitief geworden. Dat aan verweerder op grond van artikel 80, eerste lid, van Verordening (EG) Nr. 1122/2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (Verordening 1122/2009) dwingendrechtelijk is voorgeschreven dat bij onverschuldigde betaling de landbouwer het betrokken bedrag terugbetaalt, maakt dit niet anders. Dit artikel legt verweerder een verplichting op tegenover de Europese instantie. Deze verplichting heeft niet tot gevolg dat eiser zich in het kader van de besluitvorming door verweerder niet kan beroepen op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. De eventuele Europeesrechtelijke financiële gevolgen van het niet nakomen van zijn verplichtingen komen derhalve voor rekening en risico van verweerder.
8.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het besluit van 7 november 2011 wordt herroepen.
9.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 7 november 2011;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,- aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. van Wezel, voorzitter, en mr. R.J. Praamstra en mr. J. Schukking, leden, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2013.
Bij afwezigheid van mr. Y. van Wezel
ondertekend door mr. J. Schukking
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).